Marc Leemans
‘Het is tijd voor een echte herstelregering: vijf werven waar de onderhandelaars zich over moeten buigen’
‘Na vijf jaar onder een zelfverklaarde herstelregering moet er heel veel puin geruimd worden’, schrijft ACV-voorzitter Marc Leemans. Hij ziet vijf belangrijke werven voor de volgende regering.
Al maanden krijgen we te horen dat een federale regering pas kan gevormd worden als de regionale regeringen er zijn. Die klus is ondertussen bijna geklaard, het is enkel nog wachten op de Vlaamse regering.En daarna zou het dus sneller gaan. Of dat zou in ieder geval toch moeten. Want na vijf jaar onder een zelfverklaarde herstelregering moet er heel veel puin geruimd worden. Een geluk bij zoveel ongeluk: federaal is een voortzetting van de Zweedse regering onmogelijk. Dat opent perspectieven voor de vijf grote werven waarover de regeringsonderhandelaars voor een nieuwe regering zich zullen moeten buigen.
1. De rekening
Een van de grootste beloftes bij het aantreden van de Zweedse regering in 2014 was dat ze de begroting in evenwicht zouden brengen. Ze deden het omgekeerde. De taks shift/cut, de bijdragenvermindering, de verlaging van de vennootschapsbelasting, doodgeboren fiscale maatregelen zoals de kaaimantaks en de speculatietaks en een zeer gewillige fiscale rulingcommissie zorgden samen voor en enorme budgettaire krater. 12 miljard tekort.
Het is tijd voor een echte herstelregering: vijf werven waar de onderhandelaars zich over moeten buigen.
Dat enorme gat moet vooral een hefboom zijn voor fiscale rechtvaardigheid waarbij iedereen eindelijk zijn deel levert. Wie er met een loon van 2.000 euro bruto 100 euro bij krijgt, die houdt daarvan amper 18 euro over. Dat is een fiscale aanslag van 82%. Dit is geen natuurwet. Dit is een politieke keuze. En die kan en moet worden omgedraaid. Voer eindelijk dat vermogenskadaster en een de meerwaardebelasting in. Zodat inkomen uit een nanoseconde speculatie evenveel belast wordt als inkomen uit jaren transpiratie. Want een euro is een euro. Hoe je die ook verdient.
2. Werken moet opnieuw meer lonen
De mannen en vrouwen die zich elke dag keihard inzetten voor hun boterham, voor die van hun baas én voor die van de aandeelhouders zorgen voor de welvaart en welzijn. Hun inzet moet beter lonen. Met centraal, verantwoordelijk en vrij loonoverleg tussen sociale partners. Bovenop de automatische indexering. En met behoud van loonbarema’s. Dus: zonder bemoeienis van de politiek die met hulp van patronale adviseurs een loonwet vol sjoemelsoftware hebben gemaakt.
Collectieve en vrije loononderhandelingen zijn cruciaal om welvaart te verdelen. Dat hoor je ondertussen in alle (internationale) economische cenakels. Net zoals de noodkreten omdat dat niet meer lukt. Ook België is in dat bedje ziek. Daarom moet de loonnormwet aangepast worden. We zijn voor een goede monitoring van onze concurrentiepositie, maar dan op een correcte manier. Met in achtneming van alle factoren. En zonder dwingende, maximale loonmarge. Er moet een indicatieve loonnorm komen. Een richtinggevende aanbeveling. Waar sectoren kunnen van afwijken. Rechts is daar trouwens zeer hypocriet over: voor toplonen van ceo’s is het nooit genoeg. Voor de kleinste lonen geldt wel een dwingende loonnorm. Voor de allerlaagste lonen moet er een bijkomende inspanning geleverd worden. Na de eerste verbetering met 1,1%, willen we 100 euro per maand extra.
3. Werken om te leven. En niet omgekeerd
Kwaliteit van werk wordt steeds belangrijker. De negatieve impact van de citroenloopbanen wordt steeds duidelijker wordt. Mensen zijn geen machines die je steeds sneller en langer kan doen draaien. Daarom moet er eindelijk een echt (einde)loopbaandebat komen. Tegelijk moeten we het ook hebben over de verhoging van de productiviteit. Internationaal slabakt die en volgens de OESO in België nog meer dan elders. We moeten dus zoeken naar een intelligente manier om productiviteit te verhogen zonder werkbaarheid te doen dalen. Omgekeerd zelfs: een stijging van productiviteit en werkbaarheid gaan idealiter samen. Dat kan. Door bijvoorbeeld ons falen inzake levenslang leren uit de wereld te helpen. Zoals de OESO vraagt.
4. Sociale zekerheid
We dragen allen stevig bij tot de sociale zekerheid. Het is goed dat onze samenleving iemand die ziek is, oud is of zijn werk verloor niet alleen met zijn lot achter laat. Maar dat sociaal contract is uitgehold omdat de bescherming steeds minder afdoend wordt. Het gat wordt ingevuld door privéverzekeringen voor wie het zich kan veroorloven. Die evolutie dreigt nog te versnellen. Vanaf 2021 loopt het tekort op van meer dan 4 miljard tot 6 miljard. De bedrijfswereld en rechterzijde gebruiken dat nu voor een nieuwe besparingslitanie. Zowel Bart De Wever als Alexander De Croo waren er al duidelijk over: starve the beauty.
Alsof er niet eerst en meest een probleem is aan de inkomstenzijde. Dat laatste is vooral de ‘verdienste’ van de regering Michel met een financiële drooglegging door verlaagde sociale bijdragen. Door het invoeren van allerhande jobs zonder bijdragen of zonder de normale bijdragen. Door de indexsprong op lonen die maakt dat de bijdragebasis achterop blijft. Door allerlei netto-systemen. Door het onbelast bijverdienen tot 6.250 euro, onze eigen binnenlandse variant van sociale dumping.
De inkomsten aan de sociale zekerheid moeten dus weer omhoog. Naar de mogelijkheden hiervoor hoeft u niet ver te zoeken (zie bovenstaande alinea). Trouwens, zoals professor Gert Peersman aantoonde: de verlaging van sociale bijdragen heeft niet geleid tot meer jobs -amper 30.000 in plaats van 230.000- maar wel tot meer bedrijfswinst. De bedrijfswereld heeft zelf de taks shift van Michel verraden.
5. Klimaatverhitting tegengaan
De rechtse partijen zijn er in geslaagd de jonge klimaatactivisten de wind uit de zeilen te nemen, door de kiezers de stuipen op het lijf te jagen met de kost van de klimaatmaatregelen. Dat is niet iets om trots op te zijn. Eerder beschamend. Omdat wij allemaal maar al te goed weten dat de kost van niets doen op termijn veel groter wordt. We ontsnappen niet aan een debat over de zware budgettaire en milieukost van alle fiscale en parafiscale voordelen voor salariswagens en tankkaarten en hoe we dat kunnen verschuiven naar investeringen in spoor en bus. Ik roep de collega’s sociale partners op om te werken met een mooie kers op de taart: geef iedereen voor woon-werkverkeer recht op de fietsvergoeding.
Maar we gaan ook niet in de val van de rechterzijde en de klimaatontkenners vallen door het hele debat daarop te gaan concentreren, om het draagvlak voor klimaatbeleid bewust te ondermijnen. Alle sectoren zullen hun bijdrage moeten leveren, meer dan nu. Geen enkele sector kan zich nog verschuilen achter het nepargument dat de sector maar instaat voor een klein beetje van de vervuiling. Zo komen we er nooit.
Marc Leemans is voorzitter van de christelijke ACV.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier