Resistente bacteriën bedreigen onze gezondheid
Er zitten heel wat slechte bacteriën in ons vlees. Dat blijkt uit een onderzoek van Test-Aankoop. Die bacteriën zijn resistent tegen antibiotica. Dat is al tientallen jaren zo, maar het lijkt tijd voor doeltreffende maatregelen. Want die bacteriën kunnen onze gezondheid in het gedrang brengen.
De Belgen zijn echte carnivoren. Een maaltijd is soms niet compleet zonder een sappig stukje biefstuk of een smaakvol kipfiletje. En daar doen we over het algemeen goed aan, want vlees biedt ons een royale hoeveelheid aan proteïnen en ijzers. Maar we krijgen ook andere, minder goede stoffen binnen bij zo’n stevige maaltijd. Het vlees is namelijk drager van heel wat bacteriën die een negatieve invloed kunnen hebben op onze gezondheid.
Antibioticaresistentie
De recentste problematiek waarmee onze vleesindustrie te maken heeft, is de resistentie van bepaalde bacteriën tegen antibiotica. Daarbij kunnen we een onderscheid vaststellen. Jeroen Dewulf, professor aan de afdeling Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde van de Universiteit Gent, legt uit: “Enerzijds zijn er de klassieke zonozen, ziektekiemen die van dier op mens kunnen overgaan en die de mens ziek kunnen maken, los van de resistentie. Een voorbeeld daarvan is salmonella, wat wel eens tot maag- en darmklachten kan leiden bij de mens. Dat gegeven kennen we al lang en hebben we voor een stukje kunnen doen afnemen doordat we die bacteriën al bestrijden bij de dieren. Maar als die zonozen de mens direct bereiken en hem ziek maken, hebben we een dubbel probleem. Ze kunnen resistent zijn geworden door het gebruik van antibiotica bij dieren en dat maakt het moeilijker om de ziekte die al aanwezig is, te behandelen.”
Naast de klassieke ziektekiemen die we kennen, zijn er ook bacteriën die oorspronkelijk onschadelijk zijn, maar die resistentiegenen in zich kunnen dragen. “E.coli is zo’n onschadelijke bacterie. Die zit overal zonder dat we er last van hebben, maar vanaf het moment dat die via vlees de mens bereikt, ontstaat er een probleem. Van E.coli zelf zal je niet ziek worden, maar de bacterie kan wel resistentiegenen overdragen naar de bacteriële flora in het menselijke spijsverteringsstelsel.”
Een transportmiddel voor slechte genen
E.coli is de belangrijkste ESBL-vormende (Extended-spectrum bèta-lactamase, een groep enzymen die door bacteriën wordt gemaakt) bacterie die we kennen en ze werkt de antibioticaresistentie dus in de hand. Het is eigenlijk een drager van resistente genen. De E.coli van varken kan bijvoorbeeld niet lang leven in ons spijsverteringsstelsel, omdat ze niet is aangepast. Toch kan ze net lang genoeg blijven om zijn genetische informatie door te geven aan de menselijke E.coli. En daar gaat het mis, want die nieuwe vorm van E.coli is perfect aangepast aan de menselijke variant en overleeft dus wel. Het genetisch materiaal kan vervolgens overgaan naar een andere kiem die een ziekte kan uitlokken. Vanaf het moment dat de mens dan behandeld moet worden met antibiotica, doet het probleem zich voor, want de ziektekiemen bevatten de resistentiegenen en antibiotica zullen dus een verminderde werking hebben.
Jeroen Dewulf legt het simpel uit: “Het spijsverteringsstelsel is een soort reservoir waar bacteriën kunnen gaan shoppen. Ze kunnen de resistentiegenen eruit pikken die hen, op het moment dat een persoon met antibiotica behandeld wordt, van dienst kunnen zijn. Hun enige doel is overleven.”
Een onderzoek van Test-Aankoop
Test-Aankoop deed een onderzoek naar de hoeveelheid en soorten bacteriën die in ons vlees zitten. Het onderzocht 105 kipfilets, 38 stukken varkensvlees en 38 stukken rundvlees op de aanwezigheid van ESBL. Test-Aankoop kocht de stukken vlees in april en augustus van 2013 in supermarkten, maar ook in slagerijen en kleine winkels. Dezelfde testen zijn ook uitgevoerd op kippenvlees uit Italië, Spanje en Portugal.
Uit dat onderzoek bleek dat die ESBL-producerende bacteriën in heel wat van onze vleessoorten terug te vinden zijn. Specifiek bevatte 73 procent van de kipfilets, zestien procent van het varkensvlees en acht procent van het rundvlees de enzymen. Dat de bacterie vooral in kippenvlees zit, ligt voor de hand. Kuikens krijgen over het algemeen preventief antibiotica tegen ziekten via hun drinkwater. Volgens Test-Aankoop roepen de cijfers op om dringend in te grijpen, want onze gezondheid staat op het spel. Het wil de mensen wakker schudden, maar er tegelijk ook op wijzen dat dit geen doemscenario is. Er zijn wel degelijk oplossingen voor dit probleem.
Bacteriën op het vlees
Jeroen Dewulf nuanceert het probleem. “De bacteriën waarover het hier gaat, zitten op het vlees en niet erin. Ze komen er vaak op terecht tijdens het slachtproces en de versnijding en zitten dus niet in de spieren, maar aan de buitenkant. Dat is belangrijk om weten, want wanneer je het vlees bakt, is er geen sprake meer van bacteriën. Er is geen enkele bacterie die bij temperaturen van een hete pan (meer dan 70° C) overleeft. Dus aan de buitenkant gaan ze dood en binnenin zitten er geen.”
De ‘slechte’ bacteriën zitten op het vlees en niet erin
Jeroen Dewulf, professor Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde UGent
Als het over bijvoorbeeld gehakt gaat, ligt dat anders. Daarbij kunnen de bacteriën wel aan de binnenkant zitten en is het risico dus groter. “Bij gehakt moet je erop letten dat het doorbakken is tot binnenin. Gevaarlijker zijn rauw gehakt en rauwe filet americain. De bacteriën die daar eventueel in zitten, worden niet gebakken en leven dus verder. Dat is niet levensbedreigend. Voor jonge mensen die in goede gezondheid zijn, is er geen risico. Maar bij de yopi’s (young, old, pregnant, immunodeficient) moet je daarmee opletten. Dat zijn risicopatiënten die zwakker en dus gevoeliger voor bacteriën zijn.”
Het verleden herhaalt zich
Doordat antibiotica hun efficiëntie kwijtraken, keert een gekende situatie terug. Test-Aankoop waarschuwt: “Bepaalde ingrepen en ziekten die voorheen niet gevaarlijk waren, worden nu opnieuw riskanter en we hebben almaar sterkere geneesmiddelen nodig om die infecties te bestrijden. Het is dus een vicieuze cirkel.”
Ook professor Dewulf beaamt het risico dat we lopen. “Als de resistentie blijft stijgen, zitten we binnen twintig à dertig jaar in een situatie waarin de meeste behandelingen niet meer doeltreffend zijn. Wat wij nu een zeer onschuldige bronchitis noemen – waarvoor je twee dagen thuisblijft en antibiotica neemt – zal dan weer een levensbedreigende aandoening worden zoals dat honderd jaar geleden het geval was. Toen waren er nog geen antibiotica en gingen mensen dood aan zulke eenvoudige infecties.”
Een ‘oplossing’ voor het probleem
We moeten dus minder antibiotica gaan gebruiken. “Ons land is één van de grootste antibioticagebruikers van Europa”, verklaart Test-Aankoop. “We hebben een intensieve vleesproductie waarin men de dieren optimaal wil doen renderen. Al het vee wordt preventief behandeld tegen ziektes, dus ook wanneer dat niet nodig is. Het zou al een hele verbetering zijn, moesten we onze dieren enkel wanneer nodig – bij ziekte – antibiotica toedienen.”
Professor Dewulf weerlegt die stelling. “We proberen minder antibiotica te gebruiken in de dierengeneeskunde, want daar ligt zeker een stuk van de oorzaak. Maar het grootste deel van de resistentieproblematiek vinden we bij het gebruik van antibiotica bij de mens. En minder antibiotica gebruiken is een maatregel die in een bredere context past. Het is belangrijk dat we, zowel bij dieren als bij mensen, minder medicatie nodig hebben. Specifiek voor de dieren proberen we er in de eerste plaats voor te zorgen dat ze niet ziek worden. Daarvoor moeten we nog veel meer inzetten op preventie, betere huisvesting en bio-veiligheid.”
Toch is het geen zwart-wit verhaal. Een situatie waarin we absoluut geen antibiotica meer nodig hebben, is onbereikbaar. “Het doel is eerder minder geneesmiddelen nodig te hebben dan we nu gebruiken. Dan zijn we al een grote stap verder.”
Hygiëne
Minder antibiotica gebruiken, is niet het enige wat we kunnen doen. Ook hygiëne is uiterst belangrijk, zowel in slachthuizen als in de keuken. Test-Aankoop: “Hoewel de meeste slachthuizen modern ingericht zijn en er weinig menselijke tussenkomst is, bestaat er nog steeds een risico op kruisbesmetting door uitwerpselen. Slecht werkende installaties en verkeerde handelingen van het personeel kunnen ook een probleem vormen.” Jeroen Dewulf wijst op hygiëne tijdens het koken. “We moeten goede hygiënepraktijken in de keuken toepassen. Als je vlees hebt aangeraakt, is het belangrijk je handen te wassen. Doe je dat niet, dan kunnen de bacteriën van het vlees via je handen op bijvoorbeeld de groenten terechtkomen die je later zal opeten. Veel mensen kennen die regels, maar uit onderzoek blijkt dat er maar weinigen zijn die ze rigoureus toepassen.” (Stampmedia/AP Hogeschool, Linde Leys)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier