Jeroen Wijnendaele
‘Het is bittere ironie dat universiteiten als geen ander aan kennisvernietiging doen’
‘2816 doctorandi. 1427 postdoctorale onderzoekers. Amper 50 vacatures voor vaste docentschappen.’ Talentvolle jonge onderzoekers kijken op tegen een schier onoverwinbare muur van jobonzekerheid. Tachtig onderzoekers onderschrijven een oproep om de academische trajecten te hertekenen.
2816 doctorandi. 1427 postdoctorale onderzoekers. Amper 50 vacatures voor vaste docentschappen. Met deze bikkelharde cijfers van het academiejaar 2016-17 confronteerde de Postdoc Community van Universiteit Gent vorig semester haar nieuwe leden. Het is een momentopname van een op hol geslagen systeem dat van toepassing is op alle Vlaamse universiteiten, waarbij een jonge generatie onderzoekers als nooit tevoren onder druk wordt gezet en de maatschappij meer kosten dan baten oplevert. Wij – jonge onderzoekers – roepen daarom op tot een grondige hervorming van het academisch beleid.
Het is bittere ironie dat universiteiten als geen ander aan kennisvernietiging doen
We recapituleren: De afgelopen week schreven respectievelijk Jan Dumolyn (UGent- ACOD), Niels Hens en Lieve Van Hoof (de Jonge Academie), Wouter Duyck (UGent), Koen Schoors (UGent) en Patrick Loobuyck (UA) opiniestukken over de alarmerende toestand aan Vlaamse Universiteiten. Er kwam zelfs een debat in het veelbekeken televisieprogramma De Afspraak. Kort samengevat: professoren zijn gereduceerd tot hypercompetitieve fondsenwervers, die hun dagen spenderen aan het verkrijgen van financieringsmiddelen die hun vakgroepen in de kijker kunnen werken.
Daarbij gaat veel tijd verloren: bij het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek) is er soms tot slechts 13% kans om een project daadwerkelijk gefinancierd te krijgen. Het gevolg is dat wetenschappers nauwelijks tijd overhouden voor fundamenteel onderzoek. In de plaats daarvan kannibaliseert men het bestaande onderzoek en route: resultaten worden over meerdere publicaties verdeeld om het academisch CV op te poetsen en om de kans te vergroten om financiering te krijgen in een systeem dat bijwijlen veel weg heeft van een loterij. Er zijn namelijk zodanig veel uitstekende voorstellen dat het vanaf een bepaald niveau amper nog mogelijk is te oordelen wie precies uit de boot moet vallen.
Desondanks hebben alle voornoemde participanten in het debat één voordeel dat wij niet hebben: (relatieve) jobzekerheid.
Aan alle Vlaamse universiteiten helpen dagelijks postdoctorale onderzoekers mee om hun vakgroepen staande te houden. Na het succesvol afronden van hun doctoraat hebben zij een zogenaamde postdoctorale positie behaald, die het mogelijk maakt om gedurende enkele jaren nieuw onderzoek te verrichten. Enerzijds moet aangestipt worden dat niet alleen vanuit internationaal, maar ook lokaal perspectief, dit zeer mooie functies zijn. Men wordt enkele jaren uitstekend verloond met tal van andere jobvoordelen. Maar daar staat anderzijds ook een zware kostprijs tegenover.
In theorie worden postdocs aangesteld om een drietal jaar onderzoek te doen naar een nieuw project. In de praktijk doceren quasi alle postdocs diverse vakken, begeleiden ze mee doctoraten en masterthesissen, helpen ze mee projecten aan te vragen, vervullen ze diverse administratieve functies en trachten ze zoveel mogelijk wetenschappelijke artikels te publiceren. Wie hoopt in de academische wereld werkzaam te kunnen blijven, zit in een tang om in een periode van typisch drie jaar zoveel mogelijk te publiceren (vaak op basis van afgerond doctoraal onderzoek), nieuw onderzoek te doen en ondertussen ook reeds het volgende project voor te bereiden. Waar professoren zulke zaken continu doen, moeten postdocs alles ‘uitpersen’ in drie jaar. Voor universiteiten zijn postdocs de kippen met de gouden eieren, die een paar jaar gehouden moeten worden om ze daarna achter te laten.
Voor universiteiten zijn postdocs de kippen met de gouden eieren, die een paar jaar gehouden moeten worden om ze daarna achter te laten.
Postdoctorale onderzoekers moeten het onderste uit de kan halen om een waterkansje te krijgen in een systeem waar er vaak honderden kandidaten zijn voor een van de zeldzame vaste posities die vrijkomen. De harde realiteit is dan ook dat het merendeel van de onderzoekers niet aan een Vlaamse universiteit kan blijven. Hoewel iedereen die erin slaagt tot postdoctoraal niveau door te stromen automatisch blijk geeft van zelfstandig projectbeheer, presentatie- en communicatievaardigheden en grondige dossierverwerking, blijft de reguliere Vlaamse arbeidsmarkt vaak sceptisch staan tegenover sollicitaties van mensen met postdoctorale ervaring, vaak omwille van sterk verouderde ivorentorenpercepties). Hoewel universiteiten en diverse organisaties, zoals de eerder vermelde Post-Doc Community, de laatste jaren veel vooruitgang geboekt hebben op dit vlak is er nog steeds een lange weg te gaan. Bovendien laat deze concurrentiestrijd ook sporen na bij de gezondheid van jonge onderzoekers.
Uit een rapport van Katia Levecque blijkt dat een op drie doctorandi mentale welzijnsproblemen riskeert. Sterker nog: wie doctoreert had bijna 2,5 keer meer kans op mentale welzijnsproblemen dan hoogopgeleide mensen die een niet-academische functie uitoefenen. Depressie en burn-out zijn schering en inslag aan het worden. Cijfers over het mentale welzijn bij postdoctorale onderzoekers zijn er nog niet, maar gezien de extra druk op hen zou het een illusie zijn dat het hier beter gaat.
De problematiek wordt bovendien nog aangescherpt vanuit sociaal perspectief. Het systeem vraagt vaak en vereist soms uitdrukkelijk internationale ervaring, waarbij men meerdere maanden tot jaren actief is aan een buitenlandse universiteit. Dit zet extra druk op relaties en familiale verbanden van de postdocs, die meestal tussen de 25 en de 35 jaar oud zijn en dikwijls proberen een gezin draaiende te houden. Ook hier geldt: wie man en ongebonden is heeft meer kans te gedijen in dit Darwiniaans klimaat. Jonge moeders zullen proportioneel gezien het minste kans krijgen om door te stoten naar een vast docentschap. Anno 2018 kunnen we dit niet meer tolereren.
Alles hangt uiteindelijk vast aan dezelfde perverse logica: universiteiten worden financieel beloond door zoveel mogelijk doctoraten en publicaties af te leveren. De afgelopen vijftien jaar zijn er in Vlaanderen tot zes keer meer kansen om te doctoreren ontstaan, met als gevolg dat meer mensen dan ooit academisch klaargestoomd worden, om uiteindelijk weer buiten te stromen. Wie bereid is de meeste offers te brengen, tot in het absurde te presteren, en potentieel zichzelf te laten exploiteren, geraakt er uiteindelijk – maar tegen welke prijs? De rest valt uit de boot. Het risico is dan ook reëel dat niet noodzakelijk het meest getalenteerde intellect aan de slag blijft, of überhaupt verkiest mee te draaien in dit systeem, maar zij die het meest kunnen incasseren.
Het is bittere ironie dat universiteiten, die in Europa al een klein millennium pioniers zijn in grensverleggende verwezenlijkingen die onze maatschappij ten goede komen, als geen ander aan kennisvernietiging doen in de 21ste eeuw. Men investeert massaal in jonge onderzoekers, die als postdocs drie tot zes jaar lang vaak baanbrekend werk leveren, om uiteindelijk niet de tijd te krijgen om de opgebouwde expertise voldoende te valoriseren waardoor ze uiteindelijk verloren gaat. Dit systeem is niet alleen absurd, het is gewoon funest en er moet een grondige herziening komen – te beginnen met de financieringsmechanismes. Wij kunnen ons enkel aansluiten bij eerdere oproepen aan de nieuwe generatie rectoren om het huidige flessenhalssysteem af te bouwen en te investeren in een grotere gelijkschakeling voor zij die werkzaam willen blijven aan Vlaamse universiteiten, door een duidelijker traject voor jonge academici aan te bieden. De wetenschap staat voor tal van uitdagingen in de 21ste eeuw om onze wereld en mensen vooruit te helpen. Maar dat zal niet lukken door haar eigen mensen eerst kapot te laten concurreren.
Jeroen Wijnendaele is postdoctoraal onderzoeker van het FWO (vakgroep geschiedenis, universiteit Gent). Hij stelde deze tekst in eigen naam op en in samenspraak met de ondertekenaars.
Dit stuk werd mee ondertekend door de volgende 79 postdocs uit alle vijf de Vlaamse universiteiten (en enkele internationale), werkzaam in de alfa-, bèta- en gammawetenschappen:
Dr. Koen Aerts , Dr. Luce Beeckmans, Dr. Mieke Bleyen, Dr. Henny Blomme, Dr. Bart Braem, Dr. Senne Braem, Dr. Marlies Casier, Dr. Geert Castryck, Dr. Tim Christiaens, Dr. Giselle Corradi, Dr. Hanne Cottyn, Dr. Jeroen Cuvelier, Dr. Jolien D’aes, Dr. Stijn De Cauwer, Dr. Frederik De Grove, Dr. Maïka De Keyzer, Dr. Esther De Loof, Dr. Wieke de Neef, Dr. Heidi Deneweth, Dr. Roel De Ridder, Dr. Sander De Ridder, Dr. Maarten De Schryver, Dr. Kobe Desender, Dr. Brecht De Smet, Dr. Ralf De Wolf, Dr. Laurens Dhaenens, Dr. Hans Dierckx, Dr. Torsten Feys, Dr Mairead Foody, Dr. Wouter Gheyle, Dr. Jurgen Goossens, Dr. Piraye Hac?güzeller, Dr. Maarten Haspeslagh, Dr. Andy Hilkens, Dr. Diana Hendrickx, Dr. Kristof Hoorelbeke, Dr. P. A. Kerkhof, Dr. Pauline Ketelaars, Dr. Laurens Lavrysen, Dr. Esther Le Mair, Dr. Elise Lesage, Dr. Micol Long, Dr. Igor Marchetti, Dr. Sadi Maréchal, Dr. Gillian Mattisse, Dr. Ciara McEnteggart, Dr. Michiel Meeusen, Dr. Nadia Molenaers, Dr. Stylianos Moshonas , Dr. Olga Petintseva, Dr. Violette Pouillard, Dr. Maxime Poulain, Dr. James R. Schmidt, Dr. Hendrik Schoukens, Dr. Massimiliano Simons, Dr. Tjamke Snijders, Dr. Devi Taelman, Dr. Steven Thiry, Dr. Jetze Touber, Dr. Jan Trachet, Dr. César A. Urbina-Blanco, Dr. Jelle Van Cauwenberg, Dr. Joris Vandendriessche, Dr. Dieter Vandenheuvel, Dr. Jim van der Meulen, Dr. Liesbeth Van de Vijver, Dr. Klaas Van Gelder, Dr. Leni Van Goidsenhoven, Dr. Wendy Van Lippevelde, Dr. Eline Van Onacker, Dr. Sarah Van Ruyskensvelde, Dr. Vince Van Thienen, Dr. Jan Vanvelk, Dr. Sarah Vercruysse, Dr. Berenice Verhelst, Dr. Kristof Vermote, Dr. Sigrid Vertommen, Dr. Sofie Waebens, Dr. Claudia Wittig
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier