Ann Peuteman
Uiteindelijk is een arts ook maar een mens
Waarom schrijft de ene huisarts je wel slaappillen voor en de andere niet? Waarom probeert een kinderarts tegen beter weten in een boreling in leven te houden? En mag een dokter huilen als zijn patiënt sterft? In haar boek ‘Voelt ú zich wel goed, dokter?’ gaat Knack-redactrice Ann Peuteman op zoek naar de gewone mens achter de arts.
Het begon met euthanasie. Als politiek journaliste volgde ik de voorbereiding van de euthanasiewet en zo kwam ik in contact met dokters. Zowel voor- als tegenstanders van de wet. Dat was nieuw voor mij. Ik was gewend om politici, vakbondslui, schrijvers en mediamensen te interviewen. Geen dokters. In alle eerlijkheid: tot op dat moment werd mijn beeld van de geneeskunde vooral bepaald door televisieseries als ER en Medisch Centrum West, waarin verleidelijke artsen tussen het versieren van de verpleegsters door ook nog een verkeersslachtoffer reanimeerden of een hersentumor wegsneden.
Maar toen was er dus die wet. Om die helemaal te kunnen snappen, interviewde ik juristen, parlementsleden en artsen die van de legalisering van euthanasie hun missie hadden gemaakt. Ik dacht dat ik het helemaal snapte, en dat bleef ik ook geloven nadat de wet in 2002 was goedgekeurd. Gelovige dokters of dokters die in een katholiek ziekenhuis werkten, wilden geen euthanasie toepassen en hun vrijzinnige collega’s wel. Simpel. Tot ik na een aantal jaar een evaluatie van de wet wou maken door een kijkje te gaan nemen in een paar Vlaamse ziekenhuizen.
‘Mevrouw, wij nemen elke dag beslissingen over leven en dood’
Zo belandde ik onder meer bij maag- en darmspecialist Peter Burvenich in het Gentse AZ Maria Middelares. Toen ik aan het eind van het gesprek opmerkte dat zijn werk toch wel veel zwaarder was geworden door de invoering van de euthanasiewet keek hij me verwonderd aan. ‘Mevrouw’, zei hij. ‘Ik ben een arts en artsen nemen elke dag beslissingen over leven en dood.’ Dat zinnetje, en vooral de niet begrijpende blik in de ogen van de dokter, zou nooit meer uit mijn hoofd gaan.
Nooit ‘zomaar’
Meer dan tien jaar na de invoering van de wet schreef ik weer verschillende artikels over euthanasie omdat het parlement de mogelijkheid besprak om die ook voor minderjarigen te legaliseren. Lange tijd zag het ernaar uit dat ook tieners niet alleen in het geval van fysiek lijden euthanasie zouden kunnen krijgen maar ook bij psychische aandoeningen. In allerlei opiniestukken en vrije tribunes werd ervoor gewaarschuwd dat pubers met liefdesverdriet hun dokter dan om een spuitje zouden vragen. Daar werd ik toch een beetje kregelig van: alsof een arts een robot is die alleen uitvoert wat de wet voorschrijft en toelaat. Dus schreef ik een opiniestuk voor Knack.be waarin ik uitlegde dat geen enkele dokter een ingrijpende beslissing ‘zomaar’ neemt.
Nooit zou hij een patiënt in een kunstmatige coma brengen omdat die zijn echtscheiding maar niet te boven komt of morfine uitdelen aan mensen die daar toch zo’n lekker gevoel van krijgen. Net zoals hij een zwartgallige tiener geen dodelijk middel zou toedienen omdat die zodanig met Kurt Cobain dweept dat hij hem achterna wil. ‘Dat is echt niet louter omdat dokters daar problemen mee kunnen krijgen’, schreef ik. ‘Nee, dat komt doordat ze in de eerste plaats mensen willen helpen om te blijven leven – daar zijn ze tenslotte voor opgeleid. En ook omdat ze een geweten hebben en hun medische handelingen niet alleen tegenover hun patiënten maar ook tegenover zichzelf moeten kunnen verantwoorden.’
‘Waar baseert een dokter zich dan wel op?’
Op dat artikel kwamen veel reacties, maar één ervan bleef me echt bij. ‘Beste mevrouw’, schreef een lezer uit Antwerpen. ‘U beweert dat een dokter geen robot is die zijn beslissingen alleen op wetten en regels baseert. Dat is allemaal goed en wel, maar vertelt u mij dan eens waar hij zijn beslissingen wel op baseert? Waarom krijg ik van de ene arts een ziektebriefje voor twee weken en moet ik van de andere al na twee dagen weer aan het werk? Waarom wil een dokter een man van 85 nog opereren terwijl zijn collega in een ander ziekenhuis daar niet meer aan begint? Legt u mij dat maar eens uit.’ Daar had ik niet van terug. Ik heb het toen bij een korte en niet zo veelzeggende reactie gehouden, maar ik weet het goed gemaakt, want deze week verschijnt mijn boek Voelt ú zich wel goed, dokter? (uitgeverij Van Halewyck), dat in wezen een zoektocht is naar een antwoord op die vraag is.
Paralellen
Heb ik dat gevonden? Ik vind van wel. Al zou je ook kunnen zeggen dat er evenveel antwoorden als huisartsen en geneesheren-specialisten zijn. Na urenlange gesprekken met de meest uiteenlopende dokters, van gynaecologen en geriaters tot sportartsen en psychiaters, begon ik toch wel een paar opvallende paralellen te zien.
Dat de dingen die dokters in hun persoonlijk leven meemaken heel bepalend kunnen zijn, bijvoorbeeld. Dat ze zich in de eerste plaats afvragen of ze wel met hun beslissing kunnen leven, of die hen niet uit hun slaap zal houden ook. Constant zoeken ze naar moeilijke evenwichten. Ze willen meelevend zijn en hun eigen verdriet laten zien maar terzelfdertijd genoeg afstand bewaren om professioneel te kunnen blijven. Ze proberen mensen niet nodeloos ongerust te maken maar hen ook geen valse hoop geven. Ze willen bereikbaar genoeg zijn voor hun patiënten maar niet zo bereikbaar dat ze er zelf onderdoor gaan. Ze proberen mensen ook vaak zover te krijgen dat die hun leven beteren zonder hen zo te bruuskeren dat ze niet meer komen opdagen.
Geen hagiografie
Voor alle duidelijkheid: ik heb geen hagiografie van de Belgische arts geschreven. Dokters zijn ook wel eens verstrooid, gaan gebukt onder privéproblemen of zijn moe en overwerkt. Soms maken ze een grove inschattingsfout, behandelen ze hun patiënten als onmondige peuters of zetten ze een peperdure behandeling verder terwijl die geen enkele zin meer heeft. En allemaal, haast zonder uitzondering, twijfelen ze heel vaak en heel hard. ‘Ik ben God niet’, fluistert zo’n dokter dan. ‘Ik ben ook maar een mens.’
Deze week leest u in Knack een voorpublicatie uit ‘Voelt ú zich wel goed, dokter?’ van Ann Peuteman.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier