Het conflict tussen N-VA en De Standaard: ‘Bart De Wever is Guy Verhofstadt in het kwadraat’
Bart De Wever had al vaak kritiek op De Standaard, maar zo scherp als in zijn laatste aanval was de N-VA-voorzitter nog nooit. Voor het eerst geeft de geviseerde journalist, Bart Brinckman, tekst en uitleg bij het conflict tussen de grootste partij en de belangrijkste krant van het land. ‘En zeggen dat ik als peuter nog paardje heb gereden op de knie van papa De Wever.’
Soms volstaat een klein gaslek voor een fikse brand. Een niet eens zo scherp artikel in De Standaard over een conflict tussen de Antwerpse burgemeester Bart De Wever en justitieminister Koen Geens (CD&V) – titel: ‘Waarom zowel Geens als De Wever gelijk heeft’ – was vorige week de aanleiding voor een woedende tekst op de N-VA-website. Daarin pakte Bart De Wever zowel de krant als journalist Bart Brinckman met naam en toenaam aan: ‘Wie de voormalige kwaliteitskrant De Standaard regelmatig leest – wat ik helaas niemand nog kan aanbevelen – zal vastgesteld hebben dat de heer Bart Brinckman van deze krant een vrijgeleide heeft om een persoonlijke vendetta te voeren jegens mij.’
Waarop Karel Verhoeven, hoofdredacteur van De Standaard, zich verplicht zag tot een vlijmscherp wederwoord onder de titel ‘Neen, mijnheer De Wever, die toer gaan we niet op’: ‘Dat De Wever met scherp schiet op één journalist, op wiens opzijzetten hij de voorbije jaren al verschillende keren per mail heeft aangedrongen, is tekenend. Intimidatie is niet het juiste woord. Het gaat om pestgedrag.’
Nu is Bart Brinckman bepaald geen joch dat zich, op de speelplaats die de Wetstraat soms is, zomaar in de hoek laat drummen. Ondergetekende kent Bart Brinckman al langer (tussen 1992 en 1997 werkten we samen op de politieke redactie van De Morgen) en weet uit ervaring dat hij niet te beroerd is om de confrontatie aan te gaan. Brinckman kan incasseren en durft ook klappen uit te delen. Een scherp portret van de Antwerpse socialist Marcel Colla (Brinckmans titel: ‘De graaf van de Lakborslei’) deed al in de late jaren negentig de redactietelefoon trillen – een verontwaardigde Colla keek niet op een decibel meer of minder. Ook Brinckman herinnert het zich nog. Met een brede grijns: ‘Colla was héél boos voor een paar venijnige opmerkingen in dat stuk. Maar hij was dan ook een kleurrijk figuur.’
Desnoods sturen N-VA’ers hun klachten naar uitgever Thomas Leysen. Hoe hoger, hoe beter
Toch is de jongste escalatie met Bart De Wever du jamais vu – toch in Vlaanderen, waar het de gewoonte is om na een fikse ruzie op zijn minst een poging te ondernemen om de zaken onder vier ogen uit te praten.
Bart Brinckman:(zucht) Wij hebben al meer mails gekregen van De Wever. Vroeger kreeg ik die, nu stuurt hij ze rechtstreeks naar opiniërend hoofdredacteur Bart Sturtewagen.
De N-VA-voorzitter maakt er meteen ‘chefsache’ van.
Brinckman: Je ziet dat wel meer bij de N-VA’ers. Desnoods sturen ze hun klachten naar uitgever Thomas Leysen. Hoe hoger, hoe beter.
De laatste keer dat De Wever een vlammende mail heeft gestuurd, was na de publicatie van een portret van Tom Meeuws, sinds vorig jaar de nieuwe voorzitter van de Antwerpse SP.A. Daarin had ik opgemerkt dat hij en Meeuws een paar onverwachte zaken gemeen hadden, bijvoorbeeld dat hun zonen samen trompet speelden in de muziekschool. De Wever verweet me dat ik daarmee de veiligheid van zijn gezin in gevaar had gebracht. Je kunt die opmerking van me ongelukkig noemen, maar ze was speels bedoeld. Zeker als je ziet wat andere kranten over de familie De Wever mogen brengen, vond ik zijn woede onbegrijpelijk.
We zijn dus wel wat gewend van De Wever. Maar dit keer is het zeer persoonlijk geworden. En dat terwijl ik hem in mijn artikel over zijn conflict met Koen Geens (over wie verantwoordelijk was voor de ontsnapping van twee criminelen bij hun overbrenging naar de rechtbank in Antwerpen, nvdr.) eigenlijk gelijk had gegeven.
Intussen heeft ook N-VA-minister van Financiën Johan Van Overtveldt u in De Morgen verweten ‘een vendetta’ te voeren tegen Bart De Wever.
Brinckman: Door dat te blijven herhalen, proberen de N-VA’ers een bepaalde perceptie te creëren. Terwijl ik De Wever of zijn entourage zéker niet viseer. Eerder dit jaar heeft De Standaard bijvoorbeeld een portret gebracht van de Antwerpse hoofdcommissaris Serge Muyters: ik heb het niet willen schrijven. Terwijl ik de aangewezen persoon was, alleen al omdat zijn en mijn ouders goed bevriend zijn. Als kind ben ik ooit nog op bezoek geweest in het buitengoed van de familie Muyters in Knokke, Villa Egres – ‘Serge’, maar dan omgekeerd.
Hebt u altijd zulke problemen met Bart De Wever gehad?
Brinckman: Helemaal niet. Toen hij nog een beginnend politicus was, heb ik hem in zijn moeilijkste momenten zelfs geholpen. Nadat Antwerps burgemeester Patrick Janssens (SP.A) in 2007 zijn excuses had aangeboden voor de rol van de politie bij de Jodenrazzia’s tijdens de Tweede Wereldoorlog, had De Wever daar kritiek op. Dat had hij beter niet gedaan: iedereen ging pal achter Janssens staan, de Joodse gemeenschap op kop. Ik heb toen een artikel geschreven om het verschil tussen de historische en de politieke werkelijkheid uit te leggen. De Wevers opmerkingen waren die van een historicus; hij had te laat begrepen dat het in dit geval om een politiek debat ging. Hij heeft mij toen ge-sms’t dat hij het een fijn stuk vond. En hij voegde eraan toe dat hij misschien niet voor de politiek in de wieg was gelegd, omdat hij ten slotte een historicus was.
Vandaag denk ik: hij heeft net zijn metier van historicus opzijgezet. Of beter: hij heeft zijn historische kennis helemaal ten dienste van zijn politieke project gesteld. Als je hem bezig hoort, zit de geschiedenis van Vlaanderen in een dwangmatige richting die wel tot de Vlaamse onafhankelijkheid móét leiden.
Onze relatie is moeilijker geworden vanaf 2010. Bij de federale verkiezingen had Bart De Wever de N-VA dat jaar naar een landslide geleid. U kent het vervolg: de N-VA probeerde samen met de PS een regering te vormen en dat mislukte. In die periode heeft De Standaard de kant gekozen van de partijen die hun nek uitstaken om een nieuwe regeringsvorming te laten slagen. Op de redactie leefde het gevoel: ‘Het is goed geweest.’ We vonden ook dat De Wever een historische kans had gemist. Dat is nog altijd onze overtuiging. Dus kwam er in de kolommen al meer kritiek op de N-VA dan zij gewend waren. Om het even welke coalitie het land bestuurt: de media zijn altijd wat coulanter voor oppositie- dan voor regeringspartijen.
Hebben de media niet te gemakkelijk oren naar een linkse uitleg? Een recente Duitse studie leert dat de meeste journalisten daar eerst uiterst welwillend stonden tegenover Merkels ‘Wir schaffen das’-discours.
Brinckman: In De Standaard proberen we een volledig beeld van de vluchtelingenproblematiek te geven. We stappen niet mee in de polarisering, en het opengrenzenverhaal volgen we evenmin.
Ik kom goed overeen met de staatssecretaris voor Asiel en Migratie. De week van zijn eedaflegging kwam Theo Francken (N-VA) in nauwe schoentjes omdat er ophef was ontstaan over een oud Facebook-comment van hem bij een stuk over migratie van The Economist. Sommigen gebruikten dat om hem als een racist neer te zetten. Ik heb toen een artikel geschreven waarin die beschuldiging werd weerlegd. Ik kan u verzekeren: niet iedereen vond dat fantastisch. Francken zelf heeft het wel naar waarde geschat.
U kent de gevoeligheden ter rechterzijde, want u komt uit een Vlaams-nationalistisch nest.
Brinckman: Bij ons hing op 11 juli altijd de grootste Vlaamse Leeuw uit van de hele buurt: hij wapperde aan het venster van mijn kamer, die aan de straatkant lag. Mijn ouders waren overtuigde aanhangers van Hugo Schiltz (Volksunie) en nadien van Bart De Wever – hoewel dat voor mijn bijna 85-jarige moeder de afgelopen week emotioneel toch niet meer zo gemakkelijk was. Zij komt uit een oerkatholiek Vlaams gezin uit Brugge. Mijn grootvader was een VNV’er die na de oorlog voor de CVP heeft gekozen: het katholicisme woog bij hem nog een tikje meer door dan zijn Vlaams-nationalisme. Mijn moeder werd naar Hemelsdaele gestuurd, dé katholieke school voor meisjes in Brugge. De adel en de bourgeoisie stuurden hun kinderen daar ook heen, waardoor er nog veel Frans gesproken werd. Dat heeft mijn moeder voor het leven getekend.
Bij mijn moeder thuis staat nog een servies, ‘gekocht van nonkel Albert’, omdat die wegens een beroepsverbod wegens collaboratie na de Tweede Wereldoorlog als handelsreiziger aan de kost moest komen, tot de jaren zestig. En dat terwijl die grootoom, Albert De Jonghe, een van de belangrijkste historici van de Tweede Wereldoorlog was. Hij heeft er zelfs een baanbrekend boek over geschreven: Hitler en het politieke lot van België. Hij kende Bruno De Wever, de broer van Bart en toen al een opkomend talent als historicus. En zo ben ook ik erin gerold. Ik studeerde in Gent geschiedenis en mocht mijn thesis maken bij Herman Balthazar. Die deed aan cherry picking onder de betere studenten, en vervolgens begeleidde zijn assistent Bruno De Wever ons bij onze licentiaatsverhandeling. Ook ik heb me in de collaboratie gespecialiseerd, met een onderzoek naar het Rijksarbeidsambt.
Nadien heb ik in de communicatiewetenschappen, ook op aandringen van Bruno De Wever, nog een thesis geschreven over de manier waarop het negationistische discours eind jaren zeventig de kwaliteitsmedia is binnengedrongen. Dat heeft me niet alleen veel geleerd over de negationistische manier van denken, maar ook over de intellectuele gemakzucht van krantenredacties die dachten dat ze dat varkentje wel even zouden wassen. Quod non.
Hoe bent u dan bij De Morgen beland?
Brinckman: Het was de tijd dat de abortuswet het land verdeelde. De Morgen was zowat de draaischijf van het proabortuskamp, en voor dat vrijzinnige kamp was CVP-voorzitter Herman Van Rompuy de antichrist. Wel, tijdens mijn sollicitatiegesprek met adjunct-hoofdredacteur Piet Piryns kreeg ik de vraag: ‘Wat vindt u van Van Rompuy?’ Dat was een ‘aangeefvraag’: hij ging ervan uit dat ik wel wist welk antwoord van me verwacht werd. Ik heb Van Rompuy toen bewierookt als een voorzitter die voor zijn zaak uitkwam, die zijn standpunt goed verwoordde en die voor zijn partij het onderste uit de kan wilde halen.
(grijnst) Ik heb me laten vertellen dat Piryns die avond, op café, nóg niet bekomen was van zijn verbazing: dat een jonge sollicitant dat durfde! Terwijl ik het de normaalste zaak van de wereld vond. Je beoordeelt een politicus op zijn intrinsieke kracht, niet op zijn partijkaart. Daarom heb ik altijd meer respect gehad voor die eenzame Vlaams Belanger dan voor iemand die uit opportunisime gauw naar de N-VA loopt, in de hoop op een mandaat. Dat is toch een beetje het probleem van die partij geworden?
Een journalist met een mening: het ligt steeds moeilijker. De mantra in de kritiek op u luidt: ‘Brinckman mag zijn mening ventileren in de krant, maar dan op de opiniepagina’s – zoals iedereen.’
Brinckman: Mensen die niet in de printmedia werken, beseffen onvoldoende welke ravage het internet en de smartphones bij ons hebben aangericht. Als kranten willen overleven, moeten ze zich aanpassen. Dat kunnen ze niet door de kolommen te vullen met feitelijke berichten van het persagentschap Belga. Die belanden op onze websites, waar ze gratis worden gelezen door iedereen die constant op zijn smartphone checkt of er nog nieuws is. Een modern krantenbericht moet ‘meerwaarde’ hebben. En dus moet je, als journalist, het nieuws duiden, er extra uitleg bij verschaffen en achtergronden aandragen die de lezer nog niet kent. Natuurlijk versmalt de grens tussen berichtgeving en opinievorming dan. En natuurlijk zullen sommige lezers klagen dat het allemaal te opiniërend is. Zeker als een artikel een waarheid vertelt die hen niet zint.
Toen Bart De Wever nog een beginnend politicus was, heb ik hem in zijn moeilijkste momenten zelfs geholpen
Toch loont het de moeite om niet mee te huilen met de wolven in het bos. Twee weken geleden heb ik een artikel geschreven over Geert Versnick (de Open VLD-politicus kwam in het nieuws nadat oppositiepartij Groen naar de pers was gestapt met onreglementaire onkostennota’s, nvdr.). Ik keur niet goed wat hij heeft gedaan, maar ik vond dat ‘de pers’ overdreef in haar kritiek op ‘de graaicultuur’ – we zijn stilaan in een heksenjacht verzeild. Daarop zijn veel goede reacties gekomen, ook uit politieke hoek. Behalve van de partij die het schandaal had aangebracht.
U bent niet het type dat zijn voet terugtrekt. In een feitelijk maar bikkelhard stuk hebt u in maart als eerste het drankprobleem van de Antwerpse N-VA-schepen Ludo Van Campenhout aangekaart.
Brinckman: Wat Van Campenhout overkomt, vind ik een menselijk drama. Maar als hij een socialist was geweest, hadden ze hem al veel langer politiek afgemaakt. De N-VA had zijn functioneringsprobleem al maanden met de mantel der liefde bedekt. Dat veranderde pas toen ik als journalist de woordvoerder van Bart De Wever om een reactie vroeg – als burgemeester is hij verantwoordelijk voor zijn schepenen. Plots werd de toon agressief. En dan denk ik inderdaad: ‘Nu hou ik voet bij stuk.’ Ik heb de feiten op een rij gezet, en dat was inderdaad een ontluisterend verhaal. Dat is niet leuk voor Van Campenhout, een sympathieke man, maar als schepen van Antwerpen en als parlementslid verdient hij evenveel als De Wever: beiden krijgen anderhalve parlementaire wedde. Is het mijn taak dan niet om hem kritisch te benaderen?
Na dat stuk bleef het stil. Ik vermoed dat ze bij de N-VA wel wisten waarom.
Dat was eerder die maand wel anders, na uw portret van Zuhal Demir, N-VA-staatssecretaris voor Gelijke Kansen. Toen was er grote woede om de titel op de voorpagina van De Standaard: ‘Ze is rechtser geworden. Wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien.’ Dat was ook hard, op het beledigende af.
Brinckman: Het was anders een citaat van een N-VA’er, en niet de minste. Eigenlijk wilden we Zuhal Demir interviewen voor DS Weekblad. Dat interview was ons ook toegezegd. Ineens werd het afgebeld: ‘Mevrouw Demir heeft geen tijd.’ Mijn hoofdredacteur drong aan op een portret, en samen met collega Marjan Justaert heb ik daarvoor die week bergen werk verzet. Het leidde tot een stuk waarin ook zaken stonden die de staatssecretaris niet leuk vond.
Alleen stond zij datzelfde weekend tóch in een krant, Het Laatste Nieuws. Daar was de kop: ‘De kinderwens van Zuhal Demir’. Ik heb geen probleem met Het Laatste Nieuws, maar het is natuurlijk geen toeval dat ze een interview in die krant verkoos boven een ondervraging door ons. Want laten we eerlijk zijn: Demirs eerste dagen als staatssecretaris waren niet spetterend.
Wat Ludo Van Campenhout (N-VA) overkomt, is een menselijk drama. Maar als hij een socialist was geweest, hadden ze hem al veel langer politiek afgemaakt
Wanneer bent u een pantser beginnen te dragen tegen de politieke druk?
Brinckman: De eerste keer dat het er echt heavy toeging was met Yves Leterme (CD&V). Zijn eerste grote buitenlandse reis als Vlaams minister-president bracht hem eind 2004 naar China en Singapore. Ik was erbij voor De Standaard. Zowat alles liep toen mis, het was haast aandoenlijk. En het waren allemaal bagatellen, maar: als je ze op een rijtje zette, kreeg je wel een mooi stuk.
Leterme stelde dat niet op prijs. Er waren over die reis wel meer kritische stukken verschenen, en tegen alle journalisten heeft hij staan brullen, maar alleen mij en mijn hoofdredacteur Peter Vandermeersch heeft hij bij zich ontboden, voor een pittig ‘verzoeningsgesprek’. Achteraf zei ik tegen Vandermeersch dat ik best een stap opzij wilde zetten als chef Politiek. Hij vond dat niet nodig. Net zoals Guy Verhofstadt (Open VLD) had Yves Leterme een moeilijke relatie met alle media. Maar Bart De Wever is Verhofstadt én Leterme in het kwadraat.
Soms valt die druk me wel zwaar. De film Road to Perdition start met een magistraal shot van een jongen die tegen de stroom van vertrekkende fabrieksarbeiders in fietst. Met die jongen voel ik me soms verwant. Maar dan herpak ik me en denk ik: het zijn uitdagende tijden voor de schrijvende pers, en daarom moeten we ons best maar doen. Ik hou niet van zeurende journalisten. Bart De Wever heeft het recht om in het openbaar te zeggen wat hij van mij denkt. Ik stel alleen vast: in het openbaar heb ik nooit op dezelfde manier over hem gesproken. Het is de aard van het beestje – ook op partijbesturen en over partijgenoten kan De Wever erg cassant zijn.
Karel Verhoeven vergeleek De Wevers aanpak met die van de Amerikaanse president: ‘Donald Trump illustreert hoe een gewiekst politicus het pesten van nieuwsmedia tot succesvolle strategie kan maken.’
Brinckman: Er is altijd druk vanuit de politiek op journalisten geweest, maar de toon is fel verhard. Ook bij woordvoerders.
Toen Bart De Wever de verkiezingen won in Antwerpen, zei hij in zijn eerste speech: ‘Vanavond is Antwerpen van ons.’ Daarmee heeft hij Patrick Janssens stevig gekwetst. Janssens vond: ‘Verkiezingen zijn als een voetbalwedstrijd: er is een winnaar en een verliezer, maar op het einde wissel je truitjes uit. Er blijft wel wederzijds respect.’ Het respect voor ‘de verliezer’ – in dit geval dus ‘de oppositie’, ‘de socialisten’, de ‘poco’s’ of ‘links’ – is bij de N-VA haast volledig weg.
Ik voeg er meteen aan toe: bij links is er ook veel te weinig respect voor de winnaar van de verkiezingen. Veel te snel vallen woorden als ‘racistisch’ of ‘jaren dertig’. Ik zou het niet trumpiaans noemen, want in de Verenigde Staten gaan ze nog verder. Daar zorgen politici ervoor dat mensen niet meer bij elkaar komen.
Heeft Bart De Wever toch geen ingebakken Trump-trekje? Hij heeft er een punt van gemaakt om Patrick Janssens’ slogan ”t Stad is van iedereen’ te schrappen. ‘Néé’, zei De Wever, ‘niet “van iedereen”.’
Brinckman: Als geëngageerde Antwerpenaar vond ik dat een mooie slogan. Ik hield ook van die Keith Haring-achtige rode ‘A’ als logo. Maar zo snel De Wever kon, was die slogan geschrapt. Nu is er ook een ander logo, een ‘A’ op een zilveren achtergrond. De Wever drijft zijn aversie tegen de socialisten zo ver dat Antwerpen geen rood meer mag gebruiken, terwijl dat de kleur van het stadswapen is. Dat is inderdaad polariseren.
U komt toch niet van Antwerpen maar van Mortsel? Net zoals Bart De Wever.
Brinckman: We zijn zelfs allebei geboren in het oude Sint-Jozefziekenhuis in Mortsel. Als peuter heb ik nog paardje gereden op de knie van papa De Wever, vertelt mijn vader me. In de jaren zestig frequenteerden onze ouders in dezelfde gemeente hetzelfde Vlaams-nationalistische milieu.
Zal het ooit mogelijk zijn: Bart Brinckman en Bart De Wever die voor De Standaard samen ’s avonds een glas drinken bij het kampvuur aan Villa Hellebosch?
Brinckman: Ik weet het niet. Ken je Alleen in Berlijn van Hans Fallada? Dat boek gaat over een Duits koppel dat in het verzet gaat omdat hun zoon omgekomen is aan het Franse front. Ze leggen kaartjes in trappenzalen en huizen: ‘Hitler is slecht.’ Ze worden opgepakt en de vrouw wordt ondervraagd door de rechter. Alles wat zij zegt, zelfs de meest neutrale zin, wordt in een andere context tegen haar gebruikt. Het zijn twee totaal verschillende werelden die botsen, wat elke echte dialoog onmogelijk maakt. Precies hetzelfde gevoel had ik toen ik de blogpost van Bart De Wever las. Hij ging door het lint over een vrij neutrale zin over Serge Muyters waarin hij alleen een aanval kon zien. Ik vind het dus vreemd dat ik word geframed als ‘de grote slechterik’.
De Wever draagt natuurlijk de verantwoordelijkheid voor een stad en het gewicht van zijn partij. Soms leidt dat tot uitbarstingen à la ‘Zet die ploat af!’.
Brinckman: In mijn ogen is het burgemeesterschap van de stad Antwerpen een fulltimejob. De Wever moet daarnaast voorzitter zijn van een partij die niet alleen in moeilijke omstandigheden meeregeert, maar in korte tijd ook geëxplodeerd is, met een instroom van goed en minder goed volk. Voorts heeft hij een gezin met vier kinderen en loopt hij marathons. Marathons! Ik loop ook een beetje: ik heb eens een trainingsschema voor een marathon opgevraagd. Wel, dat kán ik als schrijvend journalist gewoon niet volgen. Dan zou ik helemaal geen leven meer hebben.
Van niet de minste N-VA’ers heb ik onlangs gehoord dat het stilaan onmogelijk is om met De Wever samen te leven. En dat het conflict met De Standaard het gevolg is van zijn dolgedraaide agenda. Hij is compleet overvraagd.
Het respect voor “de verliezer” – in dit geval dus “de oppositie”, “de socialisten”, “de poco’s” of “links” – is bij de N-VA haast volledig weg
Blijft u er nog zen onder?
Brinckman: Ik kan me journalisten voorstellen die dit amusant vinden. ‘Zo’n persoonlijke aanval is goud waard voor je reputatie’, zei Rik Van Cauwelaert in De Morgen. Maar ik zat er niet op te wachten. Gelukkig zorgt mijn werkgever voor een veilige cocon. Dit keer kreeg ik zelfs te horen: ‘Verdorie, Brinckman, nu moeten we je tot je 66e in dienst houden. Anders zal de buitenwereld De Standaard ervan verdenken dat we geplooid zijn voor politieke druk.’
Mijn hart gaat dan uit naar Youssef Kobo (CD&V): hoe hij, op aangeven van Bart De Wever, de N-VA-machine op de sociale media over zich heen kreeg vanwege één foute tweet uit zijn jeugd. Die jongen is nog altijd maar een twintiger. Of hoe Rachida Lamrabet bij Unia is moeten vertrekken (na haar uitspraken over het boerkaverbod, nvdr). Zij zijn toch kwetsbaarder dan ik.
Ik heb op 11 juli nog een commentaar geschreven, ‘Zelfbewuste Vlamingen’. Het was een stuk dat optimisme uitstraalde. Wij Vlamingen zijn rijk, zelfbewust en slim. Verdorie, wat missen we eigenlijk nog? Toch overheerst het klagen over een paar bevoegdheden. Waarom? Mijn besluit was: ‘De zelfbewuste identiteit volgt wel vanzelf, waarbij calimerogevoelens ongepast zijn.’ Daarvoor heb ik ongelofelijk veel felicitaties gekregen van N-VA’ers: van Jan Peumans, van Matthias Diependaele, van Theo Francken ook: ‘Brinckman, dat was een fantastisch commentaarstuk.’ ‘Ik weet niet wat mij overkomt’, zei ik. Waarop Theo me op de schouder klopte: ‘Komaan, Bart. Zo erg is het toch allemaal niet?’ (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier