Waarom vaccineren echt nodig is
De Vlaamse regering lanceert tijdens de Europese Vaccinatieweek een campagne om volwassenen aan te zetten hun vaccinatiestatus te controleren en zich alsnog te laten vaccineren. Want ieder slachtoffer van een vaccineerbare infectie is er één te veel.
Volwassenen beslissen doorgaans zelf om zich al dan niet te laten inenten, maar kinderen hebben weinig keuze. Hun vaccinaties maken deel uit van een breed preventiebeleid met de nodige regels en richtlijnen. Zo worden ze verplicht ingeënt tegen polio. Kind en Gezin in Vlaanderen en het Office de la Naissance et de l’Enfance van de Franstalige gemeenschap eisen bovendien dat kinderen in bijvoorbeeld crèches of kleuterscholen ook een prikje krijgen tegen difterie, kinkhoest, Haemophilus influenzae type b, de mazelen, rodehond en de bof. De ouders kunnen hier desgewenst nog de andere ziektes uit het vaccinatieschema aan toevoegen, zoals meningokokken C, hepatitis B en pneumokokken.
Tegenargumenten met gaten
Er is een tegenbeweging actief die ouders ervan probeert te overtuigen hun kinderen niet te laten inenten. Het eerste argument dat hierbij wordt aangehaald is het risico dat met de vaccins zelf gepaard zou gaan. Klinkklare onzin, zo meent dr. Béatrice Swennen van de Ecole de Santé publique aan de ULB: “De vaccins zijn tegenwoordig een stuk veiliger dan vroeger. Bij de klinische onderzoeken worden nu veel strengere criteria gehanteerd. De gebruikte antigenen zijn zuiverder en werken gerichter. Ze vormen in ieder geval geen gevaar.”
Volgens diezelfde tegenstanders spelen sommige vaccins bepaalde ernstige ziektes juist in de kaart in plaats van ze tegen te gaan. Het bekendste voorbeeld hiervan is het hepatitis B-vaccin, dat multiple sclerose in de hand zou werken. Die bewering doen Pierre Van Damme van het Centrum voor de evaluatie van vaccinaties en Béatrice Swennen af als kwaadsprekerij. Geen enkel onderzoek heeft ooit een causaal verband aangetoond.
Kort van geheugen
De vaccinaties zijn het slachtoffer van hun eigen succes. Welke jonge ouder van tegenwoordig weet nog hoeveel slachtoffers polio vroeger heeft gemaakt
Bu0026#xE9;atrice Swennen
Het is een feit dat sceptici de mogelijke gevolgen onderschatten van de ziektes die de bevolking, en met name het kwetsbaarste deel daarvan, bedreigen. Daardoor krijgen ze het gevoel dat vaccineren overbodig is. Swennen: “Maar laten we niet vergeten dat vaccins ooit zijn uitgevonden en verspreid vanwege het potentiële gevaar van die ziektes. Dat wordt maar al te vaak over het hoofd gezien. De vaccinaties zijn het slachtoffer van hun eigen succes, zou je kunnen zeggen. Welke jonge ouder van tegenwoordig weet nog hoeveel slachtoffers polio vroeger heeft gemaakt?”
Andere vaccins krijgen minder prioriteit en komen daarom ook niet in het vaccinatieschema voor. Neem nu het vaccin tegen waterpokken. Swennen: “Bij kinderen met waterpokken (synoniem voor windpokken) treden er zelden complicaties op. Hoe jonger het kind, hoe minder ernstig de gevolgen. Om de twee tot drie jaar doet zich echter een sterke piek voor en grijpt de ziekte weer om zich heen. Als er dan veel kwetsbare kinderen zijn, beperkt het virus zich tot deze groep. Zo niet, gaat het op zoek naar andere nog vatbare slachtoffers, zoals volwassenen die vroeger geen waterpokken hebben gehad. Die volwassenen lopen echter meer risico op ernstige vormen van deze ziekte. Zo kunnen nog vatbare zwangere vrouwen zelfs hun ongeboren kind besmetten, met mogelijke aangeboren afwijkingen tot gevolg.”
Alleen zin op grote schaal
Een ander argument dat wordt aangehaald tegen het inenten van kinderen, is dat het geen zin heeft om ziektes te bestrijden die toch niet meer bestaan. Béatrice Swennen: “Dat die ziektes niet meer voorkomen, is net te danken aan de grootschalige vaccinaties. In sommige landen heeft die redenering er in de jaren zeventig samen met de overigens ongegronde angst voor bijwerkingen toe geleid dat de vaccinaties tegen kinkhoest werden stopgezet. Het gevolg was dat de ziekte weer de kop opstak en dat ettelijke baby’s dat met de dood moesten bekopen.”
Inentingen kunnen ook helpen om anderen te beschermen. Het mazelen-bof-rubellavaccin (MBR) is hier een typisch voorbeeld van. Het mag pas na het eerste levensjaar worden toegediend. Pierre Van Damme: “Door 95% van de 1-jarige kinderen in te enten, bescherm je onrechtstreeks ook de enkele kinderen die nog niet ingeënt zijn of voor wie er een tegenaanwijzing bestaat (dat is het effect van de groepsimmuniteit). Op die manier is bijvoorbeeld de hele groep kinderen bij een onthaalmoeder of in een kribbe beschermd tegen de complicaties van mazelen, de bof of rubella, die net op deze leeftijd de grootste schade kunnen aanrichten. Zo’n MBR-vaccinatie heeft dus alleen zin op grote schaal. Bij een dekking van slechts 50% blijft het virus voortleven en kan het op andere slachtoffers overgaan, zoals nog vatbare zwangere vrouwen. De circulatie van mazelen, de bof en rubella kan pas beperkt en geëlimineerd worden als minstens 95% van de doelgroep (1-jarigen en 12-jarigen) wordt gevaccineerd.”
Baby’s first
Sommige vaccins roepen niet alleen vragen op bij ouders, maar ook bij artsen. Het vaccin tegen hepatitis B, bijvoorbeeld. Omdat die ziekte in ons land meestal seksueel wordt overgedragen, zo luidt de redenering, is de vaccinatie van zuigelingen toch niet nodig? “Om te beginnen zouden zwangere vrouwen met hepatitis B hun kind al in een vroeg stadium kunnen besmetten. Daarnaast kan er overdracht plaatsvinden door contact met besmette kinderen. Bovendien zullen wél ingeënte baby’s die later met het virus in aanraking komen nooit chronische dragers worden en hoeven ze dan dus niet te vrezen voor complicaties zoals levercirrose en leverkanker. Maar vooral kost het minder moeite om baby’s in te enten dan tieners. Dankzij de gecombineerde vaccins, waarmee je meerdere ziektes tegelijk kan aanpakken, boek je ook nog eens sneller resultaat omdat je makkelijker een groot deel van de bevolking kan bereiken.”
De praktijk wijst dit ook uit. Sinds de komst van het hexavalente vaccin (een vaccin tegen zowel polio, difterie, tetanus, kinkhoest, Haemophilus influenzae type b als hepatitis B, waar ouders niet voor hoeven te betalen) is de vaccinatiedekking in Wallonië opgelopen van 65% in 2003 tot bijna 93% in 2006. In Brussel is het resultaat gestegen van 42,1% in 2000 tot 88,4% in 2006. In Vlaanderen bedroeg de dekking in 2005 (dus nog voor het combinatievaccin) 94,1%.
Virussen verhuizen
Alle schoolgaande kinderen inenten tegen seizoensgriep om de volwassenen te beschermen lijkt momenteel nog niet aangewezen, omdat er op die leeftijd vrijwel nooit complicaties optreden.
‘Overbodige’ vaccins bestaan dus niet? Béatrice Swennen: “Dat een vaccin verkrijgbaar is, betekent nog niet dat het ook gebruikt moet worden en massaal moet worden voorgeschreven. Alles hangt af van de ernst van de ziekte, van de verhouding tussen de behandel- en vaccinatiekosten en van de individuele en collectieve bescherming die het vaccin biedt. Kinderen met mazelen of de bof moeten in het beste geval drie tot vier weken thuisblijven en lopen zo al snel een leerachterstand op. Bovendien was de bof vroeger de grote oorzaak van hersenvliesontsteking, maar dat zijn we al bijna vergeten.”
“Alle schoolgaande kinderen inenten tegen seizoensgriep om de volwassenen te beschermen lijkt momenteel nog niet aangewezen, omdat er op die leeftijd vrijwel nooit complicaties optreden. Anderzijds zijn er duidelijke aanwijzingen dat zo’n beleid wel een epidemie zou kunnen voorkomen en beheersen. De noodzaak van en het beleid rond vaccinaties verandert dus met de tijd en wisselt met de epidemieën, de ernstige ziektes en de kennis over de dynamiek van deze ziektes die zich onder de bevolking voordoen.”
Bron: Marleen Finoulst / Carine Maillard, Bodytalk nr.17
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier