Vrije Tribune
Medewerkers KU Leuven reageren: ‘Nuance is minder spannend dan roep om ontslag’
‘De basisbeginselen van de rechtsstaat, zoals het vermoeden van onschuld en het recht op hoor en wederhoor, hebben echt wel zin’, schrijven de decaan en het bestuur van de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen van de KU Leuven na een woelige week.
De afgelopen dagen was er opnieuw veel te doen rond grensoverschrijdend gedrag aan universiteiten. Vooral de zaak van een professor die door de rechtbank werd veroordeeld voor verkrachting kreeg veel aandacht. De verontwaardiging en het medeleven met het slachtoffer waren groot — en dat moet vooral zo blijven. De berichtgeving en de daarop gebaseerde acties maakten echter een enorme bocht. Aanvankelijk was sprake van een ‘doofpotoperatie’ en verontwaardigde men er zich over dat de betrokken professor pas na twee jaar en niet meteen na de feiten op non-actief was gesteld.
(Lees verder onder het artikel.)
De verontwaardiging leidde tot een roep om drastische en snelle maatregelen. Minister Demir blokkeerde subsidies “als signaal aan de slachtoffers” en ook anderen eisten harde actie; de regeringscommissaris werd op onderzoek uitgestuurd. Kort nadien bleek de realiteit toch anders. Eerst kwam uit dat de universiteit had gehandeld op instructie van het gerecht en ordemaatregelen had opgelegd zodra dat kon. Vervolgens liet het slachtoffer bij monde van haar advocaat weten dat ze zich wél correct behandeld had gevoeld door de universiteit en dat ze blij was dat die haar privacy had gerespecteerd. Tenslotte spraken ook de regeringscommissaris en de bevoegde parlementscommissie zich positief uit over de wijze waarop de universiteit in dit dossier de zaken had aangepakt.
Het mag niet de bedoeling zijn om hier deze of gene met de vinger te wijzen. De lichtzinnigheid waarmee anderen dat doen verdient geen navolging, ook wij hadden immers geen inzage in dit dossier. Bovendien past vooral nederigheid want er is wel degelijk veel fout gelopen met de beteugeling van grensoverschrijdend gedrag aan universiteiten en ook de huidige tuchtregels moeten beter, daar is brede consensus over.
(Lees verder onder het artikel.)
Maar al wie in tuchtcolleges heeft moeten zetelen zal in het relaas hierboven minstens twee elementen herkennen: de complexiteit, die een groot gevaar inhoudt voor voorbarige besluiten, en de moeilijkheid om uit te leggen dat respect voor basisbeginselen van de rechtsstaat, zoals het vermoeden van onschuld en het recht op hoor en wederhoor, echt wel zin heeft. Op de een of andere manier blijkt dat laatste soms makkelijker uit te leggen als het over Turkije of Hongarije gaat dan over het eigen land.
In het volle besef dat nuance minder spannend om lezen is dan een roep om ontslag of radicale actie, vragen we daarom toch aandacht voor volgende elementen van universitaire tucht.
1. “In de privé zou zo’n professor al lang zijn buiten gegooid” heet het en wellicht is dat zo. Maar de tijd is lang voorbij dat de rector-magnificus een personeelslid of student kon wegsturen zonder veel verdere uitleg. De universiteit is ook geen bedrijf waar de CEO iedereen met een hoofdknik en een voldoende grote som geld aan de deur kan zetten. Net zoals bij ambtenaren of vrije beroepers (en eigenlijk zelfs in de privésector) kunnen sancties tegen personeelsleden en studenten aan de universiteit enkel worden opgelegd volgens een gedetailleerde procedure, met bescherming van wie het voorwerp uitmaakt van die procedure. Terecht. Wie het moeilijk heeft met het principe van woord en wederwoord, moet zich even indenken hoe het zou voelen om zelf gestraft, onteigend, ontslagen te worden zonder mogelijkheid van verweer. Wat abstract lijkt, is het niet, zoveel maken geschiedenis en internationale politiek wel duidelijk. In een rechtsstaat moet iedereen altijd recht hebben op het vermoeden van onschuld, op het recht om gehoord te worden en om daarbij desgevallend te worden vertegenwoordigd. Dit is de enige garantie tegen willekeur.
Als academici zien we nog een bijkomende reden waarom een rector of decaan niet zomaar tegen een professor kan zeggen “You’re fired”, evenmin als men in dit land een rechter kan ontslaan als de uitspraak niet bevalt. Zo’n precaire situatie zou de onafhankelijkheid en academische vrijheid vernietigen en een veel te grote macht geven aan individuen. Wie machtsmisbruik of -afwending wil tegengaan, moet integendeel de macht zelf aan banden leggen of controleren. Dat is precies wat de misbruikdossiers ons leren: het is de macht van professoren of assistenten over studenten, van studenten over andere studenten (bij een doop), … die tot misbruik kan leiden.
2. Indien een universiteit een tuchtsanctie wil opleggen vóór een strafrechtelijke veroordeling dan moet er een klacht bekend zijn en zelfs al is dat het geval, dan nog moet de universiteit de feiten bewijzen. Bij een zwaar misdrijf, zeker een seksueel misdrijf waarbij de bewijsvoering delicaat is, overstijgt dit bewijs vaak de onderzoeksmogelijkheden die een tuchtoverheid heeft (vb. geen recht op huiszoeking, verzegeling, verklaring onder ede, …). Dat maakt dat er in zo´n geval vaak geen andere mogelijkheid is dan dit bewijs ‘uit te besteden’ aan de gerechtelijke instanties. Indien de universiteit toch sneller handelt, is het risico reëel dat haar beslissing voor een rechtbank met succes wordt aangevochten. Dit heeft het ongelukkige gevolg dat voor lichtere vergrijpen vaak sneller een sanctie kan worden opgelegd dan voor zeer zware vergrijpen. Hoe zwaarder het vergrijp en de sanctie, hoe zorgvuldiger en meestal tijdrovender de bewijsvoering zal zijn. Het is begrijpelijk dat dit tot ergernis leidt.
3. Het vermoeden van onschuld als belangrijk juridisch principe staat evident op gespannen voet met de aandacht voor een slachtoffer en de bescherming van andere mogelijke slachtoffers. Zeker bij seksuele misdrijven, waar het bewijs erg moeilijk is, hebben velen moeite met het principe dat het slachtoffer of het openbaar ministerie het bewijs moet leveren. In de VS is geëxperimenteerd met alternatieve bewijsstandaarden in tuchtprocedures aan universiteiten (‘Title IX-procedures’). Dat is erg omstreden gebleken en men is er op teruggekomen. Ongetwijfeld zal ook bij ons dit debat verder worden gevoerd. Aan de spanning tussen vermoeden van onschuld en voorkomen van verdere slachtoffers kan ondertussen gedeeltelijk worden tegemoetgekomen door ordemaatregelen. Dit zijn maatregelen die verdere schade willen voorkomen, zonder al een voorafname te mogen zijn op een eventuele latere sanctie. Omdat ze geen sanctie vormen, kunnen ze al vóór een eventuele strafrechtelijke veroordeling worden opgelegd. In dit geval werd de professor, van zodra daarvoor groen licht kwam van het gerecht, de toegang tot de universiteit ontzegd. Dit lijkt ons de meest vergaande ordemaatregel die de universiteit in die fase kon nemen.
4. Het is belangrijk dat tucht niet in de weg staat van een gerechtelijk onderzoek en een eventuele gerechtelijke veroordeling. Wat in het geval dat nu zoveel aandacht krijgt leek op gebrek aan actie was in realiteit, zo begrijpen we, het gevolg van de uitdrukkelijke vraag van het gerecht om niets te doen wat de verdachte zou kunnen alarmeren en zowel het gerechtelijk onderzoek als het daaropvolgend proces op de helling zou kunnen zetten. De ordemaatregel kwam daarom niet onmiddellijk na de strafklacht. Als het de bedoeling was om te verhinderen dat bewijsmateriaal zou worden vernietigd, dan was de vraag zeker gefundeerd. Zo werden in andere zaken verdachte foto’s of e-mails gewist, terwijl bijvoorbeeld ook afluistering in het gedrang zou kunnen komen.
De suggestie werd gemaakt dat de universiteit dan misschien maar niet had moeten luisteren naar de vraag van de onderzoeksrechter. Dat is een ontstellende suggestie. Vindt men nu echt dat de universiteit zich bij strafklacht boven het gerecht moet stellen en de verdachte meteen moet alarmeren, met het risico dat cruciaal bewijsmateriaal verloren gaat?
5. De rol van de rector bij tuchtprocedures voor personeelsleden zou beter worden herbekeken. Nu is de rector tegelijk ‘procureur’, ‘rechter’ én woordvoerder van de universiteit die naar de universitaire gemeenschap en de buitenwereld over de feiten moet communiceren. Daardoor moet de rector ‘met de handrem op’ communiceren om de vertrouwelijkheid in het dossier te respecteren. De eindverantwoordelijkheid voor de tuchtbeslissing wordt allicht best elders gelegd, zoals nu reeds bij tuchtsancties tegen studenten.
6. De KU Leuven kondigde aan dat, nu er een veroordeling is, de tuchtprocedure wordt verdergezet en dat dit mogelijk aanleiding kan geven tot ontslag. Opnieuw leidt dit tot begrijpelijke verontwaardiging. Waarom niet onmiddellijk een beslissing? Hopelijk is dat hierboven voldoende gebleken: omdat de betrokkene het recht moet hebben zich te verdedigen en een proces waarbij de uitkomst op voorhand vaststaat een schijnproces is, van het soort dat we elders in de wereld bestrijden.
Het is goed dat samenleving en politiek de universiteiten hebben gedwongen om zichzelf in vraag te stellen wat betreft de beteugeling van grensoverschrijdend gedrag. Het is jammer, maar des mensen, dat dit steevast op een negatieve manier gebeurt, via ‘aanklachten’, ‘schandalen’ en dreigementen, en zelden op een positieve manier, via aanmoediging of misschien, heel af en toe, een schouderklop als een dossier wél goed blijkt te zijn behandeld na honderden uren werk. Jammer, zeker in dit geval, waar de regeringscommissaris nu over de afhandeling door de universiteit concludeert: “De bescherming van het slachtoffer loopt als een rode draad doorheen dit dossier.”
Tegenover dit dossier staan er zeker andere en er is nog altijd veel dat beter kan. En dus: het is goed dat samenleving en politiek de universiteiten hebben gedwongen om zichzelf in vraag te stellen. Hopelijk zullen de andere actoren in dit verhaal dat nu ook doen. Laat ons de weg maar samen en in overleg gaan, zonder voorafnames van welke kant ook en met échte aandacht voor het “signaal aan het slachtoffer”, dat in dit geval vroeg om alsjeblieft uit de media te mogen blijven.
Wouter Devroe, Ingrid Boone, Annick De Boeck, Wouter Druwé, Niel Laenen, Stephan Parmentier, Johan Put, Ilse Samoy, Bernard Tilleman, Peggy Valcke, Monique Vandyck, Dirk Van Havermaet, Chloë Wilssens zijn de decaan en de overige leden van het Faculteitsbestuur van de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen, KU Leuven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier