‘Een systeem dat zijn eigen falen op dergelijke wijze afschermt, richt zichzelf ten onder’, schrijft strafrechter op rust Walter De Smedt na het overlijden van Jozef Chovanec in een politiecel van de luchthaven van Charleroi.
In het onderzoek naar de dood van Jozef Chovanec in een politiecel van de luchthaven van Charleroi wordt opnieuw het wapen van schending van het beroepsgeheim boven gehaald. Naast het onderzoek over de dood wordt er ook één over het lekken van het filmpje gevoerd. Het is de herhaling van wat gebeurt telkenmale ernstige ‘disfuncties’ in het optreden van politie of justitie naar buiten worden gebracht.
In het dossier van Jonathan Jacob die in vergelijkbare omstandigheden in de politiecel te Mortsel stierf moest vader Jacob 28 maal voor één of andere rechtbank verschijnen omdat hij na twee jaar wachten de beelden publiek had gemaakt. Vader Jacob werd vervolgd, terwijl het parket dat het dossier had geseponeerd, buiten zake bleef. Je kan het in beide gevallen niet anders dan een misbruik noemen: het beroepsgeheim dient niet om disfuncties en zoals hier om misdrijven te verbergen. Wie op dergelijke wijze schending van beroepsgeheim aanwendt om fouten en nalatigheden van het systeem te verbergen misbruikt de geheimhouding.
Telkenmale het beroepsgeheim in soortgelijke dossiers wordt aangewend wordt de geheimhouding van het vooronderzoek afgewend van de reden waarvoor het bestaat: om de waarheidsvinding niet te verhinderen en de in het onderzoek betrokken personen te beschermen zolang er onzekerheid is over de feiten. De geheimhouding van het vooronderzoek staat in schril contrast met de vereisten van het eerlijk proces: de verplichting om alles in een openbare zitting in een tegensprekelijk debat voor de strafrechter te brengen.
Er kan geen betwisting over bestaan dat in beide dossiers het filmpje bij de behandeling voor de strafrechter een essentieel onderdeel van het publiek debat uitmaakt: ‘justice must seen to be done’. Vraag is dan waarom het publiek maken van dergelijke beelden nog voor de zaak voor de strafrechter is gebracht een misdrijf uitmaakt. Welke waarheid wordt daardoor gehinderd, welke betrokken personen daardoor in een slecht daglicht gesteld?
In de zaak Jacob ligt het antwoord in de feiten: het dossier werd aanvankelijk door het parket zonder gevolg gelaten en het onderzoek werd bezwaard door de vraag naar de mogelijke fout van de parketmagistraat die het bevel gaf om Jonathan plat te spuiten, welke vraag nooit werd beantwoord. Wat kon vader Jacob anders doen om op te komen voor de waarheid en voor een eerlijk proces dan de beelden vrij te geven? Welke middel heeft de burger om zich te verzetten tegen een afgeschermde en erg summier gemotiveerde beslissing van een andere procespartij, het parket, waardoor de behandeling in een openbaar en tegensprekelijk proces voor een strafrechter wordt belet?
Ook in het dossier van Charleroi duurt het vooronderzoek tergend lang. Volgens de advocaat van een betrokken agent werd deze reeds in mei 2018, en dat is meer dan twee jaar geleden, door het comité P ondervraagd en werd deze geconfronteerd met de beelden. Wat kan je over de feiten meer onderzoeken dan wat de beelden tonen? Dat is juist de reden waarom in een politiecel beelden worden opgenomen: om onderzoek over de feiten mogelijk te maken. Overigens heeft dit onderzoek twee facetten: het strafrechtelijke en het bestuurlijke. Dat de bestuurlijk verantwoordelijke dermate geschokt is omdat hij pas nu kennis kon nemen van de feiten en er blijkbaar geen maatregelen werden genomen ten overstaan van de betrokken agenten geeft een ander slecht beeld van de wijze waarop dergelijke onderzoeken worden gevoerd.
Dat het volgens het parket allemaal geheim moet blijven tot het vooronderzoek is beëindigd miskend ook een wetswijziging die door de commissie Franchimont, die de knelpunten in het onderzoek wou oplossen, werd bekomen. Sindsdien hebben zowel de procureur des Konings als de verdediging het recht om publieke kennisgevingen te doen over het lopende onderzoek indien het openbaar belang het vereist. Is dat dan in de beide besproken dossiers niet het geval? Wie durft te beweren dat de Belgische dossiers minder schrijnend zijn dan de Amerikaanse?
Het recht op kennisgeving werd echter sterk teruggeschroefd. Justitieminister Koen Geens stopte de strafverhoging wegens schending van het beroepsgeheim ( 1 tot 3 jaar) weg in een 321 artikelen tellende potpourriwet. Sindsdien kunnen ook observatie met technische middelen en onderscheppen van post worden toegepast om een onderzoek te voeren wanneer een disfunctie in de werking van justitie en politie “vroegtijdig” naar buiten wordt gebracht.
Het enige werkelijke gevolg van deze voortschrijdende ‘verheimelijking’ ligt in de steeds groter wordende kloof tussen de burger en zijn justitie en het verdere verlies van vertrouwen in de goede ingesteldheid van vele parketmagistraten en politieambtenaren. Een systeem dat zijn eigen falen op dergelijke wijze afschermt richt zichzelf ten onder.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier