Gert Peersman
‘Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bedrijven de tak afzagen waar ze zelf op zitten?’
‘Het is belangrijk dat we de olifant uit de kamer kunnen verdrijven, en toch nog de vruchten plukken van het beleid’, schrijft econoom Gert Peersman. Hij antwoordt op de reacties van het VBO en Voka op zijn analyse van de economische resultaten van de regering-Michel.
De reacties van VOKA en VBO op mijn studie over de zwakke macro-economische prestaties en jobcreatie tijdens de voorbije regeerperiode zijn zeer verschillend. Bart Van Craeynest (VOKA) betreurt de zwakke prestaties, concludeert dat de regering Michel heel wat kansen liet liggen om structurele hervormingen te doen en roept politieke partijen op om er in de volgende regeerperiode werk van te maken. Edward Roosens (VBO) trekt daarentegen bepaalde resultaten in twijfel of interpreteert ze op een alternatieve manier, en looft het gros van de economische prestaties tijdens de regeerperiode.
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bedrijven de tak afzagen waar ze zelf op zitten?
De cijfers waar Roosens zich vragen bij stelt heb ik gecontroleerd en kan ik alleen maar herhalen. Ondanks onze lagere initiële werkzaamheidsgraad, zijn er in ons land minder banen gecreëerd dan in de buurlanden, en volgens de modellen die ik gebruikt heb minder dan er normaal hadden moeten bijkomen door de internationale conjunctuur en het loonmatigingsbeleid van de regering: zowel bij bedrijven als de totale jobcreatie. Het aantal laaggeschoolde jobs is volgens Eurostat zelfs gedaald. Enkel het aantal zelfstandigen is bij ons meer gestegen (waardoor het totale plaatje van de privésector beter oogt).
De investeringen zijn inderdaad toegenomen, doch minder dan het Europese gemiddelde. Qua economische groei en vooruitgang van de werkzaamheidsgraad staan we respectievelijk 27ste en 26ste op 30 Europese landen. Voor de exportcijfers en loonkostenevolutie kunnen we wel een goed rapport voorleggen. Misschien zullen we de vruchten van het beleid pas op langere termijn ondervinden, zoals Ivan Van de Cloot terecht opmerkt, maar daar kunnen we vandaag toch niet tevreden mee zijn en al pluimen voor op de hoed steken?
Roosens argumenteert dat er andere studies zijn die vinden dat het beleid meer dan 80.000 extra banen heeft gecreëerd. Hij ziet echter over het hoofd dat al die studies niet becijferen hoeveel jobs er effectief zijn bijgekomen door het beleid, maar een voorspelling maken van het aantal jobs die er zouden moeten bijkomen op basis van de gemiddelde reactie van bedrijven op loonkostenwijzigingen in het verleden. Het is niet omdat het gemiddeld zonnig was in juli, dat dit de komende zomer ook zo zal zijn. Bovendien zijn de voorspellingen gebaseerd op symmetrie, wat een vertekend beeld kan geven: ook (en voornamelijk) jobs die in het verleden verdwenen door stijgende loonkosten worden namelijk gebruikt om te voorspellen hoeveel banen er zouden moeten bijkomen indien loonkosten dalen. Bij btw-wijzigingen weten we bijvoorbeeld dat bedrijven in praktijk niet symmetrisch reageren.
Een plausibele verklaring voor de gebrekkige jobcreatie en povere macro-economische prestaties meer algemeen is volgens mij het feit dat de consumptieprijzen bij ons ruim 3 procent meer zijn gestegen dan in de buurlanden, ondanks het feit dat de loonkosten (en importprijzen) bij ons minder zijn gestegen. Het komt er bijgevolg op neer dat de bedrijven de daling in loonkosten in vergelijking met de buurlanden gemiddeld niet hebben doorgerekend in de prijzen. Dat is nochtans een cruciaal mechanisme in alle macro-economische modellen en de schattingen die zich baseren op het verleden voor het voorspellen van de jobcreatie. Door de lagere loonkosten deels door te rekenen in de prijzen zullen binnenlandse en buitenlandse consumenten immers meer Belgische goederen en diensten kopen, waardoor bedrijven meer werknemers nodig hebben om die te produceren. Enkel exportbedrijven hebben dit gedaan, waardoor de export wel goed heeft gepresteerd. Maar gemiddeld is dat dus niet gebeurd, en dat is wat telt voor de jobcreatie.
Doordat prijzen niet dalen, maar stijgen in vergelijking met de buurlanden, krijgen we zelfs het omgekeerde effect: consumenten hebben daardoor minder koopkracht en zullen minder Belgische goederen en diensten kopen (en meer buitenlandse), waardoor Belgische bedrijven ook minder werknemers nodig hebben in vergelijking met het buitenland. Deze donderwolk heeft waarschijnlijk de mooie zomer verpest.
Bij hogere prijzen en lagere groei in vergelijking met de buurlanden weten we ook dat de belangrijkste oorzaak van de lagere groeicijfers de aanbodzijde van de economie is (enkel verschuiving van aanbodcurve kan dit verklaren): volgens mijn onderzoek een te lage productiviteitsgroei en een te geringe jobcreatie door de prijsstijgingen en een slecht functionerende arbeidsmarkt. Als toeristen door de terroristische aanslagen wegblijven, zou dat met dalende horecaprijzen moeten gepaard gaan (daling van vraag), maar het omgekeerde is gebeurd: doordat horecaprijzen veel meer gestegen zijn dan in de buurlanden, zijn de toeristen weggebleven. De rigide arbeidstijdsregeling voor avond- en weekendwerk die Roosens naar voor schuift als stoorzender kan dan weer wel hebben bijgedragen tot minder productiviteitswinsten (en dus hogere prijzen) dan de buurlanden.
Persoonlijk vind ik trouwens niet dat je een regering die jobs wil creëren kan verwijten dat bedrijven de lagere loonkosten niet doorgerekend hebben in de prijzen zoals in het verleden. Mea culpa: ik heb zelf ook regelmatig voor loonlastenverlagingen voor bedrijven gepleit op basis van de talrijke beschikbare studies, maar zag ook de olifant in de kamer niet staan die het feestje zou verstoren. Het is nu belangrijk om goed te begrijpen hoe die olifant de kamer is binnengekomen en terug te verdrijven zodat we alsnog de vruchten van het beleid kunnen plukken.
Dat geldt ook voor de bedrijven zelf. Door de lagere loonkosten en hogere prijzen, zijn de brutowinsten per eenheid product weliswaar 5% meer gestegen dan het Europese gemiddelde, maar door de negatieve impact op het BBP (minder omzet voor alle bedrijven) en de macro-economische prijsstijging die dit veroorzaakt, zijn de reële “totale” winsten zelfs niet eens meer gestegen dan het Europese gemiddelde. Indien je in een slecht functionerende markt als enige de prijzen niet zou laten stijgen, dan deel je in de macro-economische nadelen, en heb je nauwelijks voordelen. Niemand wordt hier bijgevolg beter van en individuele bedrijven kunnen dit niet verhelpen. Ik kan dan ook alleen maar hopen dat het VBO dit probleem inziet en mee de olifant probeert te verdrijven. Om VBO-jargon te gebruiken: het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bedrijven de tak afzagen waar ze zelf op zitten?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier