Mensenkennis.be
‘Geen bewijs dat verbod op smartphones het welzijn van leerlingen verbetert’
Is het verbieden van sociale media en smartphones wel haalbaar in onze gedigitaliseerde samenleving? Of moeten we jongeren vooral op een verstandige manier leren omgaan met deze technologieën?
In Australië werd er recent een wetsvoorstel goedgekeurd dat sociale media verbiedt voor kinderen en jongeren onder de 16 jaar. Ook dichter bij huis gaan er stemmen op om de minimumleeftijd voor sociale media op te trekken. Heel wat wetenschappers lijken zich toch wel wat vragen te stellen bij deze keuze. Er is geen consensus binnen het onderzoek over een negatief noch positief effect van sociale media op welzijn, en al zeker niet over een effect dat stabiel is voor alle jongeren.
Het volledig verbieden van sociale media voor kinderen en jongeren in een maatschappij die sterk afhankelijk is van technologie kan bovendien onbedoelde negatieve gevolgen hebben. Zo sluit het kinderen en jongeren niet alleen uit van de voordelen van deze platformen te genieten, maar ontneemt het hen ook de kans om op een verantwoorde manier om te leren gaan met sociale media.
‘Social media detox’ heeft weinig effect
Los van een verbod op sociale media zijn er mensen die vrijwillig kiezen om tijdelijk geen sociale media te gebruiken om zo hun welzijn te verbeteren. We hebben onlangs onderzoek gedaan naar wat een korte pauze van sociale media met je doet. We verzamelden alle beschikbare studies over zogenaamde “social media detoxes” en analyseerden ze samen. Wat bleek? Zo’n tijdelijke pauze – meestal van ongeveer een week – had geen merkbaar effect op hoe goed mensen zich voelden, hoeveel negatieve emoties ze ervoeren en hoe tevreden ze waren met hun leven. Het (tijdelijk) verbieden van sociale media, of het nu gedwongen of vrijwillig is, lijkt dus geen effectieve manier te zijn om ons te wapenen tegen de schadelijke gevolgen ervan.
In Vlaanderen kondigde kersvers Minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) onlangs een totaalverbod op smartphones aan (d.w.z., zowel tijdens als buiten de lessen) voor leerlingen uit het lager onderwijs en de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs als middel om de “concentratie, schoolresultaten en welbevinden van de leerlingen te verbeteren”.
Als het om concentratie gaat, zijn zowel wetenschappers als leerlingen het eens dat het gebruik van smartphones tijdens de lessen het concentratievermogen van leerlingen kan verstoren.
Of een totaalverbod ook daadwerkelijk het welzijn van leerlingen verbetert, blijft echter een andere vraag. Een recente studie uit The Lancet bestudeerde dit en vond geen relatie tussen een totaal smartphoneverbod op scholen en leerlingen hun welzijn. Dit roept de vraag op of een totaalverbod wel de oplossing is die we nodig hebben en of een gedeeltelijk verbod op smartphones geen beter alternatief is? Bovendien blijkt dat de meeste leerlingen zelf niet achter een dergelijk totaalverbod staan, maar liever ondersteund willen worden in het leren omgaan met hun smartphone. Dit verzoek lijkt in onze huidige digitale samenleving dan ook steeds relevanter te worden.
Van verbod naar regulering en educatie
Dat er tot nu toe geen sterk bewijs is voor de negatieve invloed van smartphones en sociale media op mensen hun welzijn, betekent niet dat gebruikers geen problemen kunnen ervaren. Zo weten we uit onderzoek dat digitale media ervoor kunnen zorgen dat mensen moeite hebben om zich te concentreren, de tijd uit het oog verliezen, blootgesteld worden aan schadelijke inhouden en dat digitale media de grenzen tussen sociale contexten (zoals werk en privé) kunnen doen vervagen.
Als we kinderen en jongeren – en bij uitbreiding mensen van alle leeftijden – willen helpen een gezonde relatie met deze technologieën te leren ontwikkelen, is een meer doordachte en genuanceerde aanpak nodig dan het simpelweg verbannen van smartphones en sociale media uit onze samenleving. Vooral overheden en instanties zoals de Europese Unie kunnen hierin een cruciale rol spelen.
Ten eerste klinkt er vanuit het maatschappelijk en wetenschappelijk veld een duidelijke oproep om technologiebedrijven strenger te gaan reguleren. Zo pleiten zowel onderzoekers als experts op het gebied van digitaal welzijn voor een strengere regelgeving die gebruikers van sociale media beter beschermt tegen schadelijke inhouden zoals onrealistische schoonheidsidealen, haatberichten en cyberbullying.
Ook wordt vanuit deze kringen gepleit voor het aan banden leggen van het zogenaamde addictive design (i.e. designaspecten en algoritmes die er specifiek op gericht zijn om gebruikers zo lang mogelijk op een platform te houden). Een design dat geschikt is voor alle leeftijden en dat gebruikers meer controle biedt, zou een waardevol alternatief kunnen zijn.
Ten tweede is er ook een belangrijke ondersteunende en meer educatieve rol weggelegd voor overheden en organisaties zoals de Europese Unie. Zij kunnen individuen en sociale omgevingen – zoals gezinnen, scholen en bedrijven – helpen om de nodige kennis en vaardigheden te verwerven waarmee ze zichzelf, hun kinderen, leerlingen en werknemers beter kunnen leren navigeren in de digitale wereld.
Toekomstige generaties voorbereiden
Kortom, de huidige wetenschappelijke stand van zaken geeft weinig aanleiding om sociale media en smartphones aan te wijzen als dé reden voor een verminderd welzijn bij jongeren. Het verbieden van deze technologieën is dan ook een oplossing die noch duurzaam, noch wenselijk is. De problemen die kinderen en jongeren vandaag de dag ervaren wanneer ze smartphones en sociale media gebruiken, vereisen een meer genuanceerde en doordachte aanpak die gericht is op het veranderen van addictive designaspecten en het bevorderen van kennis en digitale vaardigheden. Aangezien digitaliseren eerder zal toenemen dan afnemen, is het dan ook essentieel om de komende generaties hierop doordacht voor te bereiden.
Laura Lemahieu is doctoraatsonderzoeker bij de onderzoeksgroep MIOS van de Universiteit Antwerpen.
dr. Marijn Martens is een postdoctoraal onderzoeker bij de imec-onderzoeksgroep voor Media, Innovatie en Communicatietechnologieën (imec-mict-UGent).
Prof. dr. Ernst Koster is hoogleraar aan de afdeling Experimentele-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier