Staf Henderickx
‘Cacao, koffie, eieren,… Wat is er aan de hand met de voedselprijzen?’
De prijs van de eieren swingt de pan uit. Het kopje koffie smaakt steeds duurder. Is het de strengere wetgeving rond stikstof en dierenwelzijn zoals de Boerenbond beweert? Of is er meer aan de hand met onze voedselprijzen. Huisarts Staf Henderickx fileert de voedselmarkt.
De grote landbouwbedrijven verschillen grondig van de vroegere boerderijen. Daar verzekerden de productie en verkoop van landbouwgoederen het boerengezin van een inkomen. Een grootschalig landbouwbedrijf vertrekt van de investering van kapitaal om landbouwgoederen te produceren om zo meer kapitaal op te brengen. De banken zoals de Cera bank, de investeringsbank van de Boerenbond, strijken langs lopende leningen een groot deel van de winst op.
Het vermogen van de Boerenbond, ondergebracht in de Maatschappij voor Roerend Bezit van de Boerenbond (MRBB), wordt geschat op een vermogen van 5 miljard euro. Maar de landbouw als deel van het investeringskapitalisme is geen Belgisch fenomeen. Er tekent zich een belangrijke evolutie af op wereldvlak.
Tot eind vorige eeuw kwamen de voedselprijzen tot stand op basis van reële factoren, bijvoorbeeld meer vraag van de groeilanden zoals China, of minder aanbod door mislukte oogsten. Had het gevroren in Brazilië, dan kon je ervan uitgaan dat de prijs van de koffie zou stijgen.
Het fenomeen van speculatie
Door speculatie gingen de prijzen zich daarna echter vreemd gedragen. Na een slechte oogst daalden de koffieprijzen in plaats van te stijgen, en de graanprijzen stegen, hoewel de voorraden uitpuilden. Speculanten waren de nieuwe kapers op de kust, en elk jaar schoven er meer speculanten mee aan de goktafel van de beurs.
Hoe werd dat mogelijk? In 2000 keurde de toenmalige VS-president Bill Clinton de Commodity Futures Modernization Act goed, een wet die speculatieve fondsen toeliet op de voedselmarkten, wat sinds de beurscrash van 1929 verboden was.
Investeerders konden weer speculeren op de voedseltermijnmarkten zonder fysiek voedsel te verhandelen. Zo verhandelde de beurs van Chicago in 2011 voor meer dan 4400 miljoen ton tarwe, terwijl de totale wereldproductie dat jaar slechts 1850 miljoen ton bedroeg.
Speculatie gaat over gigantische bedragen. Op een dag wordt in Wall Street evenveel geld verhandeld als de opbrengst van de hele Belgische economie in vier maanden. Als de verwachting ontstaat dat bepaalde voedselprijzen op termijn fel zullen stijgen door bijvoorbeeld mislukte oogsten, dan spelen vele speculatieve fondsen daarop in door zogenoemde futures te kopen. Dat zijn termijncontracten tussen twee partijen die onderling overeenkomen om op een bepaalde datum in de toekomst een markt te verhandelen tegen een vooraf vastgestelde prijs.
Zo controleren slechts vier bedrijven – Archer-Daniels Midland, Cargill, Bunge en Dreyfus – meer dan 70 procent van de wereldwijde graanhandel, maar ze zijn niet verplicht hun graanvoorraden bekend te maken.
Dat gebrek aan transparantie is een belangrijke factor die de speculatie op de voedselmarkten en opgeblazen prijzen aanwakkert. Die trend veroorzaakt een hefboomeffect op de al gestegen prijs met bubbels in de prijsvorming.
Al vijftien jaar hobbelt de wereldeconomie van de ene bubbel naar de andere, en de bubbels worden telkens groter. Nieuwe bubbels in de agribusiness zijn niet denkbeeldig, bevestigt ook de voormalige speciale rapporteur voor het recht op voedsel van de Verenigde Naties, de Belg Olivier De Schutter: ‘De speculanten zijn niet geïnteresseerd in tarwe, mais of soja. Ze zijn geïnteresseerd in kortetermijnwinst. De markten brengen speculatieve zeepbellen op gang. Dat is de belangrijkste verklaring voor de stijging van de voedselprijzen op de wereldmarkten.’
Voor de consument wordt het nog moeilijker om een juist inzicht te krijgen op de prijs van een voedingsproduct. Want er is nog meer aan de hand.
Van graaiflatie tot krimpflatie
De organisaties Questionmark en Foodwatch hebben onderzoek verricht naar de totstandkoming van de prijs van een voedingsproduct. Ze kwamen al snel tot de conclusie dat het enorm lastig is om de kosten van de verschillende componenten in de prijsopbouw te achterhalen. De handelsprijzen komen tot stand in onderhandelingen met de leveranciers en die worden niet bekendgemaakt. Ook over de winstmarge van een specifiek product kwamen ze weinig te weten.
Supermarkten baseren de prijs van een product slechts deels op de inkoopprijs. Sommige producten zijn laaggeprijsd of worden zelfs onder de inkoopprijs verkocht om klanten aan te trekken, op andere producten wordt dan weer flink wat winst gemaakt. Die margemix of winstvariatie mikt op winstmaximalisatie en niet op het gezonder of duurzamer maken van jouw boodschappentas. De overheid zou tussenbeide kunnen komen, maar grijpt niet in op de prijsbepaling. De marktwerking blijft een heilig huisje.
Doordat de correcte prijsopbouw voor de ogen van de consumenten verborgen blijft, profiteren voedselproducenten van de stijgende inflatie om nog hogere winsten bij elkaar te graaien. Vandaar de naam graaiflatie, het woord van het jaar in 2023. Volgens een onderzoek van de Europese Centrale Bank was in 2022 en 2023 niet minder dan 60 procent van de inflatie te wijten aan graaiflatie. In juli 2023 diende de consumentenorganisatie Testaankoop een klacht in bij de Belgische Mededingingsautoriteit tegen die onredelijke prijsstijgingen terwijl de grondstofprijzen waren gedaald.
Maar voedselfabrikanten weten ook dat prijsstijgingen een negatieve weerslag hebben op de verkoop. Daarom behouden fabrikanten de prijs van bepaalde producten, maar verminderen ze de hoeveelheid. Deze vorm van voedselbedrog staat bekend als krimpflatie. De verkleining van de verpakking is zo miniem dat de koper het meestal niet opmerkt. De koper wordt op die manier op het verkeerde been gezet: door de inflatie stijgen de voedselprijzen, maar door dit bedrog heeft de consument de indruk dat de prijs van een product hetzelfde is gebleven, al krijgt hij minder waar voor zijn geld.
Bovendien manipuleert dit bedrog onrechtstreeks de index van de consumptieprijzen.
Foodopoly, het spel met voedsel
Herman van Veen zong al in zijn lied Hilversum 3: ‘De melkboer lengde fluitend zijn melk een beetje aan.’ Vandaag is er veel meer aan de hand met prijsbepaling en vooral prijsmanipulatie. Die vindt niet plaats bij de boer of de melkboer, maar bij beurzen, investeringsfondsen, banken en multinationals.
De landbouw is een tak van de kapitalistische economie geworden en de wetten van de internationale concurrentie gelden nu ook voor de landbouw. Wie op de meest grootschalige manier met het meest ‘vakkundige’ gebruik van chemische meststoffen en pesticiden de grootste en goedkoopste productie op de markt brengt, wint de concurrentiestrijd. Wie op de grootste schaal koeien, varkens en kippen kan kweken met behulp van kunstmatige voeding en desnoods hormonen, verdient het meest.
Multinationals van de chemische industrie, zoals Monsanto en Bayer, en speculatie op de grondstoffenmarkten stuwen dat landbouwmodel voort. Zo kunnen vleesfabrieken door het afsluiten van termijncontracten en marktovereenkomsten de prijs van de grondstof ‘vee’ bepalen lang voor het slachten. Er wordt druk gespeculeerd op de grondstofmarkten, wat de voedselmarkten gevoelig maakt voor bubbels en een financiële crash, wat op zijn beurt de wereldwijde voedseldistributie in gevaar kan brengen.
Vooral arme landen betalen de rekening, want zij zijn het meest afhankelijk van graanimport. Voor dit ‘Monopoly’ met voedsel werd de naam ‘foodopoly’ bedacht. Alleen is foodopoly geen spel. Het is harde realiteit.
Henry Kissinger, die adviseur was van meerdere Amerikaanse presidenten onder wie Nixon, formuleerde die business-politiek als volgt: ‘Controleer de olie en je controleert landen; controleer het voedsel en je controleert mensen.’ Het zou het programma van Trump kunnen samenvatten.
Staf Henderickx, Dit slik ik niet meer! Een bezorgde dokter over de ultrabewerkte voeding die ons ziek maakt, Lannoo, 24,99 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier