Het geld en de Belgen
Er is haast niemand in ons land die zich géén zorgen maakt over zijn spaargeld. We beseffen donders goed dat de inflatie ons spaarboekje uitholt. Maar aan alternatieven durven we niet meer te denken.
Zelden leveren enquêtes zulke uitgesproken resultaten op als die welke Roularta uitvoerde in opdracht van Centea/Landbouwkrediet. Van de bijna 3500 deelnemers zijn niet minder dan 8,7 op de 10 bezorgd over wat de economische crisis met hun spaargeld doet. Bijna 9 op de 10 beseffen dat een verwachte inflatie van 2,9 procent en een basisrente op spaarboekjes van minder dan 1 procent betekent dat het spaargeld koopkracht verliest en 8,5 op de 10 zijn dan ook ontevreden met hun spaaropbrengsten. Maar slechts 2 op de 10 zijn van plan om een alternatief te zoeken: de grote meerderheid vindt dat er weinig of geen andere mogelijkheden zijn of bekent te weinig verstand te hebben van sparen en beleggen.
Belgen staan bekend als een sparend volkje. Van de deelnemers beweert slechts 16 procent nooit te sparen; Franstaligen (21) geven dat meer toe dan Nederlandstaligen (14). Als ze sparen, kunnen de Vlamingen trouwens ook een groter bedrag opzijzetten. De helft van de studenten spaart minder dan 50 euro per maand; van de kaderleden legt 1 op de 3 meer dan 500 euro per maand opzij. Maar, in vergelijking met een jaar geleden, zegt 64 procent vandaag minder te sparen. Alleen de jongste deelnemers (jonger dan 35) sparen nu meer dan vorig jaar.
Waarom mensen sparen, is doorgaans niet zo duidelijk afgelijnd; slechts een minderheid spaart voor een specifiek project. Zo’n 9 op de 10 noemen redenen die goed samengevat kunnen worden als ‘een appeltje voor de dorst’, zoals het aanleggen van reserves voor slechtere tijden, of dat sparen een veilig gevoel geeft. Vrouwen leggen veel nadruk op dat veiligheidsgevoel; jongeren sparen vaker om vastgoed te kopen en ouderen vaker voor hun kinderen.
Dat ze het niet (meer) voor de rente doen, is duidelijk: bijna 85 procent is niet tevreden met wat het spaargeld tegenwoordig opbrengt. De ontevredenheid loopt op met de leeftijd, maar ook bij de groep -35 is nog steeds 75 procent ontevreden.
Inflatie Als de enquête uitdrukkelijk vraagt of men zich ervan bewust is dat geld op spaarboekjes momenteel aan koopkracht inboet, aangezien de basisrente onder de 1 procent ligt en de inflatie volgens het Planbureau tot 2,9 procent zal oplopen, antwoordt liefst 88 procent bevestigend. Weliswaar met belangrijke verschillen: mannen blijken dat beter te weten dan vrouwen (resp. 93 en 84 procent) en 55-plussers zijn zich er meer van bewust dan -35-jarigen (resp. 93 en 72 procent). Onder de beroepsgroepen zijn kaderleden (95 procent) hierover het best geïnformeerd.
In het licht van dat ruime besef is het antwoord op de vraag of ze ‘daar iets aan gaan doen’ des te pijnlijker. De helft van de respondenten ziet gewoon ‘weinig of geen’ andere mogelijkheden, en 3 op de 10 erkennen te weinig over sparen en beleggen te weten om naar iets anders te kunnen uitwijken; dat gebrek aan kennis speelt vooral de jongeren parten. Slechts 1 op de 5 respondenten koestert duidelijke plannen om met zijn spaargeld betere oorden op te zoeken; in dat verband wordt dan vooral gekeken naar vastgoed, en in tweede orde ook naar beleggen.
Staatsbons ziet driekwart van de respondenten niet (meer) zitten, maar het geld onder de matras stoppen is voor de meesten ook geen optie (hoewel 1,7 procent dat toch doet en liefst 6 procent beweert, of dreigt, om dat te gaan doen). Ondanks de ontgoocheling over de opbrengsten blijft het spaarboekje voor de overgrote meerderheid (78 procent) de belangrijkste optie, slechts op grote afstand gevolgd door beleggingsfondsen (36 procent) en beleggingen in aandelen (26 procent). Opmerkelijk in deze context is ook de reactie op de vraag: ‘Hebt u geld van de bank gehaald omdat u geen vertrouwen meer hebt in uw bank?’ Net geen 10 procent antwoordt bevestigend. Liefst 77 procent van de respondenten behoudt wel het vertrouwen in zijn bank.
Overigens geeft een derde van de respondenten aan geen beleggingen te doen; bij de jongeren loopt dat op tot 4 op de 10 en bij de respondenten die via Centea/LBK gerekruteerd werden is het aantal niet-beleggers beperkt tot 17 procent. Ook over de resultaten van hun beleggingen tonen de deelnemers zich niet bijster tevreden, maar de cijfers liggen toch een stuk anders dan die over hun spaarboekje: bijna een kwart is toch tevreden; 41 procent is dat niet en een relatief grote groep (8,6 procent) weet gewoon niet wat te denken.
Besparingen
De enquête laat er ook geen twijfel over bestaan dat de crisis ons mentaal begint te raken en ons leefpatroon beïnvloedt. In de stelling ‘door de economische crisis maak ik me zorgen over mijn spaargeld’ kan liefst 87,5 procent van de respondenten zich vinden. Bij de 55-plussers loopt de instemming op tot 92 procent, maar ook van de jongste respondenten maakt driekwart zich zorgen.
En die zorgen leiden ook tot actie. Zo’n 60 procent geeft aan de voorbije maanden bespaard te hebben op uitgaven, vanwege de crisis. Vrouwen (65 procent) gaan sneller over tot besparingen dan mannen (55 procent). De horeca is het eerste slachtoffer: liefst 70 procent (van wie zegt te besparen) schroeft de uitgaven voor restaurantbezoek terug. Daarnaast komen kleding (voor 55 procent van de respondenten) en vakantie (50 procent) het meest in aanmerking.
In de besparingsdrift vallen nog interessante nuances op te merken. Zo blijken Franstaligen uitgesproken meer heil te zien in besparen op vrije tijd en hobby’s (49 procent) of geschenkjes (38 procent) dan Nederlandstaligen (resp. 38 en 32 procent). Vrouwen denken dan weer eerder aan kleding (64 procent) dan mannen (43 procent). En voor de oudste deelnemers ligt besparen op energie dubbel zoveel voor de hand als voor de jongsten (resp. 40 en 23 procent). Een algemene vraag naar de impact die de economische crisis heeft ‘voor u persoonlijk’ leert dat 69 procent voorzichtiger is met uitgaven; een kwart zegt overgeschakeld te zijn op minder dure merken (vrouwen iets meer). Met andere woorden: die restaurantbezoeken en kledingaankopen zijn niet allemaal afgeschaft, maar we gaan met z’n allen wel meer naar Aldi en Lidl.
Voor de volledigheid: van de deelnemers aan de enquête was 37 procent bediende of ambtenaar, 29 procent gepensioneerd en 8 procent zelfstandig of vrij beroep. Arbeiders, huisvrouwen, studenten en werkzoekenden waren in de steekproef samen goed voor 13 procent. In de groep die via de opdrachtgever gerekruteerd werd, waren Nederlandstaligen wat sterker vertegenwoordigd dan in de Belgische bevolking.
Luc Baltussen
De Belgen en hun geld
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier