Voedselprijzen stijgen: ‘Aan de spotgoedkope overvloed komt een einde’

© Debby Termonia
Tex Van berlaer Journalist Knack

De toekomst is aan de hoogtechnologische landbouw die drones en satellieten inzet, zeggen voedingseconomen Erik Mathijs (KU Leuven) en Xavier Gellynck (UGent).

Worden we als consument bij de neus genomen? Dat is wat Testaankoop lijkt te denken. De consumentenorganisatie ging winkelen bij Aldi, Lidl, Albert Heijn, Carrefour, Cora, Colruyt en Delhaize en zag dat een gezin van twee personen maandelijks gemiddeld 531 euro uitgeeft in de supermarkt – 71 euro meer dan een jaar geleden.

Terwijl de prijzen van grondstoffen, energie en transport dalen, blijven de prijzen van sommige voedingsproducten alleen maar stijgen. Vooral groenten, met uitschieters als wortelen (+73 procent) en uien (+58 procent). Het Prijzenobservatorium, een wetenschappelijk bureau van de overheid, berekende dat in april, mei en juni de inflatie van groenten in België 21,5 procent bedroeg, tegenover gemiddeld 16,6 procent in onze buurlanden. ‘Mogelijk’, klinkt het bij Testaankoop, ‘houdt de voedingsindustrie de prijzen kunstmatig hoog om haar winstmarges te verhogen.’

Knack legde de beschuldiging voor aan voedingseconomen Erik Mathijs en Xavier Gellynck. ‘Ik heb hier geen aanwijzingen voor’, zegt professor Mathijs. ‘Over het algemeen zijn de winstmarges in de voedingssector ontzettend klein. Supermarkten zijn natuurlijk wel gebonden aan contracten en prijsafspraken met leveranciers en producenten. Over die prijzen onderhandelen de supermarkten hooguit één keer per jaar. Dat kan verklaren waarom de prijzen in de rekken niet onmiddellijk reageren op externe factoren. Grote onbekende in dit verhaal zijn ook de reële kosten van alle schakels in de voedingsketen. Daar hebben we gewoon geen zicht op. Dat maakt het heel lastig om een claim als die van Testaankoop met harde cijfers te onderbouwen.’

We moeten onherroepelijk naar grotere landbouwbedrijven en een grotere veestapel.

Xavier Gellynck

Gellynck: ‘Dat soort beweringen steekt om de zoveel tijd de kop op, maar dat zijn kwakkels. Als er sprake is van een doelbewuste strategie om de prijzen hoog te houden, zou dat betekenen dat de markt niet goed functioneert. Maar als er één schoolvoorbeeld is van een markt waar de concurrentie volop speelt, is het de voedingssector. Er zijn veel aanbieders in de landbouw, veel vragers in de voedingsindustrie én heel veel supermarkten – zeker sinds ook Nederlandse ketens als Albert Heijn en Jumbo in ons land actief zijn. Testaankoop bezondigt zich hier aan populisme, en de media volgen gretig. Maar kijk gewoon naar de jaarrekeningen van de voedingsindustrie. Die zijn allesbehalve schitterend. En ook de beurskoersen van de retailers suggereren bepaald geen woekerwinsten.’

Maar ons winkelkarretje is flink duurder geworden en er lijkt weinig beterschap in zicht.

Xavier Gellynck: Je moet de context voor ogen houden. De prijsstijgingen zijn begonnen in de tweede helft van 2021, na de coronacrisis. Toen al bedroeg het inflatiecijfer in de eurozone meer dan 5 procent, omdat de vraag wegens bevoorradingsproblemen het aanbod ruim overtrof. Daar zijn de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis bovenop gekomen. Maar daarvoor kun je de voedingsindustrie niet verantwoordelijk houden.

Erik Mathijs: Nogmaals: de winstmarges in de voedingsindustrie zijn klein. Voor sommige voedingsbedrijven zijn die marges negatief, voor de detailhandel spreken we over maximaal 1 à 2 procent, voor de sterke spelers. Er bestaan dus veel misverstanden over de winsten in de sector. Wel zien we dat prijzen in de supermarkt doorgaans sneller stijgen dan dat ze weer dalen. Daarnaast spelen ook interne prijsstrategieën van retailers en voedingsbedrijven een rol, want die bepalen mee de prijzen in de rekken.

Moeten we die prijsstijgingen dan gewoon uitzweten? Minister van Economie Pierre- Yves Dermagne (PS) gaf het Prijzenobservatorium de opdracht de prijsverschillen met onze buurlanden te onderzoeken. Ook wil hij bedrijven die hun prijzen niet snel genoeg laten zakken namen en shamen.

Mathijs: Zo werkt het niet. Je moet de markt zijn gang laten gaan.

Gellynck: Zulke politieke statements getuigen van grote lichtzinnigheid, en neigen opnieuw richting populisme.

In Frankrijk greep de regering in om de prijzen van basisproducten naar beneden te halen. Het kan dus wel?

Gellynck: In landbouwkringen zeggen ze soms dat Frankrijk het laatste communistische land van Europa is. (lacht) Onze Waalse vrienden sluiten daar ideologisch misschien wat bij aan?

Mathijs: Onze bedrijven hebben ook met grote extra kosten te maken door de automatische loonindexering, die in Frankrijk niet bestaat. Bovendien ontwricht het Franse beleid de markt en vloekt het met de Europese eengemaakte economische ruimte, wat uiteindelijk alleen tot welvaartsverlies kan leiden. Natuurlijk, voedselinflatie treft mensen die het niet breed hebben het hardst. Maar dat probleem los je niet op door de marktwerking uit te schakelen, wel door een gericht herverdelingsbeleid.

Gellynck:(knikt) Je moet die doelgroepen goed afbakenen. Niet zoals bij de energiecrisis dus, waar de meest gulle ondersteuning uiteindelijk is gegaan naar de mensen die van de hoge energieprijzen het minst last hadden.

‘De winstmarges zijn klein. Voor de detailhandel spreken we over maximaal 1 à 2 procent.’
‘De winstmarges zijn klein. Voor de detailhandel spreken we over maximaal 1 à 2 procent.’ © Debby Termonia

Maar kunnen we dan wel verwachten dat de prijzen van sommige producten opnieuw zullen dalen als er straks opnieuw over onderhandeld wordt?

Mathijs: Dat weten we niet. Het zal echt afhangen van de situatie op dat moment en van de vooruitzichten.

Gellynck: Over de meeste van die contracten wordt in het najaar opnieuw onderhandeld. Maar het conflict in Oekraïne blijft een grote factor van onzekerheid, en daarmee samenhangend, de energieprijzen.

Vooral de prijs van groenten stijgt op dit moment. Zou het een goed idee zijn om de btw op groenten en fruit te verlagen naar nul, om zo gezond eten te bevorderen?

Mathijs: Ik ben daar een groot voorstander van en heb ook meegeschreven aan een rapport waarin dat denkspoor wordt bepleit. Maar om echt effect te sorteren, zal zo’n maatregel alleen niet volstaan. Het gaat uiteindelijk maar over een verlaging van 6 naar 0 procent. Je zou tegelijkertijd, en dat ligt politiek veel gevoeliger, de btw moeten verhogen op een aantal producten die mensen veel minder zouden moeten eten: denk aan vlees, maar ook aan sterk bewerkte producten met een hoog suiker- en een laag voedingsgehalte.

Gellyck: Collega’s aan onze universiteit hebben onderzoek gedaan naar zo’n btw- verlaging. Daaruit blijkt dat het leeuwendeel van de opbrengst van die verlaging, tot en met 90 procent ervan, naar de voedingsindustrie en de supermarkten, en niet naar de consument zal gaan.

Mathijs: Je moet rekening houden met onbedoelde bijwerkingen. En een suikertaks, waar ik ook voor pleit, moet hoog genoeg zijn om impact te hebben. Maar price matters, Xavier. Prijs blijft naast smaak het belangrijkste criterium voor de consument.

Gellynck: Maar een gezond of ongezond voedingspatroon hangt sterk af van de variatie die we inbouwen. Eén specifiek product eruithalen en zwaar belasten heeft niet altijd het gewenste resultaat. Kijk naar heffingen op roken. Wie rookt? De lagere sociale klassen roken het meest. Studies laten zien dat bij uitstek ook die groepen vaak het ongezondst eten. Die mensen ga je met een suikertaks dus opnieuw het hardst raken.

Zijn groenten en fruit in de supermarkt over het algemeen eigenlijk wel zo duur?

Mathijs: Als je seizoensgebonden koopt, is het aanbod groot en de prijs per definitie lager. Supermarkten helpen de consument daar ook mee. Elke retailer heeft wel een seizoenskalender van groenten en fruit die hij aanbiedt.

Gellynck: Als je het hele jaar door verse tomaten wilt eten, zul je zo nu en dan met prijsstijgingen te maken krijgen. Deze lente waren de tomaten heel duur vanwege druk op de markt in Spanje. Noord-Afrika en Turkije hadden bovendien geruchten over een exportban op tomaten de wereld ingestuurd. Intussen is het weer veranderd en zijn de tomatenprijzen in een mum van tijd naar een normaal niveau gezakt. En nu krijgen we de goedkope tomaten bij wijze van spreken naar het hoofd gegooid.

Wat aan populariteit lijkt te winnen, is de korte keten: producten rechtstreeks kopen bij de boer.

Mathijs: Dat blijft toch echt een nichemarkt. Ik heb me ook laten vertellen dat steeds minder boeren geïnteresseerd zijn in die korte keten, omdat het ze handenvol geld kost aan eigen arbeid. Zij kunnen de dingen niet efficiënter doen dan de lange keten, en hebben daardoor meer kosten. Daarvoor laten ze natuurlijk zo veel mogelijk de consument opdraaien. Die korte keten is dus een heel beperkt model, tenzij je een en ander op een veel efficiëntere manier kunt organiseren.

Gellynck: Als dat mogelijk was, was het allang gebeurd. De korte keten is een luxe, iets voor de happy few die het zich kunnen veroorloven om flink hogere prijzen te betalen dan in de supermarkt. Die korte keten vertegenwoordigt dan ook peanuts in heel de voedselbevoorrading, hoewel er disproportioneel veel aandacht aan wordt geschonken. We hebben het over luttele procenten, vergelijkbaar met het aandeel van biologisch voedsel.

© Debby Termonia

Is spotgoedkope voeding niet sowieso verleden tijd?

Mathijs: Dat is eigenlijk een vreemde vraag, want de afgelopen 150 jaar is voeding bij ons alleen maar goedkoper geworden. Wel zijn die prijsdalingen de afgelopen 10 à 15 jaar wat gestabiliseerd, en zijn hogere prijzen voor voeding in de toekomst zeker niet uitgesloten. De Duitse supermarkt Penny hield vorige week bij wijze van bewustmaking een experiment waarbij de reële kosten voor milieu, mens en maatschappij van sommige producten in de prijs werden meegerekend. Daardoor ging de prijs van producten als kaas maal twee. De consument zal daar niet blij mee zijn, maar met zulke ontwikkelingen zullen we meer en meer rekening moeten houden.

Gellynck: Begin jaren 1950 ging de helft van ons inkomen naar voeding, vandaag is dat nauwelijks 12 procent. Pas de laatste 60 jaar is er bij ons voldoende eten op de plank voor iedereen. Onze generaties hebben het niet meer meegemaakt, maar tot niet zo heel lang geleden was er honger in Europa. Maar aan de huidige periode van spotgoedkope overvloed zou inderdaad opnieuw een einde kunnen komen. Het stikstofvraagstuk en de Europese Green Deal zullen gevolgen hebben voor de voedingsketen. Zo wil Europa 30 procent bio-landbouwaandeel in 2030. Met de technologie en kennis van vandaag betekent dit dat onze landbouwproductie zal dalen. We zijn niet in staat hetzelfde rendement te halen zonder meststoffen en pesticiden. Het aanbod zal krimpen, dus zullen de prijzen de hoogte in gaan.

In de felle controverse over de Europese Natuurherstelwet beweerden tegenstanders dat onze voedselzekerheid in het gedrang komt.

Gellynck: Ze hebben een punt. De Natuurherstelwet zal negatieve effecten hebben op onze voedselproductie. Voeg daarbij steeds vaker voorkomende natuurrampen. In een geglobaliseerde voedingsmarkt zorgen overstromingen in India voor hoge suikerprijzen bij ons. Dat zagen we ook in de prijzenoorlog tussen de Amerikaanse voedselmultinational Mondelez, die merken als LU en Côte d’Or in huis heeft, en Colruyt. Tegenvallende cacao-oogsten in Ivoorkust, een vernietigde suikeroogst in India en minder suikerexport uit Brazilië zorgden op de wereldmarkt voor fenomenale prijsstijgingen van suiker en cacao. Dat Mondelez in die omstandigheden weer met Colruyt aan tafel wil, lijkt me logisch. Aan de andere kant had Mondelez natuurlijk een lopend contract met Colruyt. Maar zo’n grote speler ligt heus niet wakker van een conflict met Colruyt.

Pleit u ervoor om meer voeding lokaal te produceren, zodat we minder kwetsbaar worden voor overstromingen aan de andere kant van de wereld?

Gellynck: Zeker niet, want dan ga je de risico’s nog minder spreiden.

Mathijs: Even terug naar de Natuur- herstelwet: ik ben het er niet mee eens dat die onze voedselzekerheid bedreigt. We hebben geen probleem met voedselzekerheid in Europa. De Europese landbouwproductie zit eigenlijk op een veel te hoog en intensief niveau. Het voedselzekerheidsargument waarmee tegenstanders van de Natuurherstelwet zwaaien is vooral ingegeven door protectionisme. Bovendien brengen we op termijn onze voedselzekerheid wel degelijk in gevaar als we onze ecosystemen verder laten verslechteren. Verder ben ik zeker ook geen voorstander van enkel lokaal produceren. Niet alleen spreiden we, zoals Xavier zegt, dan minder de risico’s, sommige dingen gedijen gewoon beter in bepaalde streken. Wij zijn een goede streek voor aardappelen, maar we gaan toch niet zelf onze olijfolie maken?

We brengen onze voedselzekerheid wel degelijk in gevaar als we onze ecosystemen verder laten verslechteren.

Erik Mathijs

Gellynck: Volledig akkoord. Maar we mogen ook niet vergeten dat de landbouw en de voedingsindustrie een heel belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de economische ontwikkeling van Vlaanderen. In onze maakindustrie staat de voedingsindustrie nog altijd op nummer één. Qua werkgelegenheid, omzet en toegevoegde waarde scoort onze voedingsindustrie bijzonder goed. Ze draagt ook bij tot een positief saldo op onze betalingsbalans. Als wij koelkasten en televisietoestellen willen importeren, moeten we ook iets hebben om te verkopen. Bij ons is dat onder andere voeding. Daar hebben we in de naoorlogse periode heel sterk op ingezet, en dat heeft ertoe geleid dat wij samen met Nederland tot de topregio’s in de wereld behoren, zowel voor plantaardige als dierlijke landbouwproductie. Onze aardappelindustrie is nummer één van de wereld. Hetzelfde met onze diepvriesgroenten. Het zou jammer zijn om dat allemaal overboord te gooien.

De Green Deal en de Farm-to-Fork-strategie streven naar meer biolandbouw en minder pesticiden. Hoe ziet de landbouwproductie van de toekomst eruit?

Mathijs: Ik zie vooral de precisielandbouw, die nu al sterk opkomt, aan belang winnen. De bedoeling van de Farm-to-Fork-strategy is ook om een aantal technologische vernieuwingen te versnellen. Bij precisielandbouw ga je inderdaad minder pesticiden of meststoffen per eenheid product toedienen, maar ze wel veel efficiënter inzetten. De landbouw van de toekomst is een hoogtechnologische landbouw, waar drones en satellietbeelden worden gebruikt om efficiëntie- en milieuwinst te boeken. Maar dat betekent dus ook: grotere landbouwbedrijven, want technologie kost geld.

Gellynck: Alleen schaalvoordelen maken zulke investeringen mogelijk. We moeten onherroepelijk naar grotere landbouwbedrijven. Daar wordt vaak een negatief beeld van opgehangen. Men spreekt van megastallen, en zelfs van het ‘agro-businesscomplex’, maar internationaal bekeken hebben we in Vlaanderen piepkleine bedrijven. In de VS produceren zuivelbedrijven tot 500.000 liter per dag. Bij ons zijn er nog altijd bedrijven die dat in een jaar produceren. Kijk ook naar China, waar megabedrijven worden uitgebouw en de voedingsproductie hoog op de agenda staat. Dan kunnen wij niet achterblijven, zeker niet als we ook zwaar moeten investeren in nieuwe technologieën om de uitstoot van stikstof en CO2, en het gebruik van meststoffen te verminderen.

Er is in Vlaanderen wel politieke druk om de veestapel te verkleinen.

Gellynck: Wij moeten onze veestapel juist vergroten! Wereldwijd stoten wij in Vlaanderen en Nederland per kilogram vlees het minst CO2 uit. Die koeien die in India langs de straat lopen – daarvan vliegt het methaan zo de lucht in, en verder komt er nauwelijks wat uit.

‘De manier waarop het stikstofdossier is aangepakst is een ramp.’
‘De manier waarop het stikstofdossier is aangepakt is een ramp.’ © Debby Termonia

Voor het milieu en het klimaat hebben we toch niet meer maar minder vee nodig?

Mathijs: Het hangt ervan af hoe je het bekijkt. Xavier heeft het relatieve verhaal verteld. Dat gaat over efficiëntie en daar kun je niks tegen inbrengen. Maar er is ook een absoluut verhaal, waarbij we wereldwijd, maar zeker in het Westen de vleesconsumptie inderdaad moeten afbouwen naar een gezond en duurzaam niveau, en dan zal het aanbod wel volgen.

Gellynck: Maar alle vooruitzichten, collega, wijzen in de tegengestelde richting. De wereldwijde vleesconsumptie stijgt sterk. Niet bij ons, maar wel in Latijns-Amerika, Afrika en Azië. En wie is dan het meest gekwalificeerd om aan die stijgende vraag te beantwoorden? We kunnen wel zeggen dat de vleesconsumptie omlaag moet, en dat is hier ook gaande, maar in het licht van het wereldwijde klimaatvraagstuk is een krimp van onze veestapel irrelevant. Dat zal in de strijd tegen de klimaatopwarming 0,0 procent bijdragen, geen sikkepit.

En nog wat extra stikstof moeten we dan maar voor lief nemen?

Gellynck: De stikstofdiscussie is in Vlaanderen op een heel ondeskundige en onwetenschappelijke manier gevoerd. Alle stikstof-waterstofverbindingen, dat gaat dan over ammoniak, worden door sommigen in het debat volstrekt ten onrechte aan de landbouwsector toegeschreven. Terwijl tal van wetenschappelijke studies laten zien dat een deel van die stikstof-waterstofverbindingen ook bij verbrandingsprocessen in de industrie en het verkeer vrijkomen. De stikstofnormen die in de discussie worden gebruikt zijn bovendien gebaseerd op Nederlandse computermodellen, met foutenmarges tot 70 procent. Dat is dus allemaal op los zand gebaseerd en een decreet met dit cijfermateriaal houdt in een rechtbank geen vijf minuten stand. Maar deze situatie is doodjammer voor onze veehouderij. We hebben een performante sector, die door het stikstofdossier tot een volledige standstill is gekomen. De investeringen in de veehouderij zijn tot nul teruggevallen. Er is geen kader en geen perspectief. Dit roept bij mij heel wat vragen op.

Volgens milieujuristen kun je die stikstofnormen wel degelijk in een decreet gieten, wat de onzekerheid zou wegnemen?

Mathijs: De manier waarop het stikstofdossier is aangepakt – maar dat is een politieke kwestie – is inderdaad een ramp. Dat neemt niet weg dat we wel degelijk met een milieuprobleem zitten als gevolg van te hoge stikstopimpact. Niets doen is geen optie.

12% van ons inkomen gaat naar voeding. In 1950 was dat nog 50 procent.

Erik Mathijs

Geboren in Sint-Truiden in 1968.

Studeerde landbouwwetenschappen en economie aan de KU Leuven.

2001-nu: professor landbouweconomie aan de faculteit bio-ingenieurswetenschappen van de KU Leuven.

Xavier Gellynck

Geboren in 1964 in Tielt.

Studeerde bio-ingenieurswetenschappen aan de UGent en marketing aan de universiteit van Aix-Marseille.

Professor landbouweconomie aan de faculteit bio-ingenieurswetenschappen van de UGent.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content