Het breekpunt van Alison Van Uytvanck: ‘Serena is te kloppen’

Alison Van Uytvanck: 'Ik overdrijf een beetje, maar op gravel wint de speler die het best tegen de verveling kan.' © Jelle Vermeersch
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Ze werd te licht bevonden voor de topsportschool. Van gravel houdt ze niet. En toch stond Alison Van Uytvanck in 2015 in de kwartfinale van Roland Garros, het grandslamtoernooi waarop ze dit weekend weer aantreedt. ‘Niemand binnen het Belgische tennis dacht dat het zou lukken. Mijn ouders geloofden in mij, meer dan ikzelf. ‘

Als een rosse furie stoomde Alison Van Uytvanck in 2015 op Roland Garros door naar de kwartfinale. Vier jaar later kijkt Ali, eindelijk verlost van lichamelijke ongemakken, opnieuw naar boven. Na een knallend seizoensbegin staat de Grimbergse op de hoofdtabel van het Parijse grandslamtoernooi, dat zaterdag begint. Ze won dit voorjaar het toernooi van Boedapest, en in Rabat haalde ze de halve finale. Dat moet vertrouwen geven. Toch is Van Uytvanck hoogstens half enthousiast. ‘Gravel is nooit mijn beste ondergrond geweest, ondanks die kwartfinale. Ik hou er gewoon niet van. Niet van hoe het botst, niet van hoe het glijdt’, zegt ze schouderophalend. ‘In Parijs valt de gravel eigenlijk nog mee. Er zit een kalklaag onder de gemalen baksteen, waardoor de bal snelheid houdt. Op trage gravel val je in slaap: rally’s kunnen saai worden. Ik overdrijf een beetje, maar op gravel wint de speler die het best tegen de verveling kan.’

Alison Van Uytvanck: 'De slotsom is dat ik het heb gemaakt en de sterke leerlingen van de topsportschool niet.'
Alison Van Uytvanck: ‘De slotsom is dat ik het heb gemaakt en de sterke leerlingen van de topsportschool niet.’

Uiteraard trekt ze niet met tegenzin naar Roland Garros. ‘Ik heb er mijn grote doorbraak beleefd, hè. Sowieso hangt er bij grandslamtoernooien magie in de lucht. Alsof iedereen denkt: als het hier lukt, ben ik helemaal gelanceerd. En Parijs is een halve thuismatch, want het loopt daar vol met Belgische fans: altijd fijn.’

Wat herinnert u zich van het toernooi van 2015?

Alison Van Uytvanck: Dat het razendsnel voorbijging. Twee keer met de ogen knipperen en ik stond in de kwartfinale. Je zit zó in dat moment.

De belangrijkste match was de eerste: elf setballen tegen gekregen en toch nog gewonnen. Het was alsof niets me kon raken. In België begon het sterk te leven, plots kende elke journalist mij. Ik ben van nature introvert, maar het was prettig om die hype mee te maken. Het was leuke, positieve aandacht.

Ik ging dat toernooi niet winnen, zo realistisch was ik wel. Toen het in de kwartfinale eindigde, was ik niet overdreven teleurgesteld. Nee, ik was juist blij dat ik had kunnen tonen wat ik kan.

Wat wordt het dit jaar in Parijs?

Van Uytvanck: Dat weet je nooit op voorhand. De loting bepaalt veel, en zelfs dan is het afwachten in welke vorm je tegenstander op het veld verschijnt.

In de jaren na de doorbraak van 2015 sukkelde u met blessures. Overloopt u ze eens.

Van Uytvanck: Eigenlijk is het al begonnen op Roland Garros 2015. Ik kreeg last aan mijn enkel. Een operatie betekent lang aan de kant staan: ik lapte me op met cortisonenspuiten. Die hielpen eventjes, maar de pijn kwam telkens feller terug. Dus toch maar opereren, waardoor ik de punten niet kon verdedigen die ik verdiend had in de kwartfinale van 2015. Ik tuimelde naar beneden in de ranking en kreeg lastigere lotingen. Daar kwam nog een polsblessure bovenop, die uiteindelijk óók moest worden geopereerd.

Het was een zware tijd, maar treuren heeft geen zin. Het hoort bij de job. Elke topsporter sukkelt vroeg of laat met zijn lijf.

Wanneer kwam de kentering?

Van Uytvanck: Is die al begonnen, dan? (lacht) Nee, het blijft een verhaal van ups-and-downs, vrees ik. In 2017 won ik een groot WTA-toernooi in Québec. Toen kon ik zeggen: ik sta er weer. Vorig jaar won ik de WTA van Boedapest, en dit seizoen won ik daar opnieuw: zelf vind ik dat het knapste wat ik al gepresteerd heb. Veel knapper dan die kwartfinale op Roland Garros. Een toernooi winnen is mooi, maar het betekent dat je daar het jaar erna veel rankingpunten kunt verliezen.

De druk om week na week de ranking op peil te houden, hoe zwaar weegt die?

Van Uytvanck: Bijzonder zwaar. Mijn 49e plek op de wereldranglijst is de som van één jaar hard labeur. En als ik volgende week niet op niveau presteer, zak ik onverbiddelijk. Een zwakke periode kan een tennisser zich niet permitteren.

Het breekpunt van Alison Van Uytvanck: 'Serena is te kloppen'

Plus: er staan voortdurend camera’s op je gericht, en je buurman leest het in de krant wanneer het eens minder is. Dat doet wat met een mens. Tennis is ook: presteren voor een publiek. Dat is mijn sterkte niet, van nature ben ik eerder verlegen.

Liever een leeg stadion dan een kolkende arena?

Van Uytvanck: Een beetje volk mag er wel zijn, anders is het geen gezicht. (lacht) Maar het stoort mij zeker niet om op een achterafbaantje te tennissen. De grote stadions geven me geen kick.

Typisch aan tennis zijn grappenmakers die toeslaan op de spannende momenten. Die iets roepen tijdens de opslag, bijvoorbeeld.

Van Uytvanck: Iedereen verfoeit die flauweriken, maar je leert ermee omgaan. Als je daardoor je focus verliest, heb je een enorm probleem. Er valt ook weinig tegen te beginnen. Hen boos aankijken maakt het alleen maar erger, daar genieten ze juist van.

Uw vriendin, Greet Minnen, zit ook in het circuit.

Van Uytvanck: Ze is op dit moment live aan het spelen – nu weet je waarom ik al de hele tijd steels naar mijn gsm zit te kijken. (lacht) Greet heeft juist het opslagspel van haar tegenstander gebroken. Goed bezig, schat!

De voltallige sportpers zit erop te wachten dat u elkaar treft op het terrein.

Van Uytvanck: Als dat gebeurt, zullen we op de voorpagina’s staan, ja. Ik word er vaak over aangesproken: ook in het buitenland weet elke journalist dat Greet mijn partner is. Een lesbisch tenniskoppel spreekt tot de verbeelding, blijkbaar.

Af en toe dubbelen we samen. De WTA van Luxemburg, het eerste toernooi dat we speelden, wonnen we zelfs. Totaal onverwacht.

Ook als tennissers klikt het.

Van Uytvanck: Ja, en dat ligt niet voor de hand. Speelsters die goed bij je passen op de baan, daar wringt het vaak mee naast de court, is mijn ervaring. Behalve dus bij Greet. Ze luistert goed, dat helpt. ( lacht) Ik heb meer ervaring, hè.

Zien jullie elkaar veel? Tennissers zitten voortdurend in het buitenland.

Van Uytvanck: Het is alweer een week geleden, en daarvoor was het een maand. Ik ben in België wanneer zij een ver toernooi speelt en vice versa. Dat is lastig. Er is niemand die thuis op je wacht.

De buitenwereld denkt: wow, die tennissers hebben nogal een leven. Maar eigenlijk is het zwaar. We zijn het hele jaar op reis zonder iets van de wereld te zien, behalve luchthavens, hotels en tennisclubs. En na een dag hard trainen heb je echt geen energie meer om een stad te bezoeken. Daarom zijn alle tennissers zo gek van Australië: daar zitten we sowieso een paar weken vast tussen de toernooien.

De buitenwereld denkt: wow, die tennissers hebben nogal een leven. Maar eigenlijk is het zwaar.

Wat is uw ergste hotelverhaal?

Van Uytvanck: Ik heb er meerdere. (lacht) Maar die kamer in Nice sloeg alles. Ik deed het licht aan en zag zeker twintig verschillende soorten insecten. Maar geen kakkerlakken, gek genoeg. En het ontbijt zou je nog niet aan je hond gegeven hebben. Dat maken wij dus ook mee.

Een atypisch verhaal is hoe u proftennisser bent geworden. U had voor de topsportschool gekozen, maar bent er niet gebleven.

Van Uytvanck: Nu verwoord je het beleefd: ze hebben mij op mijn elfde eruit gegooid. Ik was ‘niet goed genoeg’. Dat was een klap, en tegelijk luchtte het me op. Ik was niet gelukkig op die school, ik miste mijn gezin, maar was te plichtbewust om zelf de stekker eruit te trekken.

Dan maar geen topsportcarrière, leek toen de logische conclusie. Waarom hebt u toch doorgezet?

Van Uytvanck: Mijn ouders hebben het heft in handen genomen. Zij geloofden in mij, meer dan ikzelf. Ik volgde les bij een privécoach en wij hebben het allemaal zo’n beetje zelf uitgezocht. Een serieuze investering. Niemand binnen het Belgische tennis dacht dat het zou lukken.

Een tiener die het wil maken, moet internationaal gaan. Papa ging halftijds werken om met mij de wereld rond te reizen. Mijn ouders hebben nooit gezegd: ‘Nu móét het.’ Maar je weet dat ze veel opofferen. Dat heeft op me gewogen.

Hebt u nooit gedacht: hier heb ik geen zin meer in?

Van Uytvanck: Natuurlijk wel. Ik was een jong meisje waarvan ze zeiden: ‘Die kan wel tennissen.’ Voor je het weet, ben je vijfentwintig weken per jaar van huis. Die keuze heb ik eigenlijk nooit bewust gemaakt. Het was niet: vandaag beslissen we dat dit voortaan mijn leven wordt. Er zijn momenten geweest dat ik me afvroeg: is het niet allemaal te veel voor me? Dat ik niet meer wist of ik het nog leuk vond. Uiteindelijk heeft de liefde voor het spelletje het gehaald. Tennis blijft me boeien.

De slotsom is dat ik het heb gemaakt en de sterke leerlingen van de topsportschool niet. Hoe ik me daarbij voel? Goh, daar denk ik niet meer aan.

U hebt de middelbare school afgemaakt. In de hele top honderd kunnen geen drie tennissers dat zeggen.

Van Uytvanck: Mijn ouders stonden erop, maar ze hebben nooit hoeven aan te dringen. Ik was blij dat ik naar een normale school ging: even niet aan tennis hoeven te denken deed deugd.

Uw oud-coach Ann Devries zei in Knack dat ze u hebben moeten leren om een vuist te maken bij een mooi punt. U kwam niet over als een kampioen, vond zij.

Van Uytvanck: Dat is gebeterd, maar niet veel. Ik ben geen uitbundig type. Wild op en neer springen bij elk punt, wat sommige meisjes echt doen, vind ik sowieso belachelijk. Alsof een punt scoren een wereldwonder is. Ik ga me op het court niet anders voordoen dan ik ben.

Wild op en neer springen bij elk punt, wat sommige meisjes echt doen, vind ik sowieso belachelijk.

Dat is ook een kracht: u blijft kalm, wat er ook gebeurt.

Van Uytvanck: Ik ben blij dat je het zegt. (lacht) Ik ben een serene tennisser, vind ik. Geen hoogtes, geen laagtes. Ik ben bijvoorbeeld nooit overdreven negatief over mijn eigen prestaties: in die val trappen tennismeisjes vaak.

En het is niet dat u vanbinnen kookt als het tegenzit?

Van Uytvanck: O jawel. (lacht) Maar ook daarin ben ik gegroeid. Als het vroeger niet liep, sloeg dat bij mij om in gelatenheid. Zo help je de tegenstander. Nu toon ik niks meer.

Dat is een leerproces waar elke tennisser doorheen moet: het kan nu eenmaal niet elke keer lukken. Vroeger huilde ik bij een nederlaag. Maar wij spelen iedere week een toernooi, en ik heb er nog maar drie gewonnen. Daar keer op keer kapot van zijn, dat is geen leven.

Steve Darcis speelde al meerdere matchen waarbij hij vond dat zijn tegenstander verdacht zwak voor de dag kwam. Hij ziet er de hand van de gokmaffia in.

Van Uytvanck: Misschien ben ik naïef, maar als mijn tegenstander slecht tennist, zoek ik daar niks achter.

Zelf ben ik nog nooit benaderd om een wedstrijd te fixen, maar ik krijg wel vaak haatberichten van gokkers die geld hebben verloren aan mijn matchen. Ze laten walgelijke, onmenselijke commentaren achter op de sociale media. Ik kan niet zomaar mijn Twitter-account afsluiten: de sponsors verwachten dat ik me daar toon. Maar plezierig is het niet, om de twee dagen met de dood bedreigd worden.

U bent beginnen te tennissen in de hoogdagen van Kim Clijsters en Justine Henin. Wie was uw favoriet?

Van Uytvanck: Justine speelde aantrekkelijker tennis, maar Kim vond ik als persoonlijkheid een topper. En ik bedoel niet alleen dat ze sympathiek is, het gaat ook om haar vechtlust en wilskracht.

Mijn grote tennisheld was en blijft Roger Federer. Bij hem lijkt het spelletje simpel, maar ik kan je vertellen: zo’n perfect dropshot is ongelooflijk moeilijk. Die man bezit een wonderlijk talent. Begin maart heb ik een selfie met hem genomen op het toernooi van Indian Wells. Hij kende me niet, maar dat had ik ook niet verwacht.

Er zit weinig lijn in het vrouwentennis: de laatste tien grandslamtoernooien kenden acht verschillende winnaressen. Wie is op dit moment de beste?

Van Uytvanck:(denkt na) Ashleigh Barty. En zij heeft niet eens een grandslamtoernooi gewonnen. Het zegt veel over hoe hoog het niveau is. Mijn vriendin staat rond de tweehonderdste plek, en zij kan enorm goed tennissen. Naomi Osaka staat op één, maar niemand is echt bang voor haar. Als ze een slechte dag heeft, klop je haar. In het tennis van vandaag is de vorm van het moment beslissend.

Als Serena Williams fit is, speelt ze iedereen van het terrein, toch?

Van Uytvanck: Nee, die tijd is voorbij. Serena hoort nog altijd bij de top, maar onverslaanbaar is ze niet meer. Het grandslamrecord van Margaret Court – vierentwintig zeges – zal ze zeker evenaren. Ze moet er nog één toernooi voor winnen. Omdat ze daar zo naar piekt, zal dat ongetwijfeld lukken.

Voor een man is het stukken gemakkelijker om een stabiel inkomen op te bouwen. Dat is onrechtvaardig.

Wat me opviel bij het bekijken van de ranglijst: nog niet zo lang geleden domineerden de Russinnen, en nu staan er nog drie in de top vijftig. In de top twintig zijn ze helemaal afwezig. Hoe verklaart u dat?

Van Uytvanck: Echt? Ik had er nog niet op gelet. Maar dat is opvallend, ja. Vooral omdat ik het gevoel heb dat de Russische stijl van krachtig, atletisch tennis nog altijd overheerst. Het zal zijn dat de andere landen die tegenwoordig even goed onder de knie hebben.

Is de tijd rijp voor equal pay in het tennis? De vrouwen verdienen minder dan de mannen, behalve in de grandslamstoernooien.

Van Uytvanck: Ik zou juist het omgekeerde hebben gedaan. In de grandslamtoernooien moeten mannen drie sets winnen, de vrouwen hoeven er maar twee te winnen. Dat vind ik een argument om mannen beter te betalen. Op het gewone circuit speelt iedereen voor twee gewonnen sets, en toch ligt het prijzengeld bij de mannen daar tweeënhalve keer hoger. Waar zit de logica? Voor een man is het stukken gemakkelijker om een stabiel inkomen op te bouwen. Dat is onrechtvaardig.

Gelukkig beweegt het wel. Het toernooi van Indian Wells heeft de premies nog niet zo lang geleden aangepast: mannen en vrouwen zijn er nu gelijkgeschakeld.

De kijkcijfers zijn gemiddeld hoger bij vrouwenmatchen, behalve wanneer Roger Federer, Rafael Nadal of Novak Djokovic spelen: de mannen hebben meer iconen.

Van Uytvanck: Dat snap ik. Van die drie zou ik ook geen wedstrijd willen missen. Rafa, King of Clay, wordt sowieso weer dé attractie van Roland Garros.

Het enige icoon bij de vrouwen is Serena, en zij speelt niet meer zo vaak. Simona Halep is ook een sterke persoonlijkheid, en een geweldige speelster uiteraard, maar zij maakt minder los bij het publiek. Tja, charisma krijg je niet op bestelling.

Alison Van Uytvanck

– 26 maart 1994: geboren in Vilvoorde

– 2012: debuteert als tennisprof

– 2013: wint in Taipei haar eerste Challenger-toernooi – 2014 staat voor het eerst in de top 100 van de WTA-ranking

– 2015: speelt de kwartfinale op Roland Garros

– 2017: wint het WTA-toernooi van Québec

– 2018: 37e op de wereldranglijst, haar hoogste ranking tot dusver

– 2019: wint voor de tweede keer het WTA-toernooi van Boedapest

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content