Vlamingen in Noorwegen: ‘Langer werken dan vier uur ’s middags wordt hier als iets negatiefs gezien’
Wat kunnen wij leren van ‘de gelukkigste mensen ter wereld’? We vroegen het aan twee Vlamingen die het geluk vonden in Noorwegen. ‘Die focus op de natuur zie ik niet zo meteen in Vlaanderen.’
Geluk zit vaak in een klein hoekje en volgens het meest recente World Happiness Report ligt dat hoekje in Scandinavië. In de top 5 van de ‘ranglijst van gelukkigste landen ter wereld’ staan dit jaar maar liefst vier Scandinavische landen op basis van zes criteria (bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking, verwachting van gezonde levensjaren, een goed sociaal netwerk, de vrijheid om levenskeuzes te maken, vrijgevigheid en een betrouwbare overheid). Al zullen de Denen bij het lezen van het rapport stiekem een zakdoekje hebben bovengehaald, want zij worden sinds kort voorbij gestoken door de Noren als gelukkigste burgers ter wereld.
Noren geloven, op het bijna arrogante af, dat hun land de beste plaats is in de wereld om te wonen.
Vluchtelingen
Karen Hostens en Liesbet Michiels, twee Vlamingen die het geluk in Noorwegen vonden, zijn allerminst verbaasd over het feit dat Noren zich zo gelukkig prijzen. ‘Noren geloven, op het bijna arrogante af, dat hun land de beste plaats is in de wereld om te wonen’, meent Karen, die vijftien jaar in Noorwegen woonde en werkte tot ze Oslo inruilde voor Beiroet. ‘Het is dan ook een ontzettend mooi, proper, groot, en vooral rijk land waar de arbeidsomstandigheden erg gezinsvriendelijk zijn. Noorwegen is bovendien relatief afgeschermd van de problemen waar andere Europese landen vandaag zo mee worstelen, zoals werkloosheid en de vele vluchtelingen. Maar het is tegelijk rijk genoeg om zijn plek op het internationale toneel te claimen. Zo geeft Noorwegen erg veel geld aan de NAVO en aan humanitaire organisaties waardoor het zich een sterke en morele economische “superpower” waant.’
‘Het World Happiness Report zal het Noorse gevoel van trots dan ook een extra boost geven’, denkt Karen, die toegeeft dat ze zich daar in al die jaren in Noorwegen soms toch wel wat aan stoorde. ‘Noren zijn egocentrisch en kleingeestig als ze denken dat alles in hun land beter is. Het aantal opgenomen vluchtelingen ligt erg laag omdat Noren volgens mij bang zijn dat daarmee het ideaalbeeld uit evenwicht wordt gebracht. Het is makkelijker om humanitaire organisaties financieel te steunen dan je land te openen voor vluchtelingen.’
Het Noorse zelfbewustzijn is iets wat ook Liesbet Michiels niet ontgaan is. De klinisch psychologe woont nu al bijna tien jaar in Bergen nadat ze de liefde vond bij haar Noorse man. Ook zij herkent de Noorse fierheid, ze is er zelfs een beetje jaloers op. ‘Noren zijn inderdaad een erg trots volkje. In België leeft dit soort nationalistische gevoelens wat minder. Het opbouwen van de eigenwaarde begint hier trouwens al op de lagere school. Zo werkt men er niet met punten omdat die een demotiverend effect zouden hebben op de kinderen. En dat zou de leerpret kunnen bederven. Al zorgt dat er ook wel voor dat jongeren in de middelbare school niet goed weten wat ze met een slecht resultaat aan moeten vangen.’
Het recept voor geluk
Maar wat zijn nu de ingrediënten van het Noorse geluksrecept? Wat hebben de Noren wat de rest van de wereld niet heeft? Karen en Liesbet verwijzen onmiddellijk naar het uitstekende en ondertussen alom geprezen socialezekerheidssysteem en het goede evenwicht tussen werk en privé in Noorwegen.
Liesbet mocht 3,5 jaar geleden zelf de geneugtes van het Noorse bevallingsverlof ondervinden bij de geboorte van haar zoontje. Dat verlof bestaat uit 11 maanden: de eerste twee maanden zijn voorbehouden voor de moeder en 14 weken zijn voor de vader. De rest is vrij te verdelen. ‘Als gezin kan je kiezen of je die weken voltijds of deeltijds opneemt, zodat een combinatie met werken mogelijk blijft. Wanneer je kind naar de kleuterschool gaat, kun je als ouder ook nog eens drie dagen betaald verlof nemen om voor een geleidelijke overgang te zorgen. Dat geldt trouwens ook als je verhuist en je kind op een nieuwe plek start. Ook de eerste schooldag kan een van de ouders vrijaf krijgen.’
De spits begint hier tussen 15.30 en 16 uur. Op vrijdag al om 15 uur.
Daar houdt het niet op. Alle ouders krijgen per kalenderjaar tien dagen betaald verlof om voor een ziek kind te zorgen. Dit geldt voor kinderen tot en met 12 jaar. Vanaf drie kinderen wordt dat aantal dagen uitgebreid. En allemaal zonder doktersbriefje. Daarnaast heb je als werknemer tot 24 kalenderdagen die je voor je eigen afwezigheid door ziekte kan gebruiken zonder dat je een doktersbriefje nodig hebt.
De focus op het familieleven is ook alomtegenwoordig in de manier waarop de werkdag zelf georganiseerd wordt. Liesbet legt uit: ‘In de openbare sector werkt men doorgaans 37,5 uur per week: van 8 tot 15.30 uur met een half uur middagpauze. Het spitsuur is hier dan ook tussen 15.30 en 16 uur. Op vrijdag al om 15 uur. Ik ervaar dat de meesten ook op tijd uur naar huis proberen te gaan. Er wordt niet echt verwacht dat je overuren doet, al is het niet verboden.’
‘Langer werken dan 16 uur wordt zelfs als iets negatiefs gezien’, herinnert ook Karen zich. ‘Ik maakte ooit deel uit van het managementteam van een grote organisatie waar iedereen om 16 uur naar huis ging, ook als het werk niet af was. Iedereen wil ten laatste om 16.30 uur zijn kinderen van de school of de kindertuin ophalen. Zelfs topmanagers sluiten om 16 uur het werk af. In de zomer bestaat er zelfs zoiets als “sommertid”, zomertijd, waarbij de officiële werkdag nog korter wordt. Zo kan je tussen 1 mei en 15 september om 15.30 uur naar huis zodat je het maximum uit de lange zomerdagen kan halen’, aldus Karen, die eraan toevoegt dat dit enkel mogelijk kan zijn dankzij de goed draaiende economie van het land. ‘In geen enkel ander land van de wereld zou dit mogelijk zijn.’
Lees ook: Waarom de Zweden amper burn-outs kennen
Skiën na de werkdag
Maar Noorwegen is toch ook het land waar zelfs in de zomer de temperaturen amper boven de 20 graden uitkomen en waar er in de winter het zonlicht ver te zoeken is. Een mens zou er zowaar ongelukkig van worden, toch?
‘De winters zijn inderdaad lang, donker en vooral erg koud’ gaat Karen verder. ‘En ja, veel Noren lijden waarschijnlijk wel onder zogenaamde winterdepressies, maar daar heeft de samenleving “coping mechanisms” voor: Zo wordt van je verwacht dat je actief blijft, naar buiten gaat, om te skiën bijvoorbeeld. Oslo heeft honderden kilometers, door de staat verzorgde en verlichte skipistes in de omliggende heuvels en bergen, en dat op een tramritje vandaan. Op een winterse weekavond zal je dus erg veel Noren naar de skipsites zien trekken.’
En waarom zou je inderdaad niet naar buiten gaan in een land met zo’n prachtige natuur? De mens is immers gemaakt om te spelen, te rennen, te jagen, kortom, om actief te zijn. Laat dat contact met de natuur nu net een van de factoren zijn waarvan wetenschappelijk bewezen is dat het die ons gelukkig maakt. ‘Mijn zoontje gaat op de kleuterschool elke dag minstens één keer naar buiten ongeacht het weer’, aldus Liesbet. ‘Als ik hem ophaal, heeft hij vaak een zak vol natte kleren en dan vertellen de juffen hoe leuk hij het vond om in de plassen te ploeteren. Ook toen hij overdag nog sliep, lieten we hem in zijn buggy buiten. In een wollen pyjama, gewikkeld in een grote dons, en onder een afdak, maar wel buiten. Dit zou infecties tegengaan en de geluiden van buiten zouden rustgevend zijn.’
Ik ervaar dat Noren het belangrijk vinden om dingen zelf te maken. Als ik hen vertel dat wij ons kerstmaal in België bij de lokale slager afhalen en opwarmen, kijken ze me een beetje verrast aan.
Noren weten naast de buitenlucht ook als geen ander het leven binnen te waarderen en zelfs tot een ware kunst te verheffen. Wat de Denen ‘hygge’ noemen, een fenomeen dat ze ondertussen tot een belangrijk exportproduct hebben weten om te vormen, kennen de Noren ook. ‘Het is cruciaal zeker in de winter’, weet Karen. ‘Er wordt veel belang gehecht aan gezelligheid met kaarsen, veel licht en samen met vrienden en familie lekker eten en drinken. Noren besteden ook veel aandacht aan hun interieur, hun thuis is echt hun “nest”.’
Liesbet maakte in Noorwegen kennis met ‘kose seg’ oftewel ‘gezelligen’: ‘Wat me hier opvalt zijn de leuke tradities bij het begin van de advent: het gezellig maken van de huizen, veel kaarsjes, het bakken van traditionele kerstkoekjes. Ik ervaar dat Noren het belangrijk vinden om dingen zelf te maken. Als ik hen vertel dat wij ons kerstmaal in België bij de lokale slager afhalen en opwarmen, kijken ze me een beetje verrast aan. Zelf de kerstmaaltijd breiden vervult hen met trots, zonder dat ze op je neerkijken als je dat zelf niet doet.’
Paradijs met mankementen
Maar voor we met z’n allen de koffers grijpen om naar het land van het noorderlicht te verhuizen, maakt Liesbet enkele kanttekeningen. Noorwegen is uiteraard het paradijs niet. ‘Het leven is er duur omdat diensten relatief goed betaald worden, het openbaar vervoer kan beter, het strenge alcoholbeleid is nogal betuttelend en er wordt amper iets ondernomen in de strijd tegen het gebruik van plastic. In de doorsnee supermarkt wordt bijna elk stuk groente apart in plastic gedraaid. Maar sinds er een walvis aanspoelde met erg veel plastic tasjes in zijn maag, is hierover onlangs wel een debat ontstaan.’
In de doorsnee supermarkt wordt bijna elk stuk groente apart in plastic gedraaid. Maar sinds er een walvis aanspoelde met erg veel plastic tasjes in zijn maag, is hierover onlangs wel een debat ontstaan.
Liesbet en Karen hadden het ook erg moeilijk met de eerder introverte kant van de Noren. ‘Ze maken weinig tot geen oogcontact met onbekenden’, klinkt het. ‘Maar eens het eerste contact is gelegd, geven ze veel van zichzelf en zijn ze ontzettend genereus. Je kan ze vergelijken met een thermos: wat koud en kil aan de buitenkant, maar veel warmte vanbinnen. Tegelijkertijd lijken ze iets meer dan in Vlaanderen open te staan voor dingen die afwijken van de norm. Vaak wordt in dat opzicht verwezen naar een jeugdboek van de Noorse schrijver Thorbjorn Enger, over een stad met een belangrijke wet, namelijk ‘man skal ikke plage andre, man skal være grei og snill, og for øvrig kan man gjøre hva man vil. (Je moet anderen niet lastigvallen, je moet redelijk en vriendelijk zijn, en daarnaast doe je wat je wil)’, aldus Liesbet.
Boodschap voor de Vlaamse overheid
Conclusie, welke lessen hebben wij, Vlamingen, te leren van de Noren als het gaat over geluk? Moeten wij net als hen onze rug rechten en wat trotser door het leven gaan? Liesbet vindt van wel. ‘In de kleuterschool hecht men veel belang aan de sociale ontwikkeling van kinderen en aan het opbouwen van gevoel van eigenwaarde. Misschien is er al veel veranderd, maar ik herinner mij dat er in mijn kleutertijd eerder werd gehamerd op het klaarstomen voor de school en het aanleren van discipline. Een Belgische ouder op Facebook schreef dat zijn kind de hele kleutertijd aangeleerd werd om in beweging te blijven en dat er in de lagere school dan weer veel inspanningen nodig waren om de kinderen te leren stilzitten.’
Karen meent dat de Vlaamse overheid een voorbeeld kan nemen aan hoe de Noorse regering de algemene gezondheid van haar bevolking “sponsort” door het op allerlei manieren mogelijk te maken om van de natuur te genieten. ‘Die focus op de natuur zie ik niet zo meteen in Vlaanderen’, merkt ze op.
We kunnen misschien al beginnen met de Noorse nuchterheid over te nemen als het gaat over het weer. In Noorwegen geldt immers het devies ‘Det finnes ikke dårlig vær, bare dårlige klær’. Oftewel ‘slecht weer bestaat niet, enkel slechte kledij’. De weg naar geluk moet ergens beginnen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier