Zalm, een populair maal met funeste nevenwerkingen

De minder gezonde kweekzalmen ontsnappen zo vaak uit kwekerijen dat ze de natuurlijke populaties significant dreigen te beïnvloeden. © iStock

Zalm, ooit een maal voor de happy few, is de jongste decennia alsmaar populairder geworden. Maar zijn enorme kweeksucces heeft noodlottige gevolgen voor het milieu. Er is dringend een duurzamere aanpak nodig.

Tot een halve eeuw geleden werd op ‘vrijdag, visdag’ vooral gekookte kabeljauw geserveerd. Doordat die soort in de vernieling werd gevist en duurder werd, verdween hij bij godvruchtige gezinnen alsmaar vaker van het menu. In zijn plaats kwam zalm, een soort die alsmaar gemakkelijker te kweken viel. In Noorwegen begon de ‘domesticatie’ van zalmen in 1969, in Oost-Canada in 1979. Dat pionierswerk werd later geëxporteerd naar alle hoeken van de wereld, inbegrepen Tasmanië en Zuid-Chili, waar ziektes en algenbloemen catastrofale effecten op de productie kunnen hebben.

In de jaren negentig dook in de Noorse fjorden de ene na de andere kwekerij op, met tot 150.000 zalmen per kweekkooi. Noorwegen levert meer dan de helft van alle gekweekte Atlantische zalmen ter wereld, Chili 28 procent. De kooien hangen gewoon in het fjordenwater, wat de efficiëntste (lees: goedkoopste) kweek oplevert – de methode heet aquacultuur. Vooral onder impuls van misschien wel de bekendste Noorse ondernemer, John Fredriksen, ging het hard. Hij richtte in 2007 Marine Harvest op, het grootste zalmconcern ter wereld. Veel ‘mariene oogst’ is er niet bij: het gaat vooral om viskweek. Om het natuurlijke gedrag van zalmen te imiteren – de dieren leven in zee, maar planten zich voort in zoet water – moeten ze in de loop van hun ontwikkeling naar een andere kooi verhuizen, van zout naar zoet.

De manier waarop zalm gekweekt wordt, neigt stilaan naar de industriële aanpak van onze vleesproductie.

Consumenten in 140 landen eten nu zalm uit Noorse kwekerijen, goed voor 14 miljoen maaltijden per dag. 2014 was volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties het eerste jaar waarin er meer kweekvis dan wilde vis werd geconsumeerd: er werd dat jaar 2,3 miljoen ton gekweekte Atlantische zalm verhandeld, tegenover 2000 ton gevangen wilde zalm. Vrijdag is haast even vaak zalmdag als kabeljauwdag geworden: volgens het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) kocht 45 procent van de Belgische gezinnen in 2017 verse kabeljauw en kocht 40 procent verse zalm.

Om hun product in de markt te zetten, verwezen de promotoren van gekweekte zalm al gauw naar het milieu en onze gezondheid. Ze schermden met de grote druk die er op het land ligt, terwijl onze planeet voor 70 procent uit water bestaat en we daarvan amper 2 procent voor menselijke activiteiten inzetten – mariene aquacultuur biedt, met andere woorden, een uitweg. De omega 3-vetzuren uit de vis verkochten de promotoren onder meer als goed voor ons brein. Vis wordt ook aangeprezen als duurzamer dan vlees, waardoor veel mensen ernaar overschakelen.

8 kilogram

Zoveel vis, week- en schaaldieren at een Belg gemiddeld in 2017 (vers, diepgevroren en verwerkt, inclusief vissalade).

Marketeers hebben daar handig op ingespeeld. Zalm voor supermarkten in een transparante folie verpakken, zodat de roze kleur van de vis in beeld kwam, was een briljante zet. Die kleur ziet er niet alleen gezond uit, hij kan ook als ‘exclusief’ verkocht worden. Bij wilde zalmen komt hij voort uit de garnalen en krabbetjes in hun voeding; bij gekweekte zalmen zorgt een voederadditief ervoor. De meeste verpakkingen laten ook een springende zalm zien, of een beer met een gevangen zalm, om te illustreren dat het om een natuurlijk product gaat.

En daar begint het belazeren van de kluit. Want de manier waarop zalm gekweekt wordt, neigt stilaan naar de industriële aanpak van onze vleesproductie. Een zalm is geen vis meer, hij is levend vlees geworden.

Ontploffende schepen

Het gereputeerde Duitse weekblad Die Zeit bracht onlangs een lange reportage over de zalmkweek, onder de kop ‘De gevaarlijkste vis ter wereld’. Het artikel focust sterk op twee elementen. Ten eerste: dat de mens van een roofvis – wilde zalmen zijn vooral viseters – een vegetariër gemaakt heeft. Een neveneffect daarvan is dat hij minder omega 3-vetzuren aanmaakt. Om de kweek rendabel te maken, is overgeschakeld naar visvoeder op basis van vooral soja. Vroeger werden gemalen visjes als voeder gebruikt, zoals sardienen of ansjovissen; soms ging het om tien kilogram gevangen vis (van zogenoemd lage kwaliteit) per kilogram gekweekte zalm (van zogenoemd hoge kwaliteit). Dat veroorzaakte spanningen in landen zoals Peru, waar de visjes, waarvan ook kleine vissers moeten leven, massaal werden weggevangen.

Maar ook de overschakeling naar voeder op basis van soja veroorzaakt problemen. Die Zeit linkt de zalmkweek aan de noodlottige gevolgen van de sojateelt in Zuid-Amerika. Daar moeten junglewouden, met hun hoge biodiversiteit, op grote schaal wijken voor eentonige monoculturen. Die gaat gepaard met immense hoeveelheden pesticiden en met hardhandige methodes om kleine boeren in het gareel te krijgen of zelfs van hun land te verjagen.

Het tweede probleem dat die Die Zeit aankaart, is de toevoeging van ethoxyquine (E324) aan het grotendeels vegetarische vismeel dat vooral uit Zuid-Amerika naar Europa wordt getransporteerd. De stof zou dienen om te vermijden dat de hele handel onderweg ontploft in de romp van vrachtschepen, door oncontroleerbare chemische reacties. Hij werd in de jaren vijftig door de Amerikaanse gigant Monsanto als pesticide op de markt gebracht, maar kwam onder vuur van milieuorganisaties: ethoxyquine zou kankerverwekkend zijn en erfelijke ziektes veroorzaken.

Feit is: niemand weet wat er in ons lichaam gebeurt als we ethoxyquine binnenkrijgen. Daarom verbood de Europese Commissie de stof in 2011 als pesticide. Sinds begin dit jaar is hij ook als additief voor diervoeders verboden, behalve in de viskwekerij: daar zou een verbod in 2020 volgen. Producenten van visvoeder hadden meer tijd nodig om naar alternatieven te zoeken, zo heette het. Volgens bronnen jagen ze vooral op studies die aantonen dat ethoxyquine als vismeeladditief geen nadelen voor de mens heeft.

En daarmee komen we bij de dichotomie tussen milieuorganisaties en wetenschappers. In 2016 onderzocht Greenpeace 45 pakjes zalm uit supermarkten: in elke zalmfilet uit een conventionele viskwekerij vonden ze ethoxyquine terug. Bio-ingenieur Patrick Sorgeloos van de Universiteit Gent, een wereldwijd expert in aquacultuur, reageert verbolgen op de kwestie: ‘De waarden in zalm en andere voedingsmiddelen zijn zeer laag. Ze zijn het gevolg van sporen van ethoxyquine in de grondstoffen, en liggen ver beneden de veilige limieten van autoriteiten als de Wereldgezondheidsorganisatie.’

Meer inzicht, minder zalm

Patrick Sorgeloos verwijst naar een artikel op KnackWeekend.be uit september 2017 dat, zo zegt hij, ‘mooi illustreert hoe zalmkwekerijen aan een duurzame toekomst werken’. In dat artikel beschrijft collega Lotte Philipsen een bezoek aan een Noorse zalmkwekerij van Marine Harvest. De kwekerij voldoet aan de standaarden rond milieuvriendelijkheid en duurzaamheid van het onafhankelijke non-profitbedrijf Aquaculture Stewardship Council (ASC). In 2012 reikte dat zijn eerste certificaten voor zalmkwekerijen uit, vooral in Noorwegen. Meer dan 500 kwekerijen hebben het ASC-certificaat al behaald. Hun producten komen onder meer in België terecht.

Een zalmkwekerij in Bergen, Noorwegen.
Een zalmkwekerij in Bergen, Noorwegen.© Getty Images

De kwekerijen waar alles goed gaat, nemen uiteenlopende maatregelen. Ze plannen bijvoorbeeld minutieus hoeveel voeder er nodig is om verspilling en milieuvervuiling tegen te gaan. Ze voegen er meer gekweekte algen aan toe, om de noodzaak van soja te beperken. Bij ziektes geven ze de vissen geen antibiotica maar vaccins. Ze laten er schoonmaakvisjes tussen zwemmen, tegen parasieten. En misschien wel de belangrijkste maatregel: ze gebruiken bassins in plaats van kooien, zodat het contact van de kweekvis met zijn leefomgeving beperkt wordt.

De bassins kunnen nog andere nadelen van de zalmkweek opvangen. Een recent artikel in het vakblad Scientific Reports illustreerde het onweerlegbaar: zeeluizen die leven op in kooien gekweekte zalmen kunnen terechtkomen op passerende wilde zalmen. Zeeluizen van Atlantische zalmen die via kwekerijen in West-Canadese wateren belanden, bijvoorbeeld, zouden de sterke afname van lokale zalmsoorten mee veroorzaken.

50 procent

Kabeljauw en zalm zijn samen goed voor de helft van alle vers verkochte vis in België. Bron: Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM)

De parasieten zouden na verloop van tijd trouwens resistent worden tegen de afweermiddelen, waardoor ze ook in kwekerijen een alsmaar grotere plaag worden. Ze veroorzaken nu al enorme opbrengstverliezen.

Er is ook, en dat is nog erger, op grote schaal sprake van hybridisatie tussen wilde zalmen en ontsnapte kweekzalmen. Een recent artikel in Communications Biology stelt dat er wereldwijd al veel meer gekweekte zalmen zijn, op sommige plekken ook in de zogenoemde wilde natuur. Ze ontsnappen zo vaak uit kwekerijen dat ze de natuurlijke populaties significant dreigen te beïnvloeden. Nadat in Newfoundland 20.000 kweekzalmen waren ontsnapt, bleek meer dan een kwart van de later in de buurt gevangen zalmen een hybride te zijn.

Hoewel de zalm amper een halve eeuw gedomesticeerd is, zijn er al substantiële genetische verschillen tussen gekweekte en wilde exemplaren. Kweekzalmen zijn bijvoorbeeld minder gezond. Ze planten zich minder gemakkelijk voort, waardoor grootschalige hybridisatie nadelig kan zijn voor een wilde populatie. In The Journal of Experimental Biology toonden onderzoekers dan weer aan dat gekweekte zalmen op grote schaal doof worden. Doordat ze veel sneller groeien, ontstaan er misvormingen in hun binnenoor. De doofheid zou onomkeerbaar zijn. Als ook wilde zalmen sneller gaan groeien, door kruisingen met ontsnapte exemplaren, zou hun populatie nog zwaardere klappen kunnen krijgen: vissen zouden hun gehoor inzetten om prooien te vinden en zelf aan roofdieren te ontsnappen.

De rechten van vissen worden (nog) niet met zoveel inzet verdedigd als die van kippen of koeien. Mogelijk wekte het artikel in Die Zeit vooral de ergernis van Patrick Sorgeloos omdat het ervoor pleit om de zalmkweek in vraag te stellen. ‘Bestaat er geen enkele uitweg uit de noodlottige logica van de zalmindustrie? Moeten zalmen met duizenden tegelijk in kooien voor de Noorse kust opgesloten zitten, zodat de mensheid haar bordjes kan vullen?’ klinkt het. En daarna: ‘Er bestaat een oplossing, alleen past ze niet bij de hoogconjunctuur van de consumptie. Ze is niet van deze tijd. Ze luidt: minder zalm eten of – nog beter – helemaal geen zalm meer eten. Overschakelen op andere vissoorten, zoals haring, die in de Noordzee rijkelijk voorkomen. Als zalmkwekerijen de deuren zouden sluiten, zouden vissers weer wilde zalm op zee kunnen vangen. Zoals vroeger. Zou dat zo erg zijn?’

De lievelingsvis van de Belg

1 Kabeljauw

2 Zalm

3 Tong

4 Schol/pladijs

5Jonge haring /maatjes

De ultieme industrialisering van de viskweek

Iets meer dan een jaar geleden, op 4 augustus 2017, had het Amerikaanse bedrijf AquaBounty Technologies een wereldprimeur: het verkocht 4,5 ton genetisch gemodificeerde Atlantische zalm aan Canadese visdistributeurs, tegen de marktprijs (niet duurder dan klassiek gekweekte zalm) en zonder dat de vis als ‘genetisch gemodificeerd’ werd gelabeld. Het was de allereerste commerciële verkoop van genetisch gemodificeerde dierlijke voeding.

AquaBounty Technologies had een gevecht van een kwarteeuw achter de rug om de ontwikkeling op de markt te krijgen. Zijn wetenschappelijke doorbraak realiseerde het bedrijf al in 1989. Toen bleek dat de groeisnelheid van Atlantische zalm kon verdubbelen door aan zijn genoom twee dingen toe te voegen. Eén: een gen van de chinookzalm (een vis uit de Stille Oceaan) voor de productie van groeihormoon. Twee: een regulerend gensysteem uit een andere vissoort (de Amerikaanse puitaal). De zalm kan al na 18 maanden op de markt komen, omdat hij tijdens zijn groei continu onderhevig is aan zelfgeproduceerd groeihormoon. AquaBounty verdedigt zijn inspanningen onder meer door te stellen dat de kweek, die in afgesloten bassins in Panama plaatsvindt, daardoor minder neveneffecten op het leefmilieu heeft.

Partner Content