Wordt vogelgriep de volgende pandemie?
De vogelgriep veroorzaakt een ravage in onze wildevogelpopulaties. Wetenschappers houden hun hart vast: als de ziekte deel gaat uitmaken van onze natuur, zijn de gevolgen voor de pluimveesector niet te overzien. Er is ook waakzaamheid geboden voor onze eigen gezondheid.
Op 26 januari struinde een man in wit beschermend pak, met handschoenen, laarzen, bril en een opvallend mondmasker door het Waaslandse natuurgebied Doelpolder Noord. Hij droeg een grote zak op de rug, waarin hij geregeld iets gooide dat hij had opgeraapt. Het was vogelkenner Kjell Janssens van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Na een bericht van een ongeruste lokale natuurwachter had hij de opdracht gekregen te checken of er veel vogelkadavers lagen. Omdat de vogelgriep door Europa raast en het virus uitzonderlijk voor de mens gevaarlijk kan zijn, moest hij speciale beschermingsmaatregelen nemen, alsof de coronacrisis onze natuur indook.
De verwachting was dat hij een tiental dode vogels zou vinden, maar hij verzamelde meer dan vijftig kadavers van wilde ganzen, naast wat eenden, een kokmeeuw en een goudplevier. Dat is verontrustend. De meeste dieren stierven vermoedelijk na besmetting met een zware vorm van vogelgriep. Elders in Europa zijn duizenden dode dieren aangetroffen, vooral watervogels. In Nederland zijn ook besmette roofdieren gevonden. Niet alleen roofvogels als buizerds, valken en uilen, ook vossen en marters. Op een meer in Israël zijn liefst achtduizend Europese kraanvogels in korte tijd aan vogelgriep gestorven. Het virus wordt vooral via uitwerpselen verspreid.
Het is opvallend hoe weinig ganzen er dit jaar in de Waaslandpolders vertoeven. Vorige winter telden experts van het INBO een maximum van 13.000 brandganzen – momenteel de ergst door het virus getroffen soort. Dit jaar kwamen ze niet verder dan 7000. Er zijn dit jaar ook nog geen uit Rusland afkomstige trekvogels in de polders gezien – het zijn allemaal vogels uit Vlaanderen of Zeeland. ‘Het is alsof de dieren een gebied mijden als er te veel dode soortgenoten liggen’, zucht Janssens, die stelt dat er ook in andere Vlaamse natuurgebieden opvallend veel dode vogels gevonden worden. Hij houdt zijn hart vast voor wat er in het broedseizoen gaat gebeuren.
Broeihaarden voor mutaties
‘De uitbraken van dodelijke vogelgriep worden erger en frequenter’, zegt bio-ingenieur Muriel Vervaeke van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Ze legt uit dat erkende vogelopvangcentra verantwoordelijk zijn voor het ophalen van zieke vogels uit natuurgebieden. Daarnaast heeft het ANB een afspraak met vijf van die centra om vogelkadavers in te zamelen voor onderzoek naar vogelgriep. Zo worden de verspreiding van de ziekte en het voorkomen van verschillende virusstammen in kaart gebracht. Het inzamelen moet voorzichtig gebeuren, want verstoring van levende vogels kan verspreiding van de ziekte in de hand werken.
‘In de winter 2020-2021 was er al zware vogelgriep in onze regio, maar in tegenstelling tot vroeger is ze in de lente en zomer nooit helemaal verdwenen’, zegt Vervaeke. ‘Nu is er een nieuwe uitbraak met een andere virusstam, die de vorige vervangen heeft. Het valt te vrezen dat het ziekmakende vogelgriepvirus zich permanent in onze vogelpopulaties zal nestelen. Er worden ook opvallend veel dode vossen gemeld. Mogelijk zijn daar dieren bij die door het virus getroffen werden, want vossen en andere kadavereters krijgen het via hun voeding binnen. We zijn gestart met een project om dat te monitoren.’
De dode dieren worden geanalyseerd in het laboratorium van viroloog Mieke Steensels van Sciensano, het volksgezondheidsinstituut dat bekend is door zijn sleutelrol in de strijd tegen het coronavirus. Ook Steensels is bang dat het ziekmakende vogelgriepvirus endemisch wordt in Europa en dus nooit meer zal verdwijnen. ‘Dat zou betekenen dat het blijft circuleren en niet langer af en toe door trekvogels wordt meegebracht. Maar hoe dat zal verlopen en welke soorten getroffen zullen worden, blijft koffiedik kijken. We doen nu courant aan passieve monitoring door stalen van dode vogels te analyseren. De actieve monitoring door systematisch levende vogels op de aanwezigheid van het virus te testen, zou dringend moeten worden uitgebreid.’
Wetenschappers nemen aan dat alle griepvirussen een verre oorsprong in vogelpopulaties hebben. Natuurlijke vogelgriepvirussen veroorzaken doorgaans niet meer dan wat milde effecten. Maar door besmettingen van dieren in intensieve pluimveehouderijen zijn de milde vormen gemuteerd in erg ziekmakende varianten. Stallen waarin grote aantallen kippen, ganzen of eenden op elkaar gepakt zitten, zijn broeihaarden voor muterende virussen. Ze kunnen er naar hartenlust woekeren in populaties van dieren met weinig of geen natuurlijke weerstand. Ze kunnen ook ontsnappen en wilde vogels besmetten, die de ziekmakende varianten vervolgens over de wereld verspreiden.
Het is een nachtmerriescenario dat in kaart is gebracht door een onderzoeksgroep rond epidemioloog Marius Gilbert (ULB) – hun belangrijkste publicatie daarover verscheen in Frontiers in Veterinary Science. Sinds 1959 zijn er 39 verschuivingen opgespoord van milde naar ziekmakende virusstammen, waarvan 37 in intensieve pluimveekwekerijen, de meeste in zogenaamd rijke landen (veertien in Europa, negen in Noord-Amerika, zeven in Australië). Autoriteiten proberen de verspreiding van vogelgriep doorgaans in te dammen door alle dieren in een stal met een besmetting te liquideren (‘ruimen’ heet dat in het jargon), maar zo verwijderen ze ook dieren die eventueel weerstand tegen het virus hebben ontwikkeld. Het ingrijpen beperkt dus de opties om een natuurlijke verdediging te creëren.
Evolutionair evenwicht
De onderzoekers detecteerden een tweede mechanisme dat het virus gebruikt om virulenter te worden: herschikking van genetisch materiaal door het uitwisselen van genen tussen verschillende virusstammen. Daarvan hebben ze 127 gevallen geregistreerd, de meeste in Aziatische landen en specifiek in regio’s waarin omgeschakeld werd van kleinschalige naar grootschaliger kwekerijen. Het feit dat veel diersoorten, waaronder varkens, er door elkaar gehouden worden en op markten frequent met elkaar in contact komen, werkt uitwisseling in de hand. Een recent verslag in Scientific Reports stelt dat op Chinese markten liefst 13 procent van het pluimvee met vogelgriep besmet is. In landen als China bestaat ook de gewoonte om tamme eenden los te laten in rijstvelden, waar ze in contact komen met wilde watervogels. Dat bevordert het overspringen van gemuteerde virussen in gekweekte dieren naar wilde vogelpopulaties.
In de 43 jaar dat de vogelgriep gemonitord wordt, is er geen enkele switch van mild naar ziekmakend in wilde vogelpopulaties vastgesteld, concludeerde Gilberts team. Het kan zijn dat het er minder gemakkelijk te detecteren is, maar het is voor een succesvol virus sowieso minder evident om naar iets ziekmakenders te muteren in wilde vogels dan in kwekerijen. Zieke dieren raken in de natuur geïsoleerd en sterven te snel om veel andere te besmetten. In het algemeen zou er een soort natuurlijk ‘evolutionair evenwicht’ tussen vogels en hun griepvirussen zijn.
In The Journal of Animal Ecology beschreven Marius Gilbert en zijn collega’s de effecten van ziekmakende varianten op wilde vogels. Vooral ganzen en meeuwen worden getroffen – onze kokmeeuw zou extra kwetsbaar zijn. Op plekken waar vogels tijdens de trek verzamelen, kan het virus uitgewisseld worden, ook tussen soorten. Zangvogels blijven gelukkig grotendeels buiten schot, met uitzondering van eksters en kraaiachtigen die weleens op kadavers terechtkomen.
Dat de huidige virusgolf vooral brandganzen treft, hoeft niet te verbazen. De soort neemt de laatste 25 jaar explosief in aantal toe en foerageert graag in dichte troepen op akkers en graslanden. Bovendien heeft ze een neiging tot globaliseren. Een in Zeeland geboren mannelijke brandgans ontmoette enkele winters geleden een uit Rusland afkomstig overwinterend vrouwtje, en trok in de lente met haar mee naar haar geboortegebied. De volgende winter vlogen ze echter samen de andere richting uit en kwamen ze in China terecht. Veel vogels kennen weinig ruimtelijke beperkingen, wat de verspreiding van virussen bevordert.
De gevolgen breiden zich uit naar andere vogelfamilies. Onderzoekers meldden in het vakblad Viruses dat er in Noord-Duitsland in de winter 2016-2017 zeventien zeearenden gevonden werden die stierven aan een ontsteking in de hersenen nadat ze met een vogelgriepvirus besmet waren, ongetwijfeld na het eten van besmette kadavers. Het ging vooral om jonge vogels, die mogelijk onvoldoende weerstand hadden. Nederlandse onderzoekers publiceerden in Scientific Reports de vaststelling dat er in de winter 2020-2021 heel wat buizerds aan vogelgriep stierven, allemaal vrouwtjes en eveneens vooral jonge vogels. De dieren hadden geen antistoffen tegen het virus in hun lichaam en waren dus kwetsbaar.
Kippen blijven binnen
‘De ellende in Europa is in 2005 begonnen’, vertelt viroloog Mieke Steensels. ‘Toen werden de eerste zwaar ziekmakende virusvarianten in wilde vogels gevonden. Aanvankelijk gebeurde het slechts af en toe, maar vanaf 2014 kreeg het probleem een mondiaal karakter en nam de frequentie van de uitbraken toe. Het is opvallend dat virusvarianten elkaar lijken af te wisselen. Vorige winter hadden we mengelingen van zogenaamde H5N8- en H5N5-varianten, deze winter domineert de H5N1-variant. Waarnemingen uit Nederland wijzen uit dat de ziekmakende virusvormen in de natuur een eigen leven beginnen te leiden.’
Verontrustend is inderdaad dat de laatste jaren de link tussen ziekmakende vogelgriepvirussen in stallen losgekoppeld wordt van de besmetting van wilde vogels. De ziekmakende varianten worden sinds 1996 als endemisch in pluimvee beschouwd, als iets wat er altijd is. ‘Maar voor de jongste uitbraken zijn er geen aanwijzingen meer dat de verspreiding vanuit de pluimveehouderij is gebeurd’, zegt Steensels. ‘De ziekmakende varianten circuleren nu vrij in wilde vogels. Ik ben trouwens trots op onze pluimveesector, want we hebben deze winter in ons land tot dusver slechts vier uitbraken in kwekerijen gehad, en er is geen enkele overdracht van het ene bedrijf naar het andere geweest. De maatregelen voor risicobeheersing en bioveiligheid worden goed gevolgd en doen hun werk.’
Impliceert het feit dat de ziekmakende vogelgriepvirussen endemisch worden in onze natuur niet dat de maatregelen, zoals een ophokplicht, permanent moeten worden? ‘Het zal niet gemakkelijk zijn’, stelt Steensels. ‘Het is een moeilijke discussie, waarin ook elementen over dierenwelzijn opduiken – hoelang kun je dieren binnenhouden? Voor bioboerderijen is het helemaal een probleem, want hun kippen kunnen evenmin naar buiten. Er wordt nu op Europees niveau naar een aantal sporen gekeken, zoals het spreiden van de ligging van kwekerijen om contact tussen bedrijven te beperken. En er is de moeilijke kwestie van het vaccineren van dieren, en alles wat er aan problemen qua virusbewaking en handel bij komt kijken.’
Er bestaan vaccins tegen vogelgriep, maar die beletten niet altijd dat dieren de ziekte krijgen en aan elkaar doorgeven. Omdat het moeilijk is het onderscheid te maken tussen weerstand na vaccinatie en na besmetting, eisen nogal wat landen dat geslachte dieren die geïmporteerd worden niet gevaccineerd mochten zijn, want anders kunnen ze niet controleren of ze al dan niet het virus kregen – het virus kan maandenlang overleven in kadavers. Er wordt ook gefluisterd dat onverstandige vaccinatie in kwekerijen in Aziatische landen bijgedragen heeft tot het krachtiger worden van het virus. Het gegeven dat het ziekmakende vogelgriepvirus bij ons endemisch dreigt te worden, zal het debat over vaccinatie tegen vogelgriep in ieder geval in een stroomversnelling brengen.
Besmette mensen
Rest de vraag naar risico’s voor de mens. Er zijn indicaties dat vogelgriepvirussen zich steeds beter aanpassen aan besmetting van zoogdieren. In Nederland zijn er naast vossen en marters ook dassen en otters met vogelgriep gevonden. In 2014 was er een massale sterfte van zeehonden op de Waddeneilanden, ook aan de gevolgen van vogelgriep. Er wordt trouwens aanbevolen om niet alleen zelf voorzichtig te zijn met vogelkadavers die je ziet liggen, maar zeker te vermijden dat honden eraan snuffelen, laat staan knabbelen. De schrik zit er goed in.
Officieel zouden er sinds 1997 wereldwijd een duizendtal mensen accidenteel met een vogelgriepvirus besmet zijn, van wie de helft is overleden. Het reële aantal ligt ongetwijfeld een stuk hoger. Het grootste risico schuilt in een combinatie van vogelgriep met andere virussen. Zowel de Aziatische griep in 1957 als de Hongkonggriep in 1968, die elk wereldwijd miljoenen doden maakten, was het gevolg van een mengeling van vogelgriep- met mensengriepstammen. Mogelijk gebeurde hetzelfde met de Spaanse griep in 1918, die misschien wel 50 miljoen mensen doodde. De Mexicaanse griep van 2009 was een mengeling van genen uit vogel-, varkens- en mensengriepvirusvarianten.
Nederlandse wetenschappers toonden een tiental jaren geleden aan dat vogelgriepvirussen slechts vijf genetische mutaties nodig hebben om te veranderen in iets wat courant mensen kan besmetten, en dat overdracht van mens naar mens toelaat – nu worden mensen uitsluitend besmet door contact met vogels. In de variant die zeehonden doodde, waren vier van die mutaties aanwezig. Ze bevorderden de verspreiding van het virus door de lucht, wat besmetting vergemakkelijkte.
Vogelgriepvirussen besmetten vogels vooral via een receptor op hun darmcellen, maar de receptor vertoont ongemakkelijk veel gelijkenissen met een receptor op onze longcellen. Het is dus niet uit te sluiten dat vogelgriep de volgende pandemie wordt. Als gevolg van ons ondoordacht en respectloos omgaan met andere levende wezens dreigen we van de ene virusproblematiek in de andere te sukkelen. Het is hoog tijd dat we daar iets aan doen. Iets ernstigs.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier