Halina Reijn over de bange Londense theaterwereld: ‘Elke avond sterf ik van de gène’
Ze schittert naast de Britse filmster Jude Law in Obsession, Ivo Van Hoves theaterbewerking van Luchino Visconti’s beroemde film. Een gesprek met Halina Reijn over dierlijke aantrekkingskracht, extreme schaamteloosheid en acteren zonder spinnenweb in je hoofd.
Je hebt moed nodig om dit te blijven doen’, bedenkt Halina Reijn aan het eind van ons gesprek. Ze heeft het over Ivo Van Hove, de Vlaamse directeur van Toneelgroep Amsterdam (TA) en regisseur van Obsession, met publiekstrekker Jude Law en haarzelf in de hoofdrol. ‘De verleiding van de weg van de minste weerstand is er altijd. Soms is hij het experimenteren ook gewoon even moe, en zuchten we: Jezus, laten we nu gewoon suikerspinnen maken, want dat eten de mensen graag.’
Maar Obsession, een Engelstalige coproductie van TA en het Londense Barbican Centre, werd allesbehalve een hapklare suikerspin. In de theaterbewerking van Luchino Visconti’s Ossessione (1943), gebaseerd op de misdaadroman The postman always rings twice van James M. Cain, koos Van Hove voluit voor de studie van een verzengende obsessie. Visconti’s setting van armoedig, ruraal Italië moest baan ruimen voor een onbestemde locatie en kale enscenering. Wat overblijft, is een dun verhaaltje over de ziekelijke verliefdheid tussen een ongelukkig getrouwde vrouw (Reijn als Hanna) en een zwerver (Law als Gino), en de al dan niet bevrijdende moord op haar man. ‘Een kindertekening in theatervorm, volgens Ivo’, zegt Reijn.
Dat lijkt me niet makkelijk om te spelen.
Halina Reijn: Hanna en Gino zijn heel puur, ze gedragen zich haast als dieren tegenover elkaar. Ze zeggen wat ze denken en zijn niet gehinderd door intellectuele bagage. Obsession is geen Shakespeare of Tsjechov, waar je als acteur veel meer op de poëtische, mysterieuze teksten kunt leunen. Hanna is dus inderdaad geen evidente rol. Want acteren is nu eenmaal jezelf aanstellen, en zonder dat vangnet van de taal voelt het nog minder gepermitteerd om je zo aan te stellen.
Ze zijn in Londen zo conservatief op theatervlak dat je er nog leuke revoluties kunt teweegbrengen
Ik maakte me aanvankelijk ook zorgen of het niet allemaal te snel ging: de twee vliegen elkaar al in de armen als ze nauwelijks een woord hebben gewisseld. Maar daar gaat het natuurlijk net om: die seksuele, dierlijke chemie tussen twee mensen waaraan verder geen woorden worden vuilgemaakt. Weg logica, weg psychologie. Dat is precies het niet-rationele menselijke gedrag dat Ivo wilde onderzoeken. Want verliefdheid, tenminste zoals ik het ken, kan aanvoelen als een psychose: een cascade van waanvoorstellingen, angsten die niks met de werkelijkheid te maken hebben en onredelijkheid waar je geen verweer tegen hebt.
U hebt geen vrolijk beeld van de liefde.
Reijn: Let wel, er is een torenhoog verschil tussen verliefdheid en rustige, duurzame liefde. Als je zo veel stukken over de liefde hebt gespeeld als ik, ga je vanzelf analyseren.
Wat haalt u zelf uit Obsession?
Reijn: Ik kan ook heel obsessief zijn, zowel in de liefde als in mijn werk. Obsessie is ook angst, een gebrek aan vertrouwen. Als je vertrouwen in iemand hebt, kun je hem ook loslaten: hij komt toch wel terug. Obsession is geen prettig stuk, de relatie van Hanna en Gino wordt heel lelijk en destructief. Maar het is wel herkenbaar, want iedereen kampt met obsessies. Of het nu om liefde, drugs, eten of werk gaat. En op die manier kan het stuk misschien wel troost bieden.
Is obsessie altijd een negatieve kracht?
Reijn: Ze kan ook tot schoonheid leiden. Je moet gekte hebben. Al moet ik mezelf af en toe ook dwingen om wat leuks te doen na een repetitie, en me niet op mijn hotelkamer op te sluiten om er als een neuroot naar een script te staren. Mijn vriend wordt er ook knetter van als ik dan toch met een groepje op café ga, maar wel de hele tijd met één oog bij een tekst op mijn schoot zit. ‘Waar ben je nou echt, Halina?’ Die obsessie hoort bij mij, al vind ik het wel leuk om daarnaast, als experiment, ook een poging te doen om te leven. Je moet de monomanie toch enigszins beteugelen, vind ik. Ivo ziet dat anders. (lacht) Ook goed. Ik ben natuurlijk een relatief normale mens, hij is een god.
Ossessione (1943) is ondertussen de vierde film van Visconti waar van Hove mee aan de slag gaat. Begrijpt u zijn fascinatie?
Reijn: Ik snap de aantrekkingskracht, maar ik mis toch wat algemene ontwikkeling wat de filmklassiekers betreft. Mijn ouders zeulden me wel mee naar musea, maar tv en film waren uit den boze. Gelukkig leerde Ivo me later zijn helden kennen, van Visconti en Antonioni tot Bergman en Cassavetes. Al vindt hij het gloeiend irritant als ik de originele film bekijk ter voorbereiding. Want Ivo werkt anders: hij vertrekt van een film die lang geleden een verpletterende indruk op hem naliet en vertaalt die dan naar het podium, zonder die eerst nog tig keer te bekijken. Hij vraagt een dramaturg enkel naar een versie van het script en combineert dat met wat hem destijds inspireerde.
Hoe liep de samenwerking met een wereldster als Jude Law?
Reijn: Zeer verfrissend. Als je lang genoeg bij een toneelensemble werkt, sluipt er altijd een zekere vertrouwdheid in. Dat heeft zijn voordelen, maar het kan soms ook een beetje verstikkend zijn. Dan doet het goed om eens een andere man tegenover me te hebben. Hij was ook meteen mee met onze manier van werken. Gelukkig maar.
Waarover maakte u zich dan zorgen?
Reijn:Obsession is zeker geen gangbaar theater. Al had Jude me al half voor zich gewonnen toen ik hoorde hoe bewust hij voor Ivo en dit experimentele stuk gekozen had. Hij heeft er zich helemaal in gestort, zonder enige reserve. Tegelijkertijd acteren Nederlanders zeer relativerend – nog meer dan de Belgen – terwijl de Brits-Amerikaanse traditie het eerder met pure inleving en transformatie doet: wie een gek moet spelen, verblijft liefst ook twee maanden in een gesticht. Maar ook in onze manier van spelen stapte hij vlot mee. Hij begreep dat het eerder performance art is dan klassiek theater.
Obsession heeft een gemengde Nederlands-Britse cast: hebben jullie wat opgepikt van elkaar?
Reijn: Jude zegt dat Ivo hem bevrijd heeft, doordat hij niet aan psychologie doet. ‘Waar kom ik vandaan en waar ga ik heen’, daar moet je bij Ivo niet mee komen aanzetten. Als je hem naar de drijfveren en achtergrond van jouw personage vraagt, haalt hij gewoon de schouders op. ‘Weet ik veel.’ (lacht) Kunnen acteren zonder dat spinnenweb in je hoofd is een verademing. Dan kun je je pas helemaal overgeven aan de rauwe situatie van het moment. Echte tranen, echt zweet en echte gevechten. Wij doen dat al jaren, maar de Britten vonden dat heel vernieuwend. Nu goed, ik heb dat ook moeten leren. Mijn eerste grote rol bij Toneelgroep Amsterdam, in Rouw Siert Elektra, spéélde ik aanvankelijk ook echt. ‘Dat slaat toch nergens op’, zei Ivo. ‘Praat toch gewoon als jezelf.’ Hij snapt het heel oprecht niet waarom acteurs zo zouden willen spelen. Hij wil enkel puurheid zien.
Wat hebt u geleerd van uw tijd in de Barbican?
Reijn: De Britse maatschappij is harder dan de onze. Je hoort erbij of niet, en wie er niet bij hoort, heeft ook amper een sociaal vangnet. Dat verklaart volgens mij waarom iedereen hier zo hard en toegewijd werkt, constant angstig om een fout te maken. Dat wordt doorgetrokken tot in het absurde: als ik tijdens de repetitie heel even een rauwe biefstuk moet aanraken, staat er iemand in de coulissen klaar met antibacteriële zeep. ‘Want je weet maar nooit.’ Een simpele pleister? Mag niet. Want ooit kreeg een acteur een allergische reactie. Dus toen ik een klein wondje opliep, hebben ze maar meteen mijn hele hand omzwachteld. Het is een hele bange wereld, waar telkens honderd mensen hun toestemming moeten geven voor er een steen verlegd mag worden. Soms waande ik me in Rusland. Al vond ik die serieuze aanpak best inspirerend. In Nederland relativeren we echt alles kapot. ‘Doe maar normaal, dat is al gek genoeg.’ Zeker in mijn wereldje moet je jezelf constant onderuithalen om mee te mogen doen.
Dit voorjaar woedde in Groot-Brittannië een stevige polemiek over de ‘Europese infectie’ van het Britse theater. Vooraanstaand dramaturg David Hare schreef er zelfs een boek over waarin hij waarschuwt voor Europese theatermakers die het klassieke theater al te camp zouden maken, zonder het nodige respect voor de teksten.
Reijn: Natuurlijk vinden schrijvers als Hare het regisseurstheater dat komt overwaaien uit Nederland, België en Duitsland heel bedreigend, want dat perkt hun rol in. Een heel interessante discussie, dat wel. Ze zijn in Londen zo conservatief op theatervlak dat je er nog leuke revoluties kunt teweegbrengen.
Hare spreekt van een infectie en ziet Ivo Van Hove zowat als dé bron van besmetting.
Reijn: Het is voor ons haast niet meer voor te stellen hoe klassiek ze in Londen nog acteren: Shakespeare wordt hier bij wijze van spreken nog in harnas en met geheven schild gespeeld. Ze zijn te lang geïsoleerd gebleven op theatervlak, wat maakt dat ze twee acteurs die normaal tegen elkaar praten al ongelooflijk vernieuwend vinden. Sommige Britse kranten doen nu alsof Ivo en Jan (Versweyveld, Van Hoves scenograaf en partner, nvdr.) de eersten zijn die het klassieke theater op zijn kop zetten. Dat klopt natuurlijk niet. Zij zijn er wel als eersten in geslaagd om Europees theater in Londen mainstream te maken. Terwijl hun kunst bij ons veeleer als elitair gezien wordt, bereiken ze in Engeland wél het volk. En het is ongelooflijk dankbaar om daar deel van uit te maken en mensen te kunnen raken die nog nooit naar het theater geweest zijn. Ik vind het ook geweldig dat Ivo volgend jaar de bewerking van All About Eve op West End zal brengen: zonder zich aan te passen, wringen ze zich daar wel tussen alle grote commerciële producties.
De hoofdrol in All About Eve gaat naar Cate Blanchett. U deelt Ivo Van Hove niet graag met andere vrouwen. Toen hij in 2015 Antigone maakte met Juliette Binoche, was u behoorlijk jaloers.
Reijn: Precies. En die Cate Blanchett mag ik dus ook al niet. (lacht) Jaloezie kan gewoon een lekker gevoel zijn. Natuurlijk had ik die droomrol zelf willen spelen, maar Blanchett is een van mijn heldinnen, en ik vind het heel stoer dat Ivo dat gaat doen. Bovendien straalt zijn succes op ons allemaal af, toch? Wat niet wegneemt dat ik hem een giftige sms gestuurd heb als de jaloerse minnares die ik ben. En toen moest hij lachen. En ik ook. Ach, hoezeer hij ook uitwaaiert over de hele wereld, we zullen elkaar altijd wel weer vinden. We komen niet los van elkaar. Ooit voelde dat benauwend aan, vandaag voelt het vooral als een tweede thuis.
In januari gaf actrice Ariane Schluter de prestigieuze Theo Mann-Bouwmeesterring aan u door voor uw bijdragen aan het Nederlandse theater. Bij de overdracht prees ze uw schaamteloosheid. Begrijpt u wat ze bedoelt?
Reijn: Ik heb het leren begrijpen. Hoewel ik ervan uitga dat ik daarin niet verschil van mijn collega’s, geef ik blijkbaar de indruk extreem schaamteloos te zijn. Vroeger voelde dat haast aan als een ambigue kritiek. Schaamteloosheid is toch geen verdienste, dacht ik. Bovendien loop ik net continu met mijn schaamte rond. Ik kan hard zijn, maar ik ben toch vooral zeer schichtig: ik kijk mensen bijvoorbeeld nooit in de ogen, tenzij ik op een podium sta. Daar oefen ik dingen die ik in het echte leven niet durf. Ik ben vooral schaamteloos bij de gratie van een groot kunstenaar als Ivo. Het voelt bijna als een verplichting om Ivo mijn talent te geven. En ik weet dat dat vreselijk klef klinkt, maar zo voel ik het dus aan. Hij mag met mij tekenen als een potlood. Alleen schetst hij jammer genoeg alleen maar hele gekke, enge tekeningen. In Obsession laat hij me bijvoorbeeld twee dingen doen die ik echt vreselijk vind: zingen in het gezicht van een tegenspeler, en mijn rok omhoog doen tijdens een kaal en vreemd seksueel moment waarin ik een afhoudende Gino moet overmeesteren. Elke avond sterf ik van de gêne. Lag het aan mij dan zat ik elke avond in een prinsessenjurk te zwaaien met een toverstaf en hele fijne liedjes te zingen. Tegelijk voel ik wel dat mensen iets hebben aan mijn manier van spelen: mezelf lelijk durven maken, en stukken brengen over zaken die we doorgaans in het donker doen, daar zit iets in dat helpt.
De traditie wil dat u zelf beslist wanneer en aan wie u de Theo Mann-Bouwmeesterring doorgeeft. Ziet u al een actrice die u later mag opvolgen?
Reijn: Sommige collega’s namen de ring mee in het graf, omdat ze vonden dat er niemand aan hen kon tippen. Ik wil hem vrij snel doorgeven, en ga de komende jaren extra veel stukken bekijken om talent te spotten. Maar ik ben een enorme fan van de Vlaamse Hélène Devos(sinds 2011 deel van Toneelgroep Amsterdam, nvdr.), een van de grootste jonge talenten in Nederland vandaag. Met een goeie gekte, wat ook belangrijk is.
Tot slot: u richtte vorig jaar het productiebedrijf Man Up op, samen met vriendin en actrice Carice van Houten. Bent u stilaan uitgekeken op het acteerwerk?
Reijn: Vergelijk het met twee topvoetballers die uiteindelijk trainer worden. Voorlopig blijven we allebei acteren, maar we kunnen ons een leven voorstellen waarin we veel minder spelen. Er staat zowel een film (Locus of Control, nvdr) als een grote serie op stapel, maar veel meer kan ik daar nog niet over kwijt. Mijn droom is om zelf te regisseren, Carice wil graag produceren. Het acteursbestaan is gewoon zeer vermoeiend, en het is heel prettig niet elke keer de laatste schakel in de keten te zijn. Al merk ik dat we ons dubbel zo hard moeten bewijzen. ‘Oortjes dicht, want nu gaan we het even over de cijfertjes hebben’, hoorde ik onlangs op een vergadering, op zo’n aanmatigend kleutertoontje. Excuseer? Voor sommigen zullen we altijd ‘die twee domme actrices’ zijn.
Obsession komt tussen 8 en 18 juni naar Koninklijk Theater Carré, Amsterdam. Alle voorstellingen zijn uitverkocht. Info: hollandfestival.nl.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier