‘Spreken over zelfdoding in de media kan beschermend werken’
Hij heeft er lang over getwijfeld, maar voor het eerst vertelt David Van Reybrouck in Knack over zijn zelfmoordgedachten. ‘Een goede zaak’, vindt zelfdodingsexperte Gwendolyn Portzky. ‘Het is evenwel belangrijk om de juiste toon te vinden.’
10 september is Werelddag Suïcidepreventie. Naar aanleiding daarvan lanceert het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie een online zelfhulpcursus gebaseerd op therapeutische technieken als aanvulling op reguliere hulpverlening aan te bieden. De online tool heeft als doel mensen beter te leren omgaan met zelfmoordgedachten.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Schrijver David Van Reybrouck spreekt deze week in Knack vrijuit over zijn zelfmoordgedachten. Hij vindt dat we moeten erkennen dat dat heel gewone, normale gedachten zijn. Zo getuigt hij in het interview: “Natuurlijk heb ik daar ook al aan gedacht. Wie niet? In mijn tienerjaren veelvuldig. Nu enkel bij momenten van grote pijn. Daar is toch niets bijzonders aan, laat staan beschamends? In mijn vriendenkring hoor ik het vaak genoeg. Soms is het leven onleefbaar. Soms wil je een maandje dood zijn. Gewoon, even niets voelen.” Volgens Van Reybrouck vergroot het taboe op de zelfmoordgedachte het gevaar op zelfmoord. Daarom was hij opgetogen dat ook schrijfster Griet Op de Beeck onlangs in het Nederlandse tv-programma Zomergasten onthulde dat ze soms weleens worstelt met het idee om er een einde aan te maken.
Een zelfmoordgedachte ‘normaal’ noemen is misschien wat kort door de bocht, maar er zit wel een zeker logica in die gedachten.
Professor Gwendolyn Portzky
“Er zit heel wat waarheid in wat David Van Reybrouck zegt, maar het is natuurlijk niet zo zwart-wit als hij het voorstelt’, zegt zelfdodingsexperte Gwendolyn Portzky van de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent aan Knack.be. “Een zelfmoordgedachte ‘normaal’ noemen is misschien wat kort door de bocht, maar er zit wel een zeker logica in die gedachten. In onze therapeutische sessies, meer bepaald in de cognitieve therapie, besteden we daar heel veel aandacht aan. Een zelfmoordgedachte kan af en toe eens opduiken, maar het kan ook dat die op een bepaald moment erg vaak begint terug te komen. Mensen die lijden, ervaren immers een zodanig mentale pijn dat ze een uitweg zoeken om van die pijn verlost te raken en dan kan de gedachte aan zelfmoord het enige lichtpuntje aan het einde van een lange donkere tunnel bieden. Het lijkt alsof zelfmoord dan de enige mogelijke oplossing is om een einde te maken aan het lijden en in die zin kan een zelfmoordgedachte een zekere geruststelling zijn voor de patiënt.”
Toch waarschuwt Portzky dat eens iemand in een suïcidaal proces zit, er een tunnelvisie ontstaat, waardoor het denken verstoord wordt. De hopeloosheid neemt toe en er ontstaan fouten in het denken. “Zo kan iemand met zelfmoordgedachten in eerste instantie denken dat hij dat zijn familie niet kan aandoen, maar op een bepaald moment kan dat volledig omslaan door te denken dat hij zijn familie alleen maar tot last is. Het is dan aan ons om op een heel voorzichtige manier een oplossing aan te bieden om die patiënt op andere gedachten te brengen. “
Vergroot het taboe op de zelfmoordgedachte daadwerkelijk het gevaar op zelfmoord, zoals Van Reybrouck beweert?
Portzky: “Door het stigma dat op zelfmoordgedachten kleeft, durven veel mensen er inderdaad niet over praten. Maar het gewoon al kunnen zeggen, hoe iemand het zou plannen, op welke manier hij of zij het zou willen doen, kan al een positief element zijn in het genezingsproces. Door de gedachten te erkennen, beseft de patiënt dat hij geen monster is, dat hij niet gek is. Daarnaast kan praten over zelfmoordgedachten ook een enorme opluchting bieden. Alleen al het mogen uitspreken werkt bevrijdend.”
Zou een sensibiliseringscampagne waarin bekende Vlamingen praten over hun zelfmoordgedachten een goed idee zijn?
Portzky: “Eigenlijk wel. In Vlaanderen bestaan er sinds een aantal jaar richtlijnen voor de media rond de berichtgeving van zelfdoding, zoals het vermelden van de Zelfmoordlijn 1813. Al is dat slechts één aspect van de richtlijnen, die eigenlijk veel verder gaan dan dat. Enerzijds blijkt dat wanneer de pers op een heel gedetailleerde manier bericht over een zelfdoding, waarbij ze specifieke details onthullen over de manier waarop de persoon zich van het leven heeft beroofd, het risico op copycat-gedrag ontstaat. We zijn bijvoorbeeld momenteel aan het onderzoeken of de manier waarop de media verslag hebben gedaan over de zelfdoding van oud-politicus Steve Stevaert, waarbij de camera’s langs het kanaal live de zoektocht van de politie naar het lichaam registreerden, voor een stijging van het aantal zelfdodingen heeft gezorgd. Ik ben er bijna zeker van dat dat het geval is.”
De berichtgeving over de zelfdoding van Steve Stevaert heeft bijna zeker voor een stijging van het aantal zelfmoorden gezorgd.
“Aan de andere kant kan de berichtgeving over zelfdoding net ook een beschermend effect hebben, bijvoorbeeld wanneer er in de pers positieve getuigenissen aan het woord komen van mensen met zelfmoordgedachten die vertellen hoe zij er zijn uit geraakt. Die getuigenissen kunnen andere mensen met zulke gedachten hoop bieden. En daar is een mooie taak weggelegd voor de media. Internationaal is al gebleken dat een dergelijke journalistiek cruciaal is in de preventie van zelfdoding.”
Bestaat het gevaar dan niet dat we zelfmoordgedachten gaan banaliseren als we de boodschap krijgen dat het toch maar ‘heel gewone, normale gedachten zijn’?
Portzky: “We moeten inderdaad de juiste toon vinden en oppassen dat het niet te ordinair gaat klinken. Mensen moeten vooral het gevoel krijgen dat ze niet alleen zijn, dat ze niet abnormaal zijn, en tegelijkertijd moeten we ze het signaal geven dat zelfmoordgedachten niet iets banaal zijn, dat ze er wel degelijk uit kunnen geraken, maar dat het niet simpel zal zijn en dat het eventjes zal duren. Het kan zijn dat sommige mensen het gevoel hebben dat ze liever eens een ‘maandje dood willen zijn’ en daar verder niets mee doen, maar dat geldt niet voor iedereen. We mogen niet vergeten dat zelfmoord onherroepelijk is.”
Tot slot, hoe moet iemand reageren als er een vriend of vriendin het niet meer ziet zitten en er een einde aan wil maken?
Portzky: “Probeer met die persoon samen te zitten en op een heel rustige manier erover te praten. Mensen schrikken vaak als ze zoiets horen en reageren dan vaak heel agressief met veroordelingen als ‘dat kan je je kinderen toch niet aandoen’. Toon begrip en vraag naar de redenen van die gedachten. Probeer tot slot ook die persoon te begeleiden naar professionele hulpverlening zoals de huisarts of een psycholoog. Wij zijn heel erg voorstander van het raadplegen van de huisarts omdat die laagdrempelig is. Luisteren, begrip tonen en motiveren om hulp te zoeken. Dat zijn de drie manieren om met deze moeilijke situatie om te gaan.” (TE)
Wie vragen heeft over zelfdoding kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of www.zelfmoord1813.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier