Grondwetspecialist Koen Lemmens over vrije meningsuiting: ‘Verbieden is een zwaktebod, ook op sociale media’
Moeten sociale media haatzaaierij zelf bestrijden? ‘We geven een handvol multinationals die al gigantisch veel macht hebben nog meer macht’, waarschuwt grondwetsspecialist Koen Lemmens (KU Leuven).
Staat de vrijheid van meningsuiting onder druk? De discussie laait de laatste tijd geregeld op. In mei werden leden van de radicaal-rechtse actiegroep Voorpost veroordeeld wegens aanzetten tot haat en geweld omdat ze tijdens een betoging een spandoek met de slogan ‘Stop islamisering’ toonden. Intussen zoekt de federale regering een manier om haat, discriminatie en geweld als mediamisdrijf beter te kunnen vervolgen – voorlopig zonder succes. En socialemediaplatformen gaan sneller over tot het bannen van gebruikers, zoals voormalig Amerikaans president Donald Trump.
Vorige week kwam daar een nieuw hoofdstuk bij. In een spraakmakend arrest oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat Facebookgebruikers veroordeeld kunnen worden voor reacties van derden. De uitspraak draait rond de Franse radicaal-rechtse politicus Julien Sanchez, die in 2013 veroordeeld werd door het Franse gerecht omdat hij zes weken lang niets deed tegen haatzaaiende reacties op zijn openbare Facebookpagina. Alle reacties waren gericht tegen moslims. Een gebruiker noemde Brussel de ‘hoofdstad van de nieuwe wereldorde van de sharia’. N-VA-voorzitter Bart De Wever noemt de beslissing van het mensenrechtenhof een ‘juridische absurditeit’.
Grondwetspecialist Koen Lemmens (KU Leuven) heeft gemengde gevoelens bij het arrest.
Het EHRM spreekt zich in de eerste plaats uit over een Franse zaak. In hoeverre moeten vaak expliciete politici zoals Theo Francken (N-VA) en Tom Van Grieken (VB) hun gedrag aanpassen?
Koen Lemmens: Het hof vertrekt inderdaad vanuit de Franse nationale rechtsbasis. In de Belgische context zal de kwestie altijd neerkomen op de volgende vraag: ‘Wat met grondwetsartikel 25?’ Volgens onze grondwetgever is in de eerste plaats de auteur aansprakelijk voor wat hij of zij schrijft. Niet de uitgever, niet de drukker, niet de verspreider. Men heeft dat principe, beter bekend als de cascadeaansprakelijkheid, altijd uitgelegd als een manier om privécensuur te vermijden. De hele discussie is nu of je dat principe kunt uitbreiden van drukpers naar boodschappen op het internet.
Zegt u het maar.
Lemmens: Formeel gezien is het niet vanzelfsprekend om op het internet te bepalen wie de uitgever is. Maar als we naar de geest van de grondwet kijken, dan stelt die vermoedelijk dat het niet de bedoeling is dat mensen veroordeeld kunnen worden voor wat anderen schrijven, vooral wanneer die laatsten met naam en toenaam bekend zijn. Het is interessant dat een van de rechters van het hof een andere opinie heeft dan haar collega’s. Ze vraagt zich af of dit leidt naar vormen van privécensuur, waarbij mensen voortaan veel sneller reacties zullen verwijderen. Ik ben niet ongevoelig voor dat argument. Op het eerste gezicht zou ik denken dat onze Belgische kijk verschilt met de Franse, maar of het onmogelijk is dat een rechter bij ons een soortgelijke beslissing neemt? Daar durf ik mijn hand niet voor in het vuur te steken.
Is het niet logisch dat uitgerekend politici hun pagina vrijwaren van onwettige commentaren?
Lemmens: Uiteraard kun je niet alles zomaar zeggen, er zijn grenzen. Maar ik heb toch vragen bij de redenering van het EHRM. Zal het altijd zo helder zijn wat ‘duidelijk illegaal’ is? De laatste jaren hebben we tal van voorbeelden gezien waarvan een aantal mensen vond dat ze over de schreef gingen, maar waarbij het niet vanzelfsprekend is of ze ook juridisch te verregaand zijn. Neem de Joodse karikaturen op het carnaval in Aalst, of de uitspraken van Sporza-journalist Eddy Demarez.
De Europese Commissie wil dat internetgiganten als Facebook en Twitter zelf snel optreden tegen illegale inhoud, waaronder haatzaaien. De discussie over de Digital Services Act loopt nu op Europees niveau.
Lemmens: Mijn grote probleem is dat we een handvol multinationals die al gigantisch veel macht hebben nog meer macht geven. We applaudisseren wanneer Trump van Twitter wordt gegooid, maar vergeten dat we een handelswijze accepteren waarbij bigtechbedrijven poortwachters worden. Wat voor de ene onfatsoenlijk is, betekent vrijheid van meningsuiting voor de andere. Vandaag gaat het over racistische commentaren, maar morgen misschien over berichten die kritisch zijn voor big tech of voor het kapitalistische systeem op zich. Soms lijken we te denken dat we een probleem oplossen door iets te verbieden. Maar een verbod is een zwaktebod, ook op sociale media. Ik denk dat we opnieuw de kracht van het debat moeten ontdekken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier