Het laatste interview met Wilfried Martens: ‘Mensen denken dat ik een koude vis ben’
In mei van dit jaar had Knack een gesprek met Wilfried Martens over de naderende dood, het geloof, maar ook over Bart De Wever en vriendschap in de politiek. Het bleek zijn laatste interview.
Hun liefde stond lang op ‘pauze’ maar nu genieten ze met grote tederheid van elkaar: Wilfried Martens en Miet Smet. Twee ministers van staat, maar ook twee mensen in de herfst hun leven. Een gesprek over de naderende dood, hun geloof, maar ook over Bart De Wever en vriendschap in de politiek. ‘Wilfriedje, de vraag ging over uw kinderen, niet over de staatshervorming.’
Een steile slingerweg leidt de heuvelflank op naar het vakantiehuis van het echtpaar Smet-Martens in het Franse Apt. Een zuiders landschap met kersenbomen, ceders, olijven en lavendel spreidt zich uit. Miet Smet heeft een grote, glamoureuze zonnebril op wanneer ze ons verwelkomt. Ze heeft een koket sjaaltje om haar hals geknoopt. ‘Wilfried zit binnen, achter de computer’, zegt ze terwijl ze ons ferm de hand schudt. Dan laconiek: ‘Waar zou hij anders zijn? Hij is altijd aan het werk. Zelfs hier.’
Ze geeft een korte rondleiding door de bescheiden villa. Zelfs de slaapkamerdeur zwaait ze open. ‘Dit is ons paradijs’, zegt ze, met pretlichtjes in de ogen. ‘Maar nu slapen we even apart. We zijn hier tenslotte om uit te rusten van ons trouwfeest.’ Smet gooit een vette knipoog onze richting uit. ‘Wilfried zegt altijd tegen de mensen: “We hebben een huisje in de Provence.” (met nadruk) Een huis-je! Ik ben altijd geaffronteerd als hij dat zegt, want ik heb dat hier gekocht voor we samen waren.’ Een statige stem weerklinkt om de hoek. ‘Geaffronteerd? Wil je een mooier huis, poes?’ ‘Ja, Wilfriedje, ik ben geaffronteerd als je dat zegt. Want het is hier mooi, hè zeg.’ Haar kwaadheid is gespeeld. ‘We zijn vijf jaar getrouwd en we maken al vijf jaar ruzie.’ Haar ogen lachen. Ze slaat haar arm om zijn magere schouders en trekt zijn te groot geworden trui recht.
Terwijl zij de lunch op tafel zet, leidt hij ons rond in de tuin (die zij onderhoudt). Hij vertelt over zijn ambitieuze plannen. ‘We hebben hier twee fietsen gekocht, elektrische weliswaar, maar toch. Ze staan bij de fietsenmaker beneden in het dorp, die houdt ze voor ons bij. We maken vaak tochtjes in de streek, maar ik zoek al maandenlang een weg om tot helemaal hierboven te raken. Ik denk dat ik hem eindelijk gevonden heb.’
Bij een lichte broodmaaltijd vertellen de twee ministers van staat over hun dag. 27 april 2013. Toen trouwden ze voor de kerk in Daknam, een gehucht van haar thuisstad Lokeren. ‘Het was een ontroerend moment’, zegt Smet. ‘Zeer zeker.’ Ze toont haar trouwring, die al vijf jaar om haar vinger zit – sinds hun burgerlijke huwelijk in 2008. ‘We hebben geen nieuwe gekocht. De mijne heeft drie diamantjes, die van Wilfried is zonder.’ Waarom wilden ze per se voor de kerk trouwen? Smet: ‘Omdat we allebei gelovig zijn. Omdat de gelegenheid er was. Omdat Wilfried wat gezondheidsproblemen had. Hij wou dat absoluut. En ik heb meteen ja gezegd.’ Martens pruttelt tegen: ‘Dat heeft toch niets met mijn gezondheid te maken.’ Smet: ‘Maar toch wel, poesje. Jij ontkent dat altijd, maar zo is het wel. Jij haalt kracht en troost uit het geloof.’ Martens: ‘Voor mij was ons huwelijk onvolkomen als het niet religieus werd.’
Smet: ‘Het leuke van dat kerkelijke huwelijk was ook dat we nu ook alle vrienden en familieleden konden uitnodigen. Vijf jaar geleden kon dat niet. Toen hebben we onze trouw geheim gehouden omdat het anders niet te doen zou zijn geweest met de media-aandacht.’ Martens glundert: ‘De vrienden die we uitgenodigd hadden, waren er ook allemaal. Zonder uitzondering.’ Smet: ‘We hebben lang getwijfeld of we de hele Vlaamse regering moesten uitnodigen. Maar dan zou het een politieke trouw geweest zijn en dat wilden we niet.’ Martens somt op: ‘Jean-Luc Dehaene was er, Yves Leterme, Wivina Demeester, Paul De Keersmaeker, Stefaan De Clerck, mijn kabinetschef, Fons Verplaetse, Jacques van Ypersele.’ Smet: ‘En Wouter Beke en Pieter De Crem. Die laatste belt altijd als er iets met Wilfried scheelt. De mensen denken dat dat een ambetanterik is, maar Pieter is zo’n humane gast. Hij is de enige van de regering die altijd belt. Vorig jaar nog, in juli, toen Wilfried onwel geworden was tijdens het zwemmen in Sorento.’ Martens: ‘Premier Di Rupo heeft toen ook gebeld. En de koning.’ Smet: ‘Maar ik bedoel van onze ministers, hè.’
Nooit meer alleen
Ze hebben er een intens jaar op zitten. Een jaar van groot geluk, maar ook van doktersbezoeken en ziekenhuisverblijven. In november kreeg Miet Smet een nieuwe knie. ‘Ik zou iedereen afraden om dat te doen als het niet echt nodig is. Pijnlijk dat dat was, pijnlijk.’ Zijn appelflauwte tijdens het zwemmen in Sorento bleek uiteindelijk veel minder onschuldig dan eerst gedacht. Martens: ‘Dokters hebben toen meteen mijn hart onderzocht. Ik heb al dertig jaar een kunsthartklep, maar het zag er schitterend uit. Ik dacht dat alles daarmee voorbij was, maar mijn cardioloog maakte zich toch zorgen, omdat ik zo fel vermagerd was.’ Smet: ‘Ik had het hem gezegd: Wilfriedje, je wordt veel te mager. Straks weeg je minder dan ik. Dat klopt niet.’
Er werd een ernstige vorm van suikerziekte vastgesteld. De oud-premier moest begin januari 2013 onder het mes, voor een operatie aan het spijsverteringsstelsel. Een maandenlange revalidatie volgde. Martens: ‘Sindsdien volg ik een dieet: veel lightproducten, weinig suiker. En ik moet vier keer per dag insuline inspuiten. Dat is niet erg. Ik heb niet het gevoel dat ik nu plots een patiënt ben geworden. Ik neem al dertig jaar bloedverdunnende middelen voor mijn hart. Om de drie maanden word ik daarvoor gecontroleerd. Dat is even delicaat als mijn suikerziekte nu, en het heeft me nooit belet om een zeer actief leven te leiden.’
En hoe ziet zij dat? Weegt de oude dag op haar? Smet: ‘Weet je waar ik mee bezig ben? Dat de tijd die rest korter wordt. Als je ouder wordt, heb je er veel zien passeren. We zijn in die fase van ons leven dat we alle dagen naar de doodsberichten in de krant kijken. Dat deed ik vroeger niet. Je rekent snel: de leeftijd, vanaf de geboortedatum. Maar ik heb tegen mezelf gezegd: “Miet, nu is het gedaan, je kijkt er niet meer naar.”‘ Is ze bang dat ze hem vanwege zijn gezondheid snel zal moeten afgeven? ‘Tja, hij is 77, ik 70… Laten we hopen dat ons nog tien jaar gegeven is. Ik ben blij met iedere dag die we krijgen.’ Martens: ‘Als ik ’s nachts goed slaap en ’s ochtends fris opsta, ben ik content. Want je moet dat meemaken! Een hartoperatie is een technische zaak, maar dit is toch iets anders. Maar ik voel me iedere dag sterker worden. Ik leid weer alle vergaderingen.’ Smet: ‘Ja ja, vandaag ben je zeer goed, Wilfried, maar dat is niet alle dagen zo.’
Ze laat hem ook niet graag meer alleen, zegt ze. ‘Ik ben voorzitter van Awepa, een internationale organisatie die parlementsleden in Afrika ondersteunt. Daarvoor reis ik veel, maar ik blijf toch nooit langer weg twee, drie dagen weg. Ik vlieg naar Afrika, teken de contracten en kom terug naar hem. Ik ben bezorgd. En hij is ook niet graag alleen.’ Martens heeft de bijsluiter van zijn medicijnen aandachtig gelezen. ‘Daarin staat een zeer eigenaardige maar belangrijke passage: “Vertel aan al uw familieleden en vrienden dat u zich inspuit met insuline.” Waarom staat dat er? Als je insulinewaarden te laag zijn, heb je hypoglykemie. Dat kan zeer gevaarlijk zijn, dodelijk zelfs. Dan is het maar beter dat er iemand in de buurt is.’
De wonderjaren
Hun liefde heeft lang op ‘pauze’ gestaan. Ze ontmoetten elkaar in het fameuze Wonderbureau van de CVP-jongeren, eind jaren zestig. Smet grapt: ‘Dat is pas zo gaan heten toen ik erbij kwam.’ Martens (plechtstatig): ‘Daar zijn we soulmates geworden. De sociale leer van de katholieke kerk opende voor ons een zeer radicaal perspectief. We deelden de opvatting dat de samenleving onvolkomen en onvolmaakt is als ze mensen opzijzet. Van dan af hebben Miet en ik ons ingezet voor het bonum commune, zoals dat heet.’ In de jaren zeventig en lang daarna deden geruchten de ronde dat ze een relatie zouden hebben gehad. Zij was staatssecretaris in regeringen die hij leidde. Ze hebben altijd van elkaar gehouden, zeggen ze nu. Martens: ‘Ik heb Miet altijd graag gezien. Houden van betekent dat je je in iemand herkent. Die herkenning is het fundament van de liefde. Ik heb me al vroeg in Miet herkend. In mijn liefdesleven is dat uitzonderlijk, de herkenning was er niet met anderen.’ Smet: ‘Maar we hebben elkaar ook heel lang niet gezien.’
Smet verwijst naar een onzalige en veelbesproken episode uit hun politieke carrières. In 1999 duidde de partij haar – en niet hem – aan als lijsttrekker bij de Europese verkiezingen. Dat was zeer tegen zijn zin. Smet: ‘Wilfried wou de tweede plaats niet na mij. Hij wou zelfs niet op mij stemmen.’ Martens: ‘Dat was niet vanwege u. Dat ik die eerste plaats niet kreeg, was een wraakactie binnen de partij.’ Smet: ‘Het resultaat was in elk geval dat we elkaar daarna tien jaar niet gezien of gesproken hebben.’ Martens: ‘Nee, poes. Ik was toen voor de tweede keer getrouwd. Toen ik Ilse (Schouteden, zijn vroegere kabinetsmedewerkster, nvdr.) leerde kennen en met haar trouwde, ontstond er automatisch een vacuüm tussen ons.’
Martens schreef zelf de homilie voor zijn huwelijksmis in het kleine kerkje van Daknam. Daarin ging hij die pijnlijke episode niet uit de weg. Hij verwoordde het zo: ‘Miet en ik hebben jaren van verwijdering en eenzaamheid gekend. Eens wij vrij waren, hebben we de afzondering doorbroken.’ Smet: ‘Begin 2008 – hij was toen een jaar gescheiden – kwam hij luisteren toen ik een voordracht gaf in de Senaat. Ik zag hem in de zaal zitten en dacht: “Allez, Wilfried!” Ik ben eventjes naar hem toegegaan. We hebben telefoonnummers uitgewisseld. Hij heeft me daarna opgebeld en we hebben elkaar direct weer gevonden.’ Martens: ‘Ik had dat eerder moeten doen. Ik was alleen, maar ik heb maandenlang geaarzeld.’ Smet, grappend: ‘Omdat hij bang was om afgewezen te worden, natuurlijk!’ Had het haar dan ook niet erg gekwetst toen hij na dertig jaar huwelijk van zijn eerste vrouw scheidde en hertrouwde, niet met haar maar met zijn jonge medewerkster? Smet: ‘Wat kan ik daar nu over zeggen? Het was zijn keuze. En hij heeft er drie mooie kinderen aan overgehouden. Dus nu is hij content. Nu heeft hij het allemaal.’ Smet en Martens kijken elkaar aan. Een luide lach stijgt op. Voor rancune of spijt om gemiste kansen is er nu geen tijd meer.
Die ‘drie mooie kinderen’ zijn Simon van twaalf en de tweeling Sophie en Sarah van zestien. Martens heeft ook twee kinderen uit zijn eerste huwelijk, Kris en Anne, en twee kleinkinderen van zestien en achttien. Viel het haar, die nooit eerder getrouwd was, mee om op haar 65e plusmoeder van jonge kinderen te worden? ‘Het is soms wel zwaar op mijn leeftijd, maar ik zie de kinderen zeer graag. Vorig jaar in augustus had ik er hier vijf op bezoek, want ze brengen natuurlijk ook nog vriendjes mee. Simon komt hier niet om met zijn zussen te spelen, hè. En de tweeling, die zijn wat uitgekeken op elkaar en brengen ook een vriendinnetje mee. Dit jaar komen de meisjes maar een weekje in de zomer. Om te bruinen. Voor de rest is er hier voor hen niet veel te doen. Zij willen uitgaan, jongens zien, zich laten bewonderen.’
Is hij nu een andere vader dan toen? Martens: ‘Ik heb nu meer tijd voor mijn kinderen. Het werd me vroeger door sommigen kwalijk genomen dat ik volledig gefixeerd was op mijn werk. Er zijn er die zeggen dat ze alles vergeten als ze thuiskomen… Ik kon dat niet. Integendeel. Ik was de klok rond met politiek bezig.’ Kan hij het nu meer loslaten? ‘Mijn engagement laat me nu meer ruimte. Mijn mandaat is nu veel stabieler. Je loopt niet iedere week het risico dat een verklaring of een interview of ik weet niet wat alles onderuithaalt. Bijvoorbeeld: ik leid een vergadering met vijftien ministers en partijleiders…’ Smet onderbreekt hem: ‘Poes, het gaat over uw kinderen.’ Hij (geïrriteerd): ‘Wat?’ Zij: ‘Het gaat over uw kinderen.’ Hij (onverstoorbaar): ‘Ik kan steunen op een lange traditie en ervaring…’ Ze onderbreekt hem opnieuw: ‘Wilfried is meer bezig met de politiek dan met zijn kinderen.’ Hij: ‘Nee, nee, daar gaat het niet over…’ Zij: ‘Allez poes, toe. Jij bent bezig met de politiek.’ Hij: ‘Zullen we nu naar het restaurant vertrekken?’
En dan is het koers
De avond is gevallen, het is flink afgekoeld. Er is een tafel voor ons gereserveerd in Domaine des Andéols, een prachtig restaurant-gastenverblijf-wellnesscenter in Saint-Saturnin-lés-Apt. ‘Er zijn weinig goeie restaurants in de omgeving’, zegt Martens, terwijl hij aandachtig het menu bestudeert. ‘Poes,’ zegt zij, ‘ze hebben zeebaars in een korst van zout. Dat heb je toch zo graag.’ Ze streelt zijn arm. ‘Ja maar, voor twee personen staat erbij’, zegt hij. ‘Dan doe ik met je mee. Ik eet dat ook graag.’
Ze heeft hem een groot cadeau gedaan ter gelegenheid van hun huwelijk, vertelt ze terwijl ze van een glas champagne nipt. ‘Ik ga mijn herenhuis in Lokeren verkopen. Wilfried wil graag in een appartement wonen, alles op één verdieping.’ Martens: ‘Mijn schoonzoon, de partner van Anne, is chirurg. Hij heeft het me onlangs nog gezegd: als oude mensen van de trap vallen, is het er na een paar maanden mee gedaan.’ En wat krijgt zij van hem? Smet: ‘Een wellnessweekend in Le Touquet. Vroeger ging ik daar dikwijls naartoe met vriendinnen. Sinds ik getrouwd ben, ben ik er maar één keer geweest. Samen met hem.’
Wat hij zo in haar bewondert, willen we weten. ‘Politiek gezien: haar enorme durf. Ze heeft zich niet weggestoken. Miet nam altijd initiatief. Daar moet je het karakter voor hebben. Ik ben veel pessimistischer dan zij. Zij is optimistisch en extravert. Ik ben introvert. De enorme kracht die van haar uitgaat… Ik herinner me de opmerkingen van oudere collega’s in het parlement toen Miet haar strijd begon voor de emancipatie van de vrouw. Je moet dat allemaal verdragen en de moed hebben om door te gaan. Nu is Miet een icoon.’
En wat bewondert zij in hem? Smet: ‘Het omgekeerde: zijn terughoudendheid, zijn gereserveerdheid. Het feit dat hij nooit mensen kwetst. Dat doe je nooit, hè Wilfriedje. Dat hij niet materieel aangelegd is. Dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt, ook ten opzichte van zijn kinderen. Hij heeft een groot plichtsbewustzijn, soms overdreven groot. Zelfs hier zit hij van zeven uur ’s ochtends aan zijn computer.’ Martens: ‘Niet altijd!’ Smet: ‘Allez, kwart over zeven… En in de namiddag is het koers. Wilfried is een wielerfanaat. En ik ben een koersweduwe. Van ’s ochtends vroeg zit hij te wachten tot de koers begint.’ Martens heeft een twinkeling in de ogen: ‘Ik doe dat om toeristische redenen, hè. Om het landschap te zien.’
Dank aan Torfs
Smet gaat nog even door over de man van haar leven. ‘Wilfried is een zeer passionele mens. Dat beseft de buitenwereld niet. Van mij denkt iedereen dat ik passioneel en emotioneel ben, maar hij is dat ook. De perceptie van hem is verkeerd.’ Martens: ‘Mensen denken dat ik een koude vis ben. Maar het is zoals Rik Torfs heeft geschreven: wie kent mij? Waarom vellen mensen een oordeel zonder mij te kennen? Hoe is dat mogelijk?’
Een paar dagen na de huwelijksmis verscheen in De Standaard een column van kerkjurist Rik Torfs. Daarin verdedigde hij de keuze van de oud-premier om na drie burgerlijke huwelijken opnieuw voor de kerk te trouwen. Torfs haalde brieven van lezers aan die zich erover hadden beklaagd dat de kerk geen moraal meer heeft. Immers: ‘Wie te vaak of te ernstig zondigde, zou het recht een kerkelijk huwelijk te sluiten moeten verliezen’, had iemand geschreven.
De column heeft bij de oud-premier een gevoelige snaar geraakt. Hij dist een blaadje op uit zijn zak waarop hij met de hand hele passages eruit heeft overgeschreven. Hij declameert de woorden van Torfs: ‘Wat weten wij eigenlijk over Wilfried Martens? Over wat hem drijft, wat hij denkt, hoe hij voelt? Zelfs als hij tegenover zijn eerste vrouw tekortschoot, is het best mogelijk dat hij berouw toonde en vergiffenis kreeg. Daar weten we niets over. Dus kunnen we er niet over oordelen.’
Wilfried Martens verheft zijn stem: ‘Weten de mensen waarom mijn eerste vrouw, Lieve, en ik in onderlinge toestemming zijn gescheiden? Nee. Een echtscheiding is een schipbreuk. Dat is heel erg, en de verantwoordelijkheid ervoor ligt dikwijls bij beide partijen. De slachtoffers zijn zeer vaak de kinderen. Ik meen te mogen zeggen dat ik voor mijn kinderen uit mijn eerste huwelijk alles gedaan heb, ook financieel en materieel, wat mogelijk was. Ik ben zeer onthecht geweest. En zo doe ik het ook voor mijn jongste kinderen. Wat weten de mensen daarover? Wat is dat voor een samenleving die zich daarmee bemoeit? Het respect voor het familiale en persoonlijke leven is een fundamenteel mensenrecht. Het Frans heeft daar een mooie uitdrukking voor: c’est l’intimité de la vie privée. Als Torfs hier inderdaad brieven over krijgt, dan vind ik dat een verrechtsing van de samenleving. Ik sta daarvan te kijken. Ik had nooit kunnen geloven dat Vlaanderen zo’n samenleving zou worden.’ Smet: ‘Onverdraagzaamheid, populisme, nationalisme: het uit zich op veel gebieden.’
Concurrentie is eigen rangen
Daarmee is het gesprek bij de politiek beland. ‘Ik ben geen nationalist,’ zegt Smet, ‘en ik zal dat ook nooit worden. Als je zoals ik een stuk van de wereld gezien hebt, wordt je eigen volk – hoe belangrijk dat ook is – zo relatief. Ik kan niet opgaan in één aspect van mijn persoon. Ik kan van de plek waar ik geboren ben niet de finaliteit van mijn bestaan maken.’ Martens: ‘Ik ben overtuigd flamingant, altijd geweest, maar ik ben tegen het separatisme. Ik ben voor een federaal België, en dat wordt nu verstoten.’
Wat denkt het echtpaar van het succes van de N-VA en Bart De Wever? Smet wendt geïrriteerd het hoofd af. Martens: ‘Ik heb nog nooit een diepgaand gesprek met hem gehad. Dat zou ik wel willen. Ik heb er toch een belangrijke rol in gespeeld dat er vandaag een Vlaamse regering en een Vlaams parlement is. Ik heb dat gecreëerd.’ Smet: ‘Bart De Wever is de verzoenende figuur die de partij samenhoudt. Als hij zich duidelijk zou uitspreken voor separatisme – wat het partijprogramma wel zegt, maar wat Bart De Wever angstvallig vermijdt -, wat zou er dan gebeuren met zijn partij?’
Is de N-VA een gevaar voor de toekomst van ons land, waar ze tijdens hun lange loopbanen – samen zijn ze goed voor tachtig jaar politiek – hard aan hebben gebouwd? Smet: ‘Gevaar vind ik een moeilijke term, maar ik vind dat die partij tekortdoet aan de Vlamingen. Ze maakt van ons een type volk waar ik niet van houd: nationalistisch, populistisch, ultrarechts.’ Martens: ‘De periode van de Kleinstaaterei is sowieso voorbij. We zitten in een Europese context. Onze landen, de natiestaten, zijn opgenomen in een historisch proces. Dat kan nog altijd mislukken, en dan ziet de toekomst van de komende generaties er erg triestig uit. Onderschat de enorme crisis die we nu in Europa meemaken niet. Dat bekommert mij veel meer dan wat er in Vlaanderen aan het gebeuren is. Als wij hier in België een figuur van splitsingen creëren, dan verliezen we wel iedere vorm van geloofwaardigheid binnen Europa. We zijn het feitelijke centrum van de Unie. Ons land moet het prototype zijn van een Europa waar verschillende culturen, talen en tradities behouden worden, maar tegelijk opgaan in een gemeenschappelijk project. Ik heb de staatshervorming altijd vanuit dat perspectief gezien.’
Omkijkend: is er in de politiek plaats voor echte vriendschap? Martens: ‘Absoluut, maar dikwijls met mensen van andere partijen. Willy Claes is een vriend van mij. Hugo Schiltz was een vriend. Zijn levenseinde heb ik dramatisch beleefd. Ik had in een interview gezegd dat ik hem als een goeie vriend beschouwde. Hij had dat gelezen, samen met zijn vrouw, in de wachtkamer bij de dokter. Hij was daar zo door aangedaan dat hij me een brief heeft geschreven om te vertellen dat hij terminaal ziek was. Ik heb daarna nog verscheidene keren geprobeerd om hem te zien, maar dat is niet gelukt, omdat zijn behandelingsregime zo streng was.’ Er valt een stilte. ‘Herman De Croo beschouw ik ook als een goeie vriend.’ Smet: ‘In je eigen partij ben je concurrenten. Dat moet je kunnen overstijgen om vriendschap te voelen. Vaak komt de vriendschap ook pas na een aantal jaren, als de concurrentiestrijd vermindert.’
Een slotvraag nog: Wilfried Martens is al meer dan twintig jaar voorzitter van de Europese Volkspartij, de grootste politieke fractie in het Europees Parlement. Miet Smet is onder andere bij Awepa nog erg actief. Andere zeventigers genieten al lang van hun pensioen. Denken ze niet aan stoppen? Smet: ‘Jaja, het is tijd dat Wilfried ermee ophoudt. Dat is de afspraak.’ Martens bevestigt: ‘Ik ga stoppen. Op het einde van mijn mandaat als EVP-voorzitter, dat is theoretisch in 2015. Ik ga nog de Europese verkiezingen in 2014 doen. Dat is gezien de crisis de moeilijkste job die ik me kan indenken in mijn hele politieke leven, maar ik ga het doen want ik heb me geëngageerd. Daarna hou ik ermee op.’ Stopt zij dan ook? Smet knipoogt: ‘Dat weet ik nog niet. Ik moet hem nog een paar keer meenemen naar Afrika, hè.’ En wat als de carrière erop zit? Wacht dan het zwarte gat? Smet: ‘Nee hoor. Dan gaan we er zijn voor elkaar. Wilfriedje, jij gaat dan schrijven, hè?’ Martens: ‘Lezen. En schrijven. Een boek dat een mengeling van fictie en realiteit zal zijn.’ Smet: ‘Plus: we zitten nog met Simon, hè poeske. Dat manneke is twaalf jaar. Die zit nu in zijn eerste jaar humaniora. Die moeten we zeker nog voor zes jaar begeleiden.’
Het is iets over tienen. Het diner zit erop. Het echtpaar loopt gearmd de nacht in, stevig in elkaar geklonken. Ze zoeken houvast bij elkaar. Op de achtergrond zingen de krekels.
Ilse Degryse en Michel Vandersmissen, Knack 15 mei 2013
Wilfried Martens overleden
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier