‘Sorry dat je het zo voelt’: hoe passief agressief gedrag de wereld heeft overgenomen

© Getty

Het lijkt onschuldig, maar is het niet: passieve agressie is hét wapen geworden waarmee we onze conflicten uitvechten – zowel in relaties als op het werk. Hoe komt dat? En hoe moeten we ermee omgaan? De Britse literatuurprofessor en psychoanalyticus Josh Cohen reikt oplossingen aan met een voorbeeld uit zijn praktijk.

Peter was een werkgesprek aan het afronden terwijl zijn partner Tom aan de eettafel zat te wachten. ‘Duurt maar een minuutje of twee’, fluisterde Peter. ‘Geen probleem’, fluisterde Tom terug.

Er gingen enkele minuten voorbij en Peter liep nog altijd door het appartement met de telefoon aan zijn oor. Hij draaide zich naar Tom, wees naar de telefoon en rolde met zijn ogen, terwijl hij het woord ‘sorry’ vormde met zijn mond. Tom schudde goedmoedig het hoofd.

Vijf minuten later was Peter nog altijd in gesprek, maar hij leek Tom te negeren. Hij praatte druk en strooide met termen als ‘leverage’, ‘buy-ins’ en ‘schaalbaarheid’, waarvan hij wist dat Tom, een muzikant, er een hekel aan had. De carbonara die Tom had gemaakt begon intussen te stollen.

Uiteindelijk draaide Peter zich om en hij zag Tom troosteloos voor zich uit staren. Op zachte toon vertelde hij zijn collega dat het eten klaarstond. Er was een halfuur voorbij.

Peter haastte zich naar de tafel en vertelde Tom iets te enthousiast hoe heerlijk de pasta eruitzag. ‘Neem gerust’, antwoordde Tom met een gezicht op onweer.

‘Oh God,’ zei Peter, ‘je bent boos!’

‘Ja, grappig hè’, antwoordde Tom. ‘Ik ben mijn eetlust kwijt.’ Hij ging van tafel.

Peter riep nog excuses, maar het enige wat hij hoorde, was het dichtslaan van de deur.

Ideaal voor op de werkvloer

De volgende ochtend vertelde Peter me het incident vanuit de zetel in mijn spreekkamer. Dit leek me een schoolvoorbeeld van passief agressief gedrag, een van die gedragingen die, zoals chronisch overwerken of narcistische opmerkingen, de samenleving hebben overgenomen.

Passieve agressie is de heimelijke, indirecte en vaak verraderlijke manier waarop we onderlinge spanningen of non-conformiteit (‘ik doe niet mee’) uiten – en er tegelijk voor zorgen dat je ze meteen kunt ontkennen. Het kan snel escaleren: Peters passieve agressiviteit wekte een geprikkelde reactie bij Tom op. Het fenomeen komt thuis voor, maar floreert pas helemaal op de werkvloer, waar directere uitingen van frustratie en wrok als onprofessioneel worden beschouwd.

Aan voorbeelden geen gebrek: de wrokkige werknemer die, wanneer zijn manager hem vraagt naar een achterstallig rapport, mompelt dat ‘het werd vergeten in de massa verzoeken van u’ – niet toevallig is de passieve vorm van het werkwoord de favoriete taal van passieve agressiviteit. Of wat dacht u van de collega die gul is met ‘complimenten’ zoals ‘je presentatie was verrassend goed’. Of de baas die zich aan het einde van de dag afvraagt of zijn medewerker misschien wat langer wil blijven voor de call met Californië.

Vreemd genoeg kan passieve agressiviteit een strategie zijn voor bazen én voor ondergeschikten.

In deze gevallen wordt vijandig of obstructief gedrag tegelijk uitgevoerd en ontkend, zodat de dader je kan verzekeren dat hij of zij zeker niet de bedoeling had je te ergeren. Misschien ga je wel denken dat jíj degene bent met een probleem. Vreemd genoeg kan passieve agressiviteit een strategie zijn voor bazen én voor ondergeschikten.

Die strategie biedt een perfecte dekmantel voor uiteenlopend gedrag. Uitstel of vergeetachtigheid, bijvoorbeeld, vaak met opzettelijk destructieve gevolgen, vergezeld van excuses die bijna beschuldigend klinken (‘Ik dacht dat ik je wel had verteld dat ik het erg druk had’). Antipathie ook, die op de ander wordt geprojecteerd door middel van schijnheiligheid (‘Het spijt me als je bezwaar hebt tegen wat ik zei’). Altijd zit er een constante maar nauwelijks waarneembare wrok onder.

Non-verbale communicatie: waarom we onszelf meer ‘verraden’ dan we willen

Thuiswerk

Het is allemaal nog erger geworden door de toename van thuiswerk. Communicatiemiddelen zoals e-mail, Slack of Teams versterken ons vermoeden van de stiekeme vijandigheid van anderen. Snel geschreven berichten lenen zich niet tot nuance. Wat misschien speels of behulpzaam klinkt wanneer je het in het echt zegt, kan als sarcastisch of wrokkig worden gelezen op een scherm. Het is dan ook geen wonder dat passieve agressiviteit hoogtij viert nu we onze collega’s minder zien.

Het ultieme model voor passieve agressiviteit is het gelijknamige hoofdpersonage uit het verhaal Bartleby (1853) van Herman Melville. Bartleby is de kadaverachtige, ‘zielig respectabele’ jongeman die een baan als klerk aanneemt bij een advocatenkantoor, geleid door een naamloze advocaat met een opgewekte natuur. Na een korte periode waarin hij zijn schrijfwerk met overdreven snelheid en efficiëntie uitvoert, reageert Bartleby plotseling op het verzoek van de advocaat om een document te bekijken met de inmiddels beroemde woorden: ‘Liever niet.’ Waarna hij het werk volledig neerlegt maar weigert het kantoor te verlaten en er dag en nacht verblijft. Door zich koppig terug te trekken in stilte en inactiviteit weet Bartleby het hele kantoor te ontwrichten.

Wat misschien speels of behulpzaam klinkt wanneer je het in het echt zegt, kan als sarcastisch of wrokkig worden gelezen op een scherm.

Bartleby’s repliek is het duidelijkste voorbeeld van passieve agressiviteit ooit bedacht. Hij weigert niet expliciet om het document te bekijken. Voor een baas is een weigering waarschijnlijk nooit welkom, maar ze is ten minste begrijpelijk, juist omdat ze een actief standpunt inhoudt. ‘Liever niet’, daarentegen, houdt geen standpunt in. Het eist niets, weigert niets en voorkomt daardoor op voorhand elke mogelijke tegenreactie.

‘Je wilt niet?’ vraagt de advocaat als reactie, kennelijk in de hoop een expliciete uiting van verzet te ontlokken die sancties zou rechtvaardigen. ‘Liever niet’, zo corrigeert Bartleby hem. Alsof hij zijn baas duidelijk wil maken dat hij gewoon zijn voorkeur beschrijft, in plaats van een intentieverklaring te doen.

Bekende trucs

In intieme relaties is het iets makkelijker. Over de jaren heen ontwikkelen koppels, gezinnen en hechte vrienden een ruime kennis van elkaars codes en strategieën, waardoor ze die kunnen benoemen. Een stilte of pauze, een geforceerde glimlach of een stijf ‘dank je’. Woorden en gebaren die misschien onschuldig of betekenisloos lijken voor een buitenstaander, maar ze zijn geladen met betekenis. Máár: koppels die al lang samen zijn, weten dat de ander zich bewust is van de trucs, wat de tactiek een stuk minder efficiënt maakt.

Op de werkvloer liggen de zaken anders. Agressief gedrag wordt er nadrukkelijk afgekeurd. We moeten er niet alleen coöperatief zijn, maar ook uitgaan van de goede intenties van onze collega’s. We kunnen hen niet beschuldigen van verborgen bedoelingen, hoezeer we ook vermoeden dat ze er zijn. In teamvergaderingen spelen conflicten en wrok zich af in de taal van de beleefdheid. Iedere academicus weet bijvoorbeeld dat afdelingsvergaderingen broeinesten zijn van passieve agressie.

Ik geef les aan een universiteit. Een collega van een andere instelling vertelde me over een assistent die in zo’n vergadering de hoge administratieve werklast ter sprake bracht. De doelwitten van haar interventie waren twee of drie professoren die bijzonder bedreven waren in het ontwijken van die klus, die dan maar bij collega’s terechtkwam. ‘Ik vind het heel belangrijk’, zei ze met een strakke glimlach, ‘dat de administratie gelijkmatig over de afdeling wordt verdeeld, zodat we allemaal tijd hebben om onderzoek te doen.’ (Merk opnieuw de voorkeur voor een passieve zinsconstructie.)

In teamvergaderingen spelen conflicten en wrok zich af in de taal van de beleefdheid.

‘Nou,’ reageerde een van de betrokken professoren met een veel bredere glimlach, ‘ik weet in ieder geval dat ik zeer dankbaar ben voor collega’s die wat minder publiceren maar meer administratief werk doen.’ Hij zei dat, goed wetend dat assistenten niet meer konden publiceren vanwege hun administratieve verplichtingen. De oneerlijke aanval werd gepresenteerd als een warme uiting van collegiale dankbaarheid – en de assistent, die het maar al te goed doorhad, bleef sprakeloos achter.

In de psychiatrie

Passieve agressiviteit is een van die psychologische termen – zoals ‘narcistisch’, ‘paranoïde’ en ‘bipolair’ – die door overgebruik aan betekenis hebben verloren. Het gebruik ervan in de moderne psychiatrie heeft daar niet veel bij geholpen.

De psychiatrische geschiedenis van de term is verwarrend. Sinds 1952, toen de eerste editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’(DSM), de bijbel van de moderne psychiatrische praktijk, werd gepubliceerd, heeft het idee van passieve agressiviteit als een afzonderlijke persoonlijkheidsstoornis heen en weer geschommeld.

Christopher Lane, een historicus van de psychologie, heeft aangetoond dat de auteurs van de eerste editie van de DSM de criteria voor de diagnose van een passief-agressief persoonlijkheidstype overnamen uit een rapport uit 1945 van kolonel William Menninger. Die legerpsychiater klaagde erover dat Amerikaanse soldaten steeds meer taken vermeden door ‘passieve middelen zoals pruilen, koppigheid, uitstelgedrag, inefficiëntie en passieve obstructie’ wanneer ze moesten omgaan met ‘gemiddelde militaire stress’. Denk aan de hulpeloze soldaten en piloten in Joseph Hellers Catch-22, wier rationele afkeer van gevaarlijke militaire operaties werd gezien als een symptoom van een geestesziekte.

Menningers lijst van eigenschappen werd uit de context gerukt en woord voor woord in de DSM opgenomen. De vaststellingen werden al snel ingezet in de meest uiteenlopende contexten, van huwelijksbegeleiding tot jeugddelinquentie. Als je gedragskenmerken generaliseert, worden ze niet meer gezien als reacties op een specifieke context – bijvoorbeeld de angst om te sneuvelen op het slagveld – maar eerder als ‘biologische en neurologische storingen’, het product van onaangepaste persoonlijkheden, zoals Lane het noemt.

Het probleem bij het pathologiseren van menselijke eigenschappen zoals koppigheid, inefficiëntie en uitstelgedrag – waaraan in de derde editie van de DSM ook talmen en vergeetachtigheid werden toegevoegd – is dat ze in zekere mate op ons allemaal van toepassing zijn. (Die eigenschappen, én de hele diagnose, werden later geschrapt.) En toch: vandaag hebben we het erg druk met anderen te beschuldigen van psychische stoornissen. Door de opkomst van sociale media is het alleen maar erger geworden.

Moeilijke waarheden

Misschien is het zinvoller om anders naar passief agressief gedrag te kijken. Meer als een een dynamiek binnen relaties, als een stroom tussen vrienden, collega’s, koppels en families, in plaats van als een eigenschap van specifieke persoonlijkheden. Als je het zo bekijkt, moeten we wel toegeven dat het in ons allemaal schuilt.

Peter en ik hadden amper tijd om na te denken over wat er die avond gebeurd was: er barstte al snel een storm van zelfrechtvaardiging los. Hij: ‘Wat wil hij van me? Hij weet hoe belangrijk die deal is. Blijkbaar moet ik een belangrijk gesprek afbreken omdat hij honger heeft?’

Hij viel stil. Zijn toon, tot nu toe aarzelend en defensief, werd plotseling scherp: ‘Ik hoor hem niet klagen over het geld dat ik binnenhaal met zo’n deal. We zouden het appartement niet kunnen betalen als we allebéí saxofoon speelden in kleine jazzclubs.’

‘Nu realiseer ik me dat ik genoot van die macht over hem. Jezus. Dat is echt vreselijk.’

Ik merkte op hoe wrokkig hij klonk. Was dat dan waar het incident werkelijk om ging?

‘Oh, kom op’, protesteerde Peter. ‘Dat is niet eerlijk, dat is niet wat ik bedoelde. Je klinkt nu net als Tom.’ Peter had hier niet helemaal ongelijk. De kunst van psychotherapie houdt in dat de patiënt wordt geconfronteerd met moeilijke waarheden. Hoewel het bewust empathisch en niet-oordelend bedoeld is, kan de combinatie van doordachte tegenspraak en afgemeten toon makkelijk passieve agressiviteit oproepen.

Peter pauzeerde en ging verder. ‘Tom zegt altijd dat ik hem verfoei omdat ik zo veel meer verdien…’

‘En?’

Er viel een betekenisvolle stilte voordat Peter hoorbaar inademde. ‘Kijk,’ zei hij, ‘gisteren was er een moment, een vluchtig moment… Het was écht mijn bedoeling om die telefoon binnen een paar minuten af te ronden. Maar toen ik ving een blik van hem op, een blik van die… die brave jongen die geduldig op papa wacht en… Ik dacht – ik ben er echt niet trots op – heel even: daar heb je het, jij zit daar met je duimen te draaien terwijl ik de belangrijke dingen doe.’

‘Dus je was eigenlijk boos genoeg om hem eraan te willen herinneren wie de controle had’, zei ik.

Nu klonk hij pas echt van streek. ‘Ik weet niet waar dat vandaan komt bij mij. En nu realiseer ik me dat ik genoot van die macht over hem. Jezus. Dat is echt vreselijk.’

Verboden woede

Waarom was Peters erkenning van een sluimerende woede en wrok onder de oppervlakte van zijn relatie zo beschamend voor hem? Peters moeder had hem meer dan eens met enige voldoening verteld hoe ze zijn peutertirades onder controle had gekregen door weg te gaan uit de kamer wanneer ze begonnen.

Wat gebeurt er met woede en agressie wanneer ze verboden worden, wanneer elke uitlaatklep je wordt ontzegd? Psychoanalyse ziet agressie als een drang, een innerlijke kracht die voortdurend druk uitoefent op onze geest en ons lichaam om zich te uiten. Volgens een beperkte definitie betekent dat misschien schreeuwen, dreigen of zelfs een fysieke klap. Maar het zou beter zijn om agressie te omschrijven als elke vorm van zelfbevestiging, of het nu in woord of daad gebeurt. We kunnen bijvoorbeeld niet tegen een ouder, leraar of baas ons recht om te spreken opeisen zonder enige agressieve energie op te roepen.

Het probleem voor Peter was dat hij al lange tijd bang was voor expliciete uitingen van agressie – zowel bij zichzelf als bij anderen. Rechtstreekse confrontaties met oudere broers en zussen thuis, of pestkoppen op school, maakten dat hij begon te stotteren en te beven.

Maar angst voor directe zelfexpressie schakelt de agressieve drang niet uit. De psychoanalyse stelt dat een drang heel anders is dan een biologisch instinct. Het laatste is aangeboren en is grotendeels onveranderlijk. Roofdieren in het dierenrijk, bijvoorbeeld, overweldigen gewoonlijk het zwakkere dier. Als de leeuwin de antilope niet vangt, probeert ze de antilope niet te overtuigen dat het in haar belang is om verscheurd en opgegeten te worden.

De drang, daarentegen, is veel sluw en flexibeler. Als hij geen bevrediging vindt via de kortste weg, vindt hij een omweg om zichzelf te uiten en tegelijkertijd onopgemerkt te blijven. Peter kon zichzelf er niet toe brengen om Tom te vertellen over zijn wrok, hij was zelfs bang om het voor zichzelf te erkennen. Maar zijn geest vond een manier om zijn bewuste intentie te omzeilen en zijn woede tegenover Tom uit te drukken.

Hulpeloosheid

Is de mens instinctief geneigd tot geweld? Filosofen raakten het er maar niet over eens. Het psychoanalytische antwoord is dat er niets is wat we meer vrezen dan ons hulpeloos voelen – en die angst achtervolgt ons veel vaker dan we misschien denken. Agressie is een balsem tegen gevoelens van hulpeloosheid, een manier om onszelf ervan te verzekeren dat we de meester zijn van de wereld om ons heen, in plaats van hulpeloze slachtoffers. Peter was als de dood voor directe confrontaties vanwege een diepgewortelde, onbewuste overtuiging dat ze tot zijn afwijzing zouden leiden. Zelfs de zelfvoldane steek van de professor tegen de assistent werd veroorzaakt door de angst dat zijn positie in de hiërarchie bedreigd werd.

Misschien kunnen we beter van agressieve passiviteit spreken.

Het grote voordeel van passieve agressiviteit is niet alleen dat ze ons in staat stelt om onze agressie tegelijkertijd te uiten en te ontkennen, maar ook dat ze onze kwetsbaarheid als wapen gebruikt. In plaats van onze gevoelens van onzekerheid bloot te leggen, wordt passiviteit een sluwe manier om onszelf te laten gelden. Misschien kunnen we beter van agressieve passiviteit spreken.

Als we passieve agressiviteit minder zien als een pathologie bij anderen en meer als een veel voorkomende uiting van angst voor afhankelijkheid, dan zouden we er misschien menselijker op kunnen reageren. Kunt u voor uzelf volhouden dat u nooit eens kritiek hebt verpakt als een compliment, of ‘vergat’ in te gaan op een vraag van iemand op wie u stiekem boos bent? We doen zoiets niet omdat we machtsbelust en manipulatief zijn, maar omdat we een kinderlijke angst voelen voor onze eigen agressie, en de vreselijke gevolgen waartoe ze zou kunnen leiden.

Stel dat we een vorm van confrontatie ontwikkelen die ons in staat stelt sterke en moeilijke gevoelens te uiten, zonder dat we in agressie vervallen. Hoe doe je dat? Psychotherapie is een goed voorbeeld van dat evenwichtskunstje: je creëert een ruimte waarin nieuwsgierigheid naar de gevoelens van de ander centraal staat, zonder dat de druk aanwezig is om te bepalen wie gelijk heeft. Het was een opluchting voor Peter, omdat hij zich bewust werd van de woede en de wrok die hij zo lang had ontkend. En zodra hij die kennis had, verdween de vraag of zijn woede wel gerechtvaardigd was. Wanneer ze niet langer verborgen was, verdween de kracht ervan.

De vraag is dan: zou dat ook lukken op de werkvloer en in de bredere wereld? Onze diepgewortelde verdedigingsmechanismen zitten vaak in de weg, en vooral de angst dat open meningsverschillen tot afwijzing zouden leiden. In een streng hiërarchische wereld van bazen, middenmanagers en ondergeschikten is zoveel openheid misschien een naïeve droom.

© The Economist

Josh Cohen is psychoanalyticus en professor moderne literaire theorie aan Goldsmiths, University of London. Hij publiceerde onder andere ‘The Private Life’, ‘Not Working’ en ‘How to Live. What to Do’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content