Paul Verhaeghe: ‘Geen wonder dat het onbehagen zo groot geworden is. We zijn vervreemd van ons lijf, van onszelf, van de anderen’
Een gevoel van onbehagen maakt deel uit van ons mens-zijn. Ondanks de welvaart op alle vlakken neemt de onrust in onze maatschappij toe. Paul Verhaeghe laat in zijn meest recente boek Onbehagen zien dat iedere tijd een eigen gevoel van onbehagen kent, met de daarbij horende typische problemen – zoals in onze tijd een burn-out, het imposter syndroom of de angst om uitgesloten te worden. Wij bieden u hier een fragment aan.
Tegenwoordig leven we in de illusie dat we autonome individuen zijn met een eigen persoonlijkheid, onafhankelijk van en eventueel in oppositie met de maatschappij. Dit is een illusie omdat zelfs een oppervlakkige studie aantoont op welke manier en in welke mate onze identiteit verweven is met anderen, en dus met de samenleving. De hedendaagse preoccupatie met onszelf, beter bekend als individualisme, is ironisch genoeg het product van de huidige maatschappij die haar leden op grond van een dominant narratief al veertig jaar voorhoudt dat enkel het individu van belang is.
Als we het waanidee van het autonome individu eenmaal achter ons gelaten hebben, dan wordt de samenhang tussen maatschappelijke organisatie, evolutionair bepaalde kenmerken en identiteitsontwikkeling overal zichtbaar. Onze evolutionaire onderbouw stuurt ons in de richting van uitwisselingen en samenwerking binnen een sociale hiërarchie, met het oog op een billijke verdeling van voedsel, veiligheid en seks. Het allerbelangrijkste voor ons zelfbeeld is de erkenning die we krijgen van anderen, op grond van de sociale verhoudingen zoals die door een samenleving geregeld worden. Op existentiële vragen (waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe, wie of wat mag ik geloven) zijn er nooit definitieve antwoorden, daarvoor hebben we collectieve zinverleningssystemen ontwikkeld.
Het gedrag van individuele burgers wordt grotendeels bepaald door de context waarin het plaatsvindt en door de groep waar ze deel van uitmaken. Kennis van onze evolutionair bepaalde kenmerken in combinatie met onderzoeksresultaten uit de sociale psychologie kunnen we aanwenden om een omgeving te creëeren die maatschappelijk gewenst gedrag bevordert en ongewenst gedrag doet afnemen. Maar wat heet gewenst? Een goed functionerende maatschappij is een veilige maatschappij met een hoog sociaal vertrouwen en weinig agressie. De voorwaarde is een vrijwillige onderwerping aan een ruim gedeelde set normen en waarden. De uitwisselingen vinden plaats binnen een sociale hiërarchie, zonder te vervallen in buitensporige ongelijkheid. Transparantie en zichtbaarheid zijn belangrijk ten behoeve van de sociale controle en hetzelfde geldt voor de informatieverspreiding. Reële interacties tussen de leden worden zoveel mogelijk bevorderd, met het oog op wederzijdse erkenning. Ik vermoed dat veel lezers het eens zijn met deze beschrijving van een gewenste maatschappelijke omgeving.
Het vanzelfsprekende van de beschrijving maakt de confrontatie met onze maatschappij des te pijnlijker – we zijn er mijlenver van verwijderd. In het tweede deel van dit boek ga ik eerst in op onze vroegere ‘keuzes’, dat wil zeggen, op het verhaal waar we met z’n allen de voorbije veertig jaar in meegevoerd zijn. Dat is meer dan nodig, want veel mensen voelen het onbehagen maar zoeken de oorzaak buiten zichzelf, bij ‘de vreemdelingen’, ‘de elite’, zelfs bij een ‘deep state’ die een totalitair regime zou willen installeren. Het aantal mensen dat door de rattenvangers achter deze verklaringen misleid wordt, groeit gestaag, met als gevolg dat het wantrouwen en de onveiligheid nog zullen toenemen.
De oorzaak is eenvoudiger: onze maatschappij is het resultaat van een sturend verhaal dat zo ongeveer vanaf 1980 onze identiteit ingrijpend veranderd heeft tot op het punt waar we nu staan. Bewustwording als eerste stap naar verandering vraagt om bewustwording van dat sturende verhaal en de effecten op de uitwisselingen, de sociale relaties, het gezag en de zingeving die onze samenleving kenmerken.
Sommige mensen deugen niet
Op systemisch niveau worden de macht en de onaantastbaarheid van multinationals ten koste van de natiestaten en de burger elke dag duidelijker. De giganten in de bedrijfswereld overtreden de wet niet meer, ze schrijven de wetteksten zelf. De arrogantie waarmee hun vertegenwoordigers zichzelf verrijken en daarover openlijk liegen of zelfs mee te koop lopen – denk aan Donald Trump die tijdens een debat met Hillary Clinton pochte over zijn succesvolle belastingontduiking – zorgt voor een normvervaging van formaat.
(Lees verder onder de cover.)
Op individueel niveau zien we vergelijkbare fenomenen op kleinere schaal. Een greep uit de vele voorbeelden: politici die zichzelf bevoordeligen en vervolgens aan acute geheugenstoornissen lijden; bestuurders die valse onkostennota’s indienen; vakbondsafgevaardigden die vooral zichzelf beschermen; wetenschappers die misbruik maken van onderzoeksgelden; werklozen die sjoemelen met hun uitkeringen. Het belangrijkste verschil met het gesjoemel van de giganten is dat individuen af en toe bestraft worden.
De zichtbaarheid van profitariaat en machtsmisbruik kan de indruk wekken dat onze maatschappij uit een verzameling egoïsten bestaat die enkel het eigen voordeel nastreven. Een andere redenering is beter verdedigbaar: de toenemende zichtbaarheid wijst erop dat het misbruik niet langer toegedekt wordt. Mainstream films en series krijgen journalistieke allure, denk aan Dark Waters die het bedrog van de multinational Dupont blootlegt, aan Dopesick die hetzelfde doet met Big Pharma en de Sackler familie. Vergelijk het met de MeToo-beweging: misbruik waarvan elke vrouw altijd al wist dat het bestond, wordt nu voor het eerst naar buiten gebracht en gehoord.
Dat er de voorbije twintig jaar op elk niveau meer bedrog gepleegd wordt dan vroeger, met als oorzaak de eigen ik eerst-samenleving, is vermoedelijk juist. Mochten de bedriegers in de meerderheid zijn, dan zou er niets meer werken. Dat is niet het geval, dankzij gewone mensen in de zorg, het onderwijs, de ambtenarij en de industrie die hun werk naar behoren blijven doen. Bedriegers blijven een minderheid, maar in een omgeving die functioneert op grond van macht verwerven zij de overhand, ten koste van een meerderheid die wel degelijk deugt – samenwerking en respect voor een billijke verdeling met een bijbehorende hiërarchie maken deel uit van onze evolutionaire erfenis. Op alle niveaus, zowel in de overheidsdiensten als in de privésector, blijven velen zich bottom-up inzetten om de boel draaiende te houden, vanuit een individueel plichtsbesef en een maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Maar net zoals in het geval van MeToo zijn mensen het machtsmisbruik spuugzat.
Een normale dag uit het leven van dertigers
Al geruime tijd leven wij om te werken, hoe absurd is dat? Vooral als je moet vaststellen over welk soort werk het gaat. Wat er echt toe doet – alles wat met en over mensen gaat – daar hebben we geen tijd voor.
Een normale dag uit het leven van dertigers. ’s Ochtends moeten twee kinderen klaargemaakt worden, een voor de crèche, een voor de school (wassen, gezond ontbijt, erover waken dat de zwemzak niet vergeten wordt, zorgen dat ze niet te laat komen). Daarna zelf naar de eigen werkplek, soms met de fiets, soms met het openbaar vervoer, vaak met de auto. Vertragingen zijn geen uitzondering, de kans dat je in de file staat is groot, je zou eigenlijk een half uur vroeger moeten vertrekken, maar dat kan je de kinderen niet aandoen. ’s Avonds terug naar huis, opnieuw met kans op vertragingen, je hoopt dat je partner op tijd thuis is om het avondeten klaar te maken nadat hij de jongste opgepikt heeft in de crèche. Jij haalt jullie oudste van de buitenschoolse opvang, die moet nog zijn huiswerk maken en écht op tijd naar zijn bedje want de laatste week is hij ’s morgens niet uitgeslapen. Na het eten zijn er altijd nog wel wat dingen, van de was tot het nakijken van betalingen. Wat blijft liggen, wordt doorgeschoven naar het weekend, maar dat zit al overvol; elk gezinslid heeft eigen activiteiten, wat voor de nodige logistieke moeilijkheden zorgt.
In gewone omstandigheden lukt het om alle borden in de lucht te houden, maar gewone omstandigheden zijn zeldzaam. De crèche staakt, voor de zoveelste keer – ze hebben groot gelijk, maar kan je nu echt weer een beroep doen op je moeder? Een kind wordt ziek, iemand moet mee naar de dokter, en hoe regel je opvang als het thuis moet blijven? De juf op school valt uit (een burn-out), klassen en klasuren worden herschikt, maar hoe past het gewijzigde schema in de gezinsagenda? Op het werk is er een nieuwe leidinggevende die iedereen voor het hoofd stoot, met als gevolg dat er in korte tijd twee collega’s vertrokken zijn en de werkdruk plots immens gestegen is. ’s Avonds lig je in bed te piekeren, je valt pas laat in slaap waardoor je de volgende dag moe bent en je op kantoor een afspraak vergeet, wat je anders nooit overkomt.
Mensen houden dit vol, weken, maanden, soms nog langer. Na verloop van tijd staan ze stijf van de stress, meestal zonder dat ze het beseffen. Tot het lijf op is. De huisarts is de eerste die hen over de vloer krijgt. Als ze de tijd hebben om te luisteren krijgen eerstelijnshulpverleners altijd meerdere klachten te horen, waarin het lichaam stilzwijgend het woord neemt. Slaapproblemen ontbreken nooit (inslapen of doorslapen, ‘restless legs’); men is doodmoe, maar kan niet tot rust komen. Prikkelbaarheid en woedeaanvallen worden gevolgd door huilbuien. Normale geluiden zijn ondraaglijk, een ‘noise cancelling headset’ wordt noodzakelijk. Het hoogsensitieve kan dan weer omslaan in afstomping. Paniekaanvallen zijn verre van uitzonderingen, sociale angst is eerder de regel. Veel klachten klinken medisch, maar passen niet in gewone diagnoses: spier- en gewrichtspijnen, maag- en darmklachten, ademhalingsmoeilijkheden, hartritmestoornissen. Natuurlijk bestaat er een naam voor: SOLK, Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten. Zoals vaker geeft een naamgeving (en al helemaal een letterwoord) ons de illusie dat we het begrijpen. Niet dus.
Het lichaam valt uit
Ervaren artsen weten dat zulke problemen het gevolg zijn van stress, als resultaat van een levenswijze die roofbouw pleegt op lichaam en geest. Dit valt nauwelijks op, omdat deze levenswijze ondertussen zo goed als normaal is, en omdat het merendeel van de mensen het in materiële zin goed heeft (‘Je hebt toch alles?’). Nog een stap verder en we stuiten op grotere problemen die aanvankelijk als oplossing gebruikt werden: verslavingen (‘downers’ om tot rust te komen, ‘uppers’ om te kunnen functioneren, alcohol om de sociale angst tegen te gaan), ernstige eetstoornissen, zelfverwonding.
De gemeenschappelijke noemer voor deze klachten is opvallend: het lichaam laat van zich horen, de patiënt heeft er vaak niet veel aan toe te voegen. Geen wonder dat psychotherapie steeds meer opschuift naar lichaamsgerichte behandelingen, van mindfullness en ademhalingsoefeningen tot haptotherapie en yoga. Minder bekend is dat de verschuiving zich ook in de omgekeerde richting voordoet: onverdacht lichamelijke aandoeningen blijken meer en meer een psychosociale oorzaak te hebben en vragen een behandeling die verdergaat dan de klassiek medische. Recente ontwikkelingen in de geneeskunde maken duidelijk hoe dat in zijn werk gaat en, vooral, hoe alles met alles samenhangt.
Wanneer we een acute bedreiging ervaren, gaat ons lichaam in de stressmodus, als erfenis van onze evolutionaire voorgeschiedenis. Ons endocrien systeem produceert stresshormonen ter voorbereiding op de ‘fight or flight’-reactie, het vechten of vluchten. De prijs die we daarvoor betalen is een daling van onze immuniteit (je wordt sneller verkouden), maar dat is niet erg, op voorwaarde dat deze toestand niet al te lang aanhoudt. Is dat wel het geval, dan blijft het lichaam in een aanhoudende alertheidsmodus, en dat is hoogst ongezond. Chronische stress veroorzaakt een medische kettingreactie met aan het eindpunt ernstige aandoeningen. Het eindresultaat verschilt van individu tot individu, maar is altijd heftig. Het is verrassend om te constateren dat zowel de patiënten als de wetenschappers dit verband lange tijd niet opmerkten en vaak nog altijd niet zien. Dit illustreert in welke mate wij vervreemd zijn van ons lijf.
Onbehagen
Over onze biologische onderbouw is er veel inkt gevloeid en wat we daarover weten, heb ik samengevat in het hoofdstuk drie. Hier houd ik het bij een eenvoudige invulling: de mens behoort tot de sociale zoogdieren, wat betekent dat we de groep nodig hebben, maar ook een eigen positie willen innemen. Wij hebben eerst en vooral behoefte aan verbondenheid. Pas wanneer deze voldoende stevig is, kunnen we onze autonomie waarmaken. Een maatschappij die haar leden een voortdurende concurrentie oplegt, met anderen en met onszelf, maakt verbondenheid onmogelijk en is ziekmakend voor lichaam en geest. Wanneer diezelfde maatschappij dan ook nog eens autonomie oplegt, is het resultaat geen autonomie, maar individualisering.
Geen wonder dat het onbehagen zo groot geworden is. We zijn vervreemd van ons lijf, van onszelf, van de anderen. Ik misbruik mijn lichaam, ik hol mijn eigen schaduw achterna, ik wantrouw de anderen.
Lees ook:
– ‘Hoeveel noodkreten over mentale gezondheid bij jongeren moeten er nog klinken?’
– Paul Verhaeghe, hoogleraar psychologie: ‘We kweken psychiatrische patiënten bij de vleet’
– Angstexpert Bram Vervliet: ‘Het is gezond om je eigen zorgen te wantrouwen’
– ‘Het gebrek aan begrip voor mensen met psychische problemen is soms stuitend’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier