Matthijs De Ridder
‘Het nieuwe culturele jaar is begonnen en heeft heel wat te bieden’
Zo veel mijlpalen, zo veel jubilea: het nieuwe culturele jaar is begonnen voor Matthijs De Ridder.
Tom Lanoye wordt zestig, Jean-Michel Jarre wordt zeventig en Leonard Bernstein zou honderd geworden zijn, ware het niet dat hij het dirigeerstokje in 1990 definitief heeft doorgegeven. Maar ook zijn verjaardag wordt de komende maanden groots gevierd. En dan is er nog de barok. Die is nooit gestorven als we de curatoren van het Antwerpse barokjaar mogen geloven, maar de barok vierde zijn hoogtepunt wel in de achttiende eeuw, vandaar wellicht dat 2018 is gekozen als jaar waarin de erfenis en de blijvende invloed ervan wordt gevierd.
Zo veel mijlpalen, zo veel jubilea… Dat kan maar één ding betekenen: het nieuwe culturele jaar is begonnen.
Het nieuwe culturele jaar is begonnen en heeft heel wat te bieden.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik de Cultuurmarkt, het officiële startschot van het nieuwe culturele seizoen, de laatste jaren heb overgeslagen. Het is moeilijk uit te leggen waarom. Laten we het erop houden dat ik gewoon niet wil deugen als consument. Dit jaar raakte ik echter verzeild op de Uitmarkt in Amsterdam, waar het enthousiaste publiek met te veel applaus (want tussen de bewegingen van klassieke composities in) of juist te weinig (bij jazz hoef je niet het einde van het nummer af te wachten om je waardering voor een solo te uiten) liet merken er zin in te hebben.
Ik ook. Hoppend van het ene naar het volgende optreden, begon ik zowaar een rudimentair talent voor consumentisme te ontwikkelen. Avondje lachen bij De Gestampte Meisjes? Ja, hoor. Afreizen naar de donkere clubs waar dit nieuwe jazzkwartet loos gaat? Uiteraard. Ballet? Volgaarne! Rubens, de musical? Och, als we toch bezig zijn… Een krantenwijk nemen om dit allemaal te bekostigen? Misschien wel het beste, ja.
Totdat het podium werd klaargemaakt voor Sigiswald Kuijken, de meester van de oude muziek, voor wie elk jaar een barokjaar is en die ook komend seizoen met en zonder zijn La Petite Bande her en der te zien valt. Hij legde uit waarom hij de solo-cellosuite #6 van Johann Sebastian Bach op zijn schoudercello ging spelen. Niet om moeilijk te doen, zei hij. Uit de bronnen valt op te maken dat een cello in de tijd van Bach een uit de kluiten gewassen viool was die met een band om de nek werd gehangen en op de arm werd bespeeld. ‘Het is wat het is,’ concludeerde Kuijken, zich verdedigend tegen blikken die hem al jaren ongelovig aankijken. En vooral: ‘Het is niet wat het niet is.’
In gedachten schrapte ik Rubens, de musical weer van mijn lijstje en nam me voor toch vooral op zoek te gaan naar kunst die me niet probeert te verkopen wat ze niet is.
In de zomermaanden ontfermt schrijver Matthijs de Ridder zich over de cultuurcolumn. Hij schreef onder meer De eeuw van Charlie Chaplin.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier