‘Vette kluif voor juristen’: langer interval tussen vaccins niet zonder risico
De Hoge Gezondheidsraad adviseert om de tijdspanne tussen het eerste en het tweede Pfizer-vaccin in bepaalde gevallen te verlengen. Dat biedt voordelen, maar zorgt ook voor risico’s.
In welke mate kan ons land de termijn optrekken tussen de eerste en de tweede dosis van het Pfizer-vaccin? De Hoge Gezondheidsraad (HGR) raadt aan om het tijdsinterval in nijpende epidemiologische omstandigheden te verlengen. De maximale tijdspanne zou niet langer maximaal 21, maar wel 35 dagen na de eerste prik mogen bedragen, klonk het dinsdagavond in een advies. Door dat langere interval kan de vaccinatie-uitrol worden versneld. Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (SP.A) spreekt zelfs van een mogelijke ‘reset’ van de vaccinatiecampagne.
Als de tweede prik daadwerkelijk wordt uitgesteld, dan zal België de aanbevelingen van het Europees Medicijnenagentschap (EMA) niet langer volgen. Maar kan dat zomaar? Het Agentschap laat in een reactie aan Knack weten zo’n afwijking af te raden: ‘De vaccins moeten worden gebruikt overeenkomstig hun goedgekeurde productinformatie.’
In die productinformatie staat beschreven hoe men de vaccins moet gebruiken om het beoogde beschermingsniveau te bereiken. Bij het vaccin van Pfizer beveelt het EMA 21 dagen aan en dus géén 35 dagen.
De administratie in België is daarvan op de hoogte. Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) stipt evenwel aan dat het EMA ‘slechts’ aanbevelingen formuleerde over de optimale duurtijd tussen twee dosissen. Mocht een nieuw onderbouwd advies de langere duurtijd aanbevelen, zou het zomaar kunnen dat de langere tijdspanne toch niet vloekt met de eerste aanbevelingen.
Vette kluif
Hoe dan ook ligt de kwestie gevoelig. Afwijken van de voorgeschreven tijdspanne tussen twee dosissen, zorgt immers ook voor juridische risico’s. Tijdens de Europese onderhandelingen over de vaccincontracten hebben zowel de Europese Commissie als de lidstaten de juridische aansprakelijkheid zo veel mogelijk bij de producenten gelegd. Die aansprakelijkheid is relevant voor wanneer er iets zou mislopen bij of na het toedienen van het vaccin.
Wanneer lidstaten de voorgeschreven aanbevelingen op eigen houtje niet langer volgen, dreigt die verhouding te veranderen. Een goedgeplaatste Europese bron: ‘De beslissing kan tot allerlei onzekerheden leiden over de juridische aansprakelijkheid. Het bevoegde niveau beslist dan als het ware om niet te handelen door de tweede dosis uit te stellen. Dat kan juristen een vette kluif bieden. Het is beter om gewoon de wetenschap (lees: de aanbevelingen, nvdr.) te volgen.’
In een reactie aan Knack benadrukt een woordvoerder van de Europese Commissie dat de verantwoordelijkheid om af te wijken van de aanbevelingen van het EMA bij het bevoegde politieke niveau ligt. In ons geval ligt die beslissing bij de Interministeriële Conferentie van de verschillende gezondheidsministers.
Uit diplomatieke kringen verneemt Knack dat de Europese Commissie bij het Europese Medicijnenagentschap heeft geïnformeerd of de aanbeveling over het interval tussen de twee vaccins kan worden geactualiseerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier