Wachtlijsten psychologische hulp wegwerken? ‘Vaak is gespecialiseerde zorg niet nodig’
Door psychisch lijden te medicaliseren, riskeer je iemand in zijn lijden vast te zetten, vindt biologe en psychologe Ariane Bazan. ‘Veel problemen waar mensen mee zitten, moeten niet per se door gespecialiseerde psychologen opgevangen worden.’
Faalangst, angststoornissen, burn-out, depressie… het aantal mensen dat psychisch lijdt, neemt zo onrustwekkend toe dat het lijkt alsof we met z’n allen collectief onze draagkracht aan het verliezen zijn. 1,22 miljoen patiënten slikken antidepressiva in België, 37 procent van de Vlaamse werknemers ervaart regelmatig of continu stress, op vijf jaar tijd is het aantal burn-outs en depressies met de helft toegenomen en elke dag zijn er in Vlaanderen drie zelfdodingen.
Nog zorgwekkender is dat niet iedereen altijd onmiddellijk de hulp krijgt die hij of zij nodig heeft. Zo staan vandaag 23.000 Vlaamse jongeren op een wachtlijst en is een dringende opname vaak niet meteen mogelijk.
Perma- en polycrisissen, prestatiedrang, keuzestress, klimaatverdriet, polarisatie en het weinige vertrouwen in overheden… het zijn allemaal argumenten om de mentale malaise te verklaren. Maar dat ze kenmerkend zijn voor de huidige dolgedraaide, complexe wereld gelooft hoogleraar klinische psychologie (ULB/Université de Lorraine) en biologe, Ariane Bazan, niet.
‘Ontreddering is van alle tijden. De wereldgeschiedenis is een aaneenschakeling van bijzonder gewelddadige toestanden. Er is nu meer geweld omdat we met meer mensen zijn, maar het menselijke onbehagen is eigenlijk vrij universeel. Vaak draait het om hetzelfde: de liefdesvraag en de zijns-vraag.
Al sinds de tijd van Sophocles vragen we ons af wat het is om mens te zijn. De menselijke conditie is een moeilijke conditie en dat zal altijd zo zijn. Soms lukken de dingen gewoon niet. Het zijn die moeilijkheden die de mens al sinds zijn bestaan uitdagen tot inventiviteit.’
Toch swingen de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg vandaag de pan uit. Hoe verklaart u dat?
Bazan: Dat heeft eerder te maken met de manier waarop de psychologische hulpverlening georganiseerd is. Om het wat cru te stellen: de geestelijke gezondheidszorg stevent af op een faillissement.
Tot de jaren tachtig was de psychologie ingebed in een menswetenschappelijke visie waarin de hegemonie van de psychoanalyse groot was. Maar de slinger is ondertussen wel heel erg doorgeslagen naar een hegemonie van een expliciet en algemene biomedische benadering van mentale gezondheid. Elke hegemonie brengt geweld met zich mee.
Algeheel gezond verstand en onverdeeld goede wil zijn niet des mensen.
Dat de neurowetenschappen op termijn alle defecten kunnen repareren, is een illusie gebleken?
Bazan: We zullen nooit zonder ‘defecten’ zijn: algeheel gezond verstand en onverdeeld goede wil zijn niet des mensen. Bovendien is psychologie geen geneeskunde. Het klinkt in deze tijden misschien raar, maar de geest is niet het lichaam. Er gelden andere wetten voor de geest.
Geneeskunde lijkt inderdaad het best te functioneren als men de zaken in verschillende disciplines opdeelt: interne geneeskunde, dermatologie, gynaecologie, neus-, keel- en oorziekten… Zij die de holistische aanpak aanhangen, zullen dat eerder als een nadeel bestempelen, maar eigenlijk werkt zo’n systeem goed.
Ook het opdelen van levensfases, van kindergeneeskunde tot gerontologie, is nuttig. In de medische wetenschappen is een diagnose ook absoluut onontbeerlijk voor je aan een behandelingstraject begint. Je moet weten wat je behandelt. Maar al die punten gelden niet voor de geest.
Diezelfde conditionering werkt bijvoorbeeld in de psychologie voor een groot deel contraproductief: een slaapprobleem vloeit makkelijk over in een eetprobleem of een seksueel probleem, of omgekeerd. En als je specialistisch gaat behandelen, riskeer je de patiënt met zijn symptoom te laten samenvallen en het lijden vast te zetten.
Geven we te veel aandacht aan labels en diagnoses als “burn-out”, “faalangst”, “autisme’…?
Bazan: Het diagnostische aspect is voor mij minder belangrijk. Een diagnose is een werkhypothese voor de zorgverlener, maar speelt niet zo’n grote rol in de communicatie met de patiënt. Die diagnose kan trouwens veranderen gedurende het traject dat je met de patiënt aflegt.
Bovendien komen en gaan diagnosewoorden zoals modes. Niemand spreekt nog over de neurasthenie van de jaren 60, of over de railway-spine, een soort van posttraumatisch syndroom toen het treinreizen in de 19e eeuw opkwam.
Nu kennen we burn-out, hoogsensitiviteit, hoogbegaafdheid. Om die reden zou ik die diagnoses ook eerder als sociale diagnoses bestempelen.
Patiënten hunkeren nochtans naar een diagnose. Het geeft hen een houvast.
Bazan: Ik begrijp dat een diagnose een stabiliserend effect heeft en zo bijvoorbeeld kan bijdragen in het vinden van lotgenotenorganisaties. Als psychologe heb ik daar niet veel op te zeggen. De manier waarop mensen zich in een profiel en in anderen herkennen, is eigenlijk sociologie en geen psychologie.
Een clinicus kan in iemand misschien een “burn-out” herkennen, maar een persoon met dezelfde symptomen krijgt misschien het label “autisme”. En omgekeerd: mensen met een “diagnose” burn-out kunnen onderling toch nog heel sterk psychisch verschillen.
Voor sommigen zal burn-out als een heel krachtige identiteit functioneren, voor anderen zal het een tijdelijke passage zijn. Voor sommigen zal blijken dat een voorafgaand verhaal van trauma de burn-out mee heeft uitgelokt, voor anderen merken we dat er ter hoogte van het bedrijf een managementsprobleem is.
Veel “diagnoses” zijn herkenningspunten voor mensen, hebben een belangrijke sociale functie, maar zeggen eigenlijk niet zoveel over het onderliggend psychisch functioneren. Psychologen interesseren zich voor dat psychische niveau. En weet je wat zo paradoxaal is op dat intieme niveau? Er zijn zoveel etiketten, maar we worstelen allemaal met dezelfde problemen: de liefde, verkeerd gelopen vriendschappen, het niet geaccepteerd worden, eenzaamheid, verwerping, aan de kant gezet zijn, gepest worden, een foute partner, gebrek aan verbinding…
Of existentiële vragen als “wat doe ik hier op deze wereld?”, “wat is de zin van mijn bestaan?”… De hele wereldliteratuur is al in mijn praktijk gepasseerd.
Het is tegenwoordig moeilijk om niet ook autistisch te zijn.
Iemand met autisme heeft toch andere noden dan iemand die eenzaam is?
Bazan: Er bestaan inderdaad structurele vormen van autisme. Voor zwaardere gevallen is gespecialiseerde hulp belangrijk. Maar het Autisme Spectrum Syndroom is zo breed. Zelfs heel wat eigenschappen van de menselijke conditie vallen binnen dat spectrum: het is tegenwoordig moeilijk om niet ook autistisch te zijn.
De vaagheid van de mentale diagnoses vind je zelfs op het niveau van de genen terug. Voor de weinige genmutaties die in verband kunnen worden gebracht met psychopathologie is de correlatie niet éénduidig. Dezelfde mutatie kan in verband staan met depressie, maar ook met bipolariteit, autisme of schizofrenie.
Het is misschien wat controversieel en veel van mijn collega’s zullen het er niet mee eens zijn, maar een heleboel problemen die onoplosbaar lijken, kunnen worden opgevangen door psychologen die op een eerlijke, intelligente en geïnformeerde manier mee nadenken over de problemen die de patiënt komt vertellen. Psychologen moeten opgeleid zijn om met alles om te kunnen, zelfs als het om structureel autisme gaat.
Eén therapeut die onvoorwaardelijk vertrouwen schenkt, volstaat vaak om de situatie ten goede te doen keren. Die therapeut moet er zich wel toe verbinden dit in de tijd vol te houden. Veelal is gespecialiseerde hulp daarna niet meer nodig.
Moeten de centra voor gespecialiseerde psychologische zorg dan op de schop?
Bazan: Overal zouden er laagdrempelige centra voor geestelijke gezondheidszorg moeten komen volgens het principe van de structurele onvoorwaardelijkheid. Centra waar mensen heel makkelijk en snel kunnen binnenspringen, eventueel anoniem. Met niet-gespecialiseerde klinische psychologen die kennis hebben over het mens-zijn.
Veel problemen waar mensen mee zitten, moeten niet per se door gespecialiseerde psychologen opgevangen worden. Als er in vertrouwen en met geduld en soepelheid naar mensen kan worden geluisterd, zonder te streven naar een bepaald eindresultaat, geeft dat meestal al voldoende houvast aan patiënten om met zichzelf aan de slag te gaan.
Ik snap dat momenteel door collega’s het idee geopperd wordt om therapeutische trajecten niet langer te laten aanslepen dan nodig om de wachtlijsten in te korten. Maar als je morrelt aan de onvoorwaardelijkheid van de hulpverlening, wordt het systeem kwetsbaar.
Patiënten met acute problemen mogen bij mij elke dag op consult komen, ook al is dat in specifieke gevallen soms maar voor een tiental minuten. In zo’n geval betalen ze voor één sessie. De rest van de week komen ze gratis.
U meent dat de psychologie zelf nog te veel met zichzelf worstelt. Ze zit volop in haar puberteit en gaat te vaak om met foute vrienden. Wat bedoelt u?
Bazan: Psychologie is een jonge, immature wetenschap die pas in de 19e eeuw als wetenschappelijke discipline is ontwikkeld. Ze heeft zich nog niet verzekerd van haar recht op bestaan als autonome wetenschap. We beschikken over veel minder geschiedenis en autoriteit waarop we ons kunnen stoelen dan de geneeskunde, zoals bijvoorbeeld een eed van Hippocrates.
We hebben heel lang aangeleund bij het biomedisch model, maar dat begint op zijn fundamenten daveren. We dachten dat we met de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, nvdr.) een lineair pathologisch model zouden kunnen opbouwen. Dat zal wellicht niet lukken.
Tegenwoordig zien we het sociale model opduiken. Psychische pijnen zijn sociale pijnen geworden: burn-out, angst, identitair lijden, zijn wie je bent… De psychologie schurkt vandaag tegen beide modellen aan omdat haar eigen identiteit fragiel is.
Ik vind dat we soms te weinig beroepseer vertonen en medewerking verlenen aan twijfelachtige zaken. Denk maar aan euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. Dat is wraakroepend. Psychisch lijden is geen medisch domein.
In een ideale wereld zouden we de geestelijke gezondheidszorg from scratch moeten herdenken.
Hoe ziet u de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg?
Bazan: In een ideale wereld zouden we het hele systeem from scratch moeten herdenken. Maar dat is in de huidige omstandigheden onmogelijk. De opleiding zou opnieuw wat meer aandacht mogen besteden aan het menswetenschappelijke model. De interdisciplinaire dialoog is essentieel, maar het eenzijdig opgaan in het biomedische is problematisch. Vandaag dragen we daar de gevolgen van.
Tegelijk is het van belang dat we met de geneeskunde samenwerken. Als goede vrienden, niet als ondergeschikten. Psychologie zit op het snijvlak van de menswetenschappen en de exacte wetenschappen. Dat maakt het net zo boeiend.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier