Psychologe Marilse Eerkens: ‘Op het gebied van ouderschapsverlof zijn Nederland en België achterlijk en primitief’

© Debby Termonia
Elisa Hulstaert Redacteur
Jeroen de Preter Redacteur

Wat willen we bereiken met de opvoeding van onze kinderen? De Nederlandse psychologe Marilse Eerkens waagt zich aan antwoorden op vragen die volgens haar te weinig gesteld worden. ‘We zouden kinderen beter wat meer pamperen terwijl ze in de pampers zitten en minder daarna.’

In haar nieuwste boek Als ze maar gelukkig worden verbaast Marilse Eerkens zich erover waarom ze, net als zo veel andere ouders, niet precies wist wat nu de eindbestemming was van haar opvoedkundige avonturen. ‘Over de meest wezenlijke vragen rond opvoeding denken we nauwelijks na,’ zegt Eerkens, ‘terwijl er best veel kennis beschikbaar is. Over opvoeden en de effecten ervan is de afgelopen decennia heel veel wetenschappelijk onderzoek verricht. Daaruit bleek onder meer hoe bijzonder bepalend de eerste kinder–jaren zijn voor je ontwikkeling en de manier waarop je later in het leven staat. Het is een héél belangrijk onderwerp, maar ik heb niet het gevoel dat het echt tot de samenleving doordringt. In de media is er in verhouding bijvoorbeeld weinig aandacht voor. Over hoe je je kind zindelijk krijgt, zul je nog weleens wat lezen. Maar over zoiets cruciaals als een veilige hechting vind je veel minder.’

Is het niet even belangrijk dat je kind de wereld gelukkiger maakt?

Hoe verklaart u dat?

Marilse Eerkens: Ik denk dat ernstige media het onderwerp soms schuwen omdat het al snel iets tuttigs krijgt. Ik heb zelf nog voor een opvoedblad geschreven. Die ‘jij en je kindje-toon’, die verkleinwoordjes, die exclusieve focus op moeders… ik ergerde me kapot. Wat wellicht ook meespeelt: we zijn als de dood om ons te bemoeien met de opvoeding van anderen. In onze individualistische samenleving vinden we dat we het allemaal zelf moeten kunnen, én dat we daar ook nog eens in moeten uitblinken. Goeie adviezen liggen in die context erg gevoelig.

Bovendien kan het een delicaat onderwerp zijn. Mijn vorige boek ging over de Nederlandse kinderopvang en de vraag of die, gezien het belang van hechting en breinontwikkeling in de eerste levensjaren, niet dringend veel kwalitatiever moet. In een land waar de vrouwenemancipatie eindelijk een beetje van de grond begint te komen, is dat geen eenvoudig onderwerp.

Omdat het gelezen kan worden als een pleidooi om moeders aan de haard te houden?

Eerkens: Zo ís het door sommigen ook gelezen. Terwijl dat heus niet mijn boodschap is. Ik heb de opvoeding van mijn drie kinderen altijd gecombineerd met werk en daar heb ik nooit spijt van gehad.

In Vlaanderen bedraagt het bevallingsverlof maximaal 14 weken. En dus worden baby’s vaak al drie maanden na de geboorte naar de crèche gestuurd. Te vroeg, volgens u?

Eerkens: Baby’s die geboren worden in een stressvolle omgeving zijn soms beter af in een crèche dan thuis. Wat vooral telt, is dat een baby zo veel mogelijk rust en aandacht krijgt, en zo veel mogelijk van dezelfde zorgfiguur. In theorie kan een crèche daarvoor zorgen, maar in de praktijk is dat nauwelijks haalbaar. Het veronderstelt dat je per drie baby’s minstens één zorgfiguur hebt. En zelfs dan kun je de vraag stellen of die baby’s de aandacht krijgen die ze nodig hebben. Wie kinderen heeft, weet hoe tijdrovend de zorg voor zo’n baby is. Het gaat over veel meer dan een flesje melk of een schone luier. Je moet ook kletsen met zo’n baby of zingen. Praten met baby’s is cruciaal voor de ontwikkeling.

Een Vlaamse vader heeft tegenwoordig recht op 15 dagen geboorteverlof, en krijgt zo veel minder kans op een goeie hechtingsrelatie met zijn kind. Je zou dat een vorm van discriminatie kunnen noemen.

Eerkens: Op dat gebied zijn Nederland en België achterlijk en primitief. In de Scandinavische landen kun je als echtpaar samen een jaar tot bijna anderhalf jaar ouderschapsverlof krijgen, met als voorwaarde dat de vader daar minimaal zes maanden van opneemt. Anders zie je soms dat moeders al dat verlof opnemen. Dat onevenwicht ligt dus niet alleen aan de regelgeving, maar ook bij de mannen.

Vandaag evolueert Nederland meer en meer richting het Scandinavische model.

Eerkens: Ja, maar in mijn boek merk ik op dat we pas met het beleid gaan schuiven als de vergelijking gemaakt wordt met andere landen. Op De Correspondent schreef Rutger Bregman dat we het qua vaderschapsverlof slechter doen dan Burkina Faso en Burundi. Toen dachten mensen plots wél: oh shit, dat is waardeloos. Blijkbaar willen we pas verandering als we het slecht doen in internationale vergelijkingen.

We zijn niet intrinsiek gemotiveerd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Zweden. Als je daar in een tankstation naar een wc gaat, zie je een hoge en een lage wc. Kinderen maken daar werkelijk deel uit van de maatschappij. Bij het ontwikkelen van een beleid vragen de Zweden zich automatisch af welke impact dat heeft op kinderen. Dat zag je ook in het coronabeleid, en de beslissing om de scholen te allen prijze open te houden.

Je hoort tegenwoordig vaak zeggen dat we onze kinderen overbeschermen. U betoogt in feite het om–gekeerde.

Eerkens: Niet helemaal. Mijn punt is dat we ze op heel jonge leeftijd meer aandacht moeten geven, en op latere leeftijd misschien wat minder. Anders gezegd: we zouden ze beter wat meer pamperen terwijl ze in de pampers zitten, en wat minder als ze wat ouder zijn. Ouders zijn soms extreem bezig met de schoolprestaties van hun kinderen. Ook in hun vrijetijdsbesteding moeten ze uitblinken. Ik begrijp ze wel, die helikopterouders. In onze individualistische samenleving is er een grote druk om te excelleren. Terwijl fouten maken net heel belangrijk is om weerbaar en sterk te worden. Geef je kinderen de vrijheid om te falen. Laat ze wat vaker los. Maar blijf dicht bij ze als ze nog heel klein zijn.

Marilse Eerkens: ’Je kind verplichten om zijn bord leeg te eten, vind ik respectloos.’
Marilse Eerkens: ’Je kind verplichten om zijn bord leeg te eten, vind ik respectloos.’ © DEBBY TERMONIA

Mensen denken soms: ik breng mijn kind zo vroeg mogelijk naar de crèche, want daarvan wordt hij sociaal. Terwijl een baby nog helemaal niet weet wat sociaal zijn is. Dat moet hij één op één leren, in de relatie met zijn ouders. Pas als hij dat geleerd heeft, kan hij verder.

Volgens de Belgische pedagoog Philippe Noens voeden we onze kinderen vandaag eerder te veel dan te weinig op.

Eerkens: Dat hoor je wel vaker tegenwoordig, en het klinkt sympathiek, maar ik denk daar anders over. Alles wat je doet of laat, vormt je kind. Dan kun je daar maar beter heel bewust over nadenken.

Broers of zussen verschillen soms héél sterk van elkaar. Eenzelfde gezin kan een modeljongere én een ontspoorde adolescent afleveren. Bewijst dat niet dat de rol van de ouders eerder beperkt is?

Eerkens: Ik denk niet dat je daaruit kunt afleiden dat het er allemaal niet zo veel toe doet. Als ouder vind je soms makkelijker aansluiting bij het ene dan bij het andere kind. Om ook dat andere kind te begrijpen en er een goeie band mee te ontwikkelen, zul je meer moeten investeren. Maar het is wel wezenlijk dat je dat doet. Zeggen dat het kind niet spoort, is te gemakkelijk. Als er iets misgaat met een kind, wil dat zeggen dat er ook iets mis is gegaan met de band tussen de ouders en het kind. Je wordt niet geboren als sporend of niet-sporend. Je hebt wél kinderen die moeilijker op te voeden zijn. Dwarskoppen. Als samenleving hebben we die dwarskoppen nodig, maar laten we er dan alsjeblief voor zorgen dat het emotioneel gezonde dwarskoppen zijn.

U schrijft dat een van uw zoons zijn bord vroeger niet leeg wilde eten en dat u hem dwong om dat toch te doen. U hebt daar nu spijt van. Waarom?

Eerkens: Omdat je dan ingaat tegen de autonomie van het kind.

Zelfs bij een kind van vier? Als je dat vrij over zijn eten laat beslissen, kiest het voor koekjes en snoep.

Eerkens: Dat kun je voorkomen door het niet aan te bieden. Kies voor gezonde dingen, en als je kind daar niet van wil eten, tant pis. Ik had dat bordje groenten dat mijn zoon niet wilde eten beter gewoon weggenomen. Maar goed, ik weet nog altijd niet of ik dat ook echt zou kunnen.

Is het zo erg om je vierjarige kind tot iets te dwingen?

Eerkens: Natuurlijk leg je als ouder soms je wil op, maar het gaat wel erg ver om een kind tegen zijn zin te laten eten. Kinderen zijn soms dwars en ze ontwikkelen op die momenten hun autonomie, waar ze recht op hebben. Dat is ook positief en daar moet je als ouder ruimte voor maken. Je kind verplichten om zijn bord leeg te eten, vind ik respectloos. Dan laat je geen ruimte voor zijn inbreng of gevoelens. En wat zegt het over je eigen waarden als je iemand als een gans zit te voederen?

Sommige kinderen moeten huilend door de schoolpoort geduwd worden. Neem je de autonomie van het kind af als je doorduwt – hoe hartverscheurend dat ook is?

Eerkens: Ik zou denken dat je dan met het kind moet praten. Waarom wil het niet naar school? Daar begint het mee. Mijn oudste zoon wou dat niet en daar werd ik ook radeloos van. Zoiets is ontzettend moeilijk. Als ik daar nu op terugkijk, had ik mijn zoon in mijn bijzijn misschien wat langer moeten laten wennen aan de school. Dan had ik met de juf kunnen afspreken dat ik wat langer met hem in de klas bleef zitten.

Is het niet gezond dat de wil van het jonge kind af en toe gebroken wordt?

Eerkens: Je moet de wil van een kind niet breken, want daarmee zet je je relatie met hem op het spel. En die relatie is cruciaal bij het opvoeden. Elkaar helpen en naar elkaar luisteren wordt daarmee vanzelfsprekend. Dat is dan ook een belangrijke conclusie van mijn boek. Met een goede relatie ben je eigenlijk al halverwege.

U stelt nochtans best hoge ambities. Ouders moeten hun kinderen opvoeden tot kritische, empathische, democratielievende, veerkrachtige en creatieve volwassenen. Dat zijn aardig wat vinkjes.

Eerkens: Ik denk dat je, als je er bewust over nadenkt, een heel eind kunt raken. Er zijn natuurlijk situaties waarin die doelen niet de prioriteit zijn. Je kunt aan ouders die geen verblijfsvergunning hebben of in armoede leven niet vragen om ook nog eens de creativiteit van hun kind maximaal te prikkelen. Die ouders help je met een huis en een redelijk inkomen. Het was ook niet mijn bedoeling om met dit boek de gids voor de perfecte opvoeding te schrijven. Het tegendeel is waar. Perfectie is onhaalbaar. Ik zet me net af tegen de individualistische wereld waarin alles – dus ook jij als ouder – perfect en excellent moet zijn. Dat idee moeten we vooral bestrijden. Maar het mag ons niet tegenhouden om wat meer na te denken over wat we met onze opvoeding willen bereiken. De wetenschappelijke kennis is op dat terrein enorm toegenomen. Ik zou zeggen: profiteer daarvan.

Als samenleving hebben we dwarskoppen nodig, maar laten we er dan alsjeblief voor zorgen dat het emotioneel gezonde dwarskoppen zijn.

U vindt het een hoofddoel dat we onze kinderen al van jongs af opleiden tot goeie democraten.

Eerkens: Omdat ik me daar zorgen over maak. Toen ik jong was, was democratie iets vanzelfsprekends. Politici als Donald Trump, Recep Tayyip Erdogan en Viktor Orban laten zien dat dat niet meer zo is.

Opvoeding kan het tij keren?

Eerkens: Daar begint het wel. We denken vandaag te makkelijk dat de school het zal doen in plaats van wij, de ouders. Maar een lesje burgerschap op de middelbare school maakt het verschil niet. Het kan beginnen bij ouders die kinderen het gevoel geven: hier hoor ik bij, en mijn stem telt mee. Empathie speelt daarin een belangrijke rol. Het begint bij de mogelijkheid om je in te leven in anderen met wie je moet samenleven.

Hoe leer je dat aan kinderen?

Eerkens: Dat hoeft niet zo moeilijk te zijn. Als je zoon of dochter zegt: mijn vriendje was stom, kun je uitleggen dat dat vriendje misschien een slechte dag had, net zoals jij er soms eentje hebt. Dat is iets waar we allemaal mee worstelen. Het is ook niet zo moeilijk om van je gezin een soort democratie te maken. Laat je kinderen meedenken over de huisregels. Dan zullen ze later misschien eerder geneigd zijn om te stemmen. Want ze hebben dan al ervaren dat hun stem telt, meer dan kinderen die autoritair opgevoed zijn met ‘hou je mond’.

U citeert een onderzoek waaruit blijkt dat Nederlandse jongeren de democratische waarden minder hoog in het vaandel dragen dan jongeren uit omringende landen.

Eerkens: Nederland is in heel korte tijd een rechts, neoliberaal land geworden. Het neoliberalisme kreeg vanaf de jaren tachtig overal voet aan de grond, maar bij ons toch nog iets prominenter.

Hoe komt dat?

Eerkens: (denkt na) Misschien omdat we relatief snel van ons geloof zijn gevallen, en het geloof in de economie de plek van religie heeft ingenomen? De kerk schiep ruimte voor softe onderwerpen. Die is er vandaag minder.

Ook in de opvoeding?

Eerkens: Dat denk ik wel. Als de wetten van de economie bepalend worden – heilig eigenlijk – ben je alleen nog bezig met de vraag: hoe komt mijn kind zo goed mogelijk uit de verf in de neoliberale ratrace?

Opvoeding is ook een politieke daad?

Eerkens: Als je je kind autoritair opvoedt en dat consequent volhoudt, kweek je gehoorzame kinderen die het in een dictatuur heel goed doen. Die kinderen leren niet echt zelf nadenken. Ze leren anderen weinig ruimte geven en dat er maar één waarheid is, waarover je niet kunt discussiëren. Je kweekt met andere woorden burgers die minder begaan zijn met de democratie.

De Nederlandse overheid is zich daar, minstens in woorden, wel van bewust. Er is bijvoorbeeld nagedacht over nieuwe onderwijsdoelen. In die doelen worden sociaal zijn, kritisch denken, creativiteit en empathie ook genoemd. Er bestaat consensus over dat dat heel wezenlijk is. Helaas staan mensen niet stil bij wat het kost om daar te komen. Daar gaat het mis. We gaan bijvoorbeeld een cursus creativiteit of kritisch denken op school organiseren. Maar zo werkt het niet. Je moet je kind daarvan doordesemen. Als je wilt dat je kind sociaal wordt, moet je je zelf sociaal gedragen. Als je wilt dat het empathisch wordt, volstaat het niet om uit te leggen dat het belangrijk is om jezelf te verplaatsen in andere mensen. Je moet een empathische ouder zíjn. Hetzelfde geldt voor kritisch denken. Als er thuis nooit eens flink wordt ‘tegengedacht’, zal het minder vanzelfsprekend zijn voor een kind.

Marilse Eerkens, Als ze maar gelukkig worden, De Bezige Bij, 22,99 euro.
Marilse Eerkens, Als ze maar gelukkig worden, De Bezige Bij, 22,99 euro. © National

Net als Belgische kinderen scoren de Nederlandse steeds slechter in rekenen en schrijven. Hoe komt dat?

Eerkens: Een belangrijke oorzaak is dat we minder belang hechten aan kennis. Enkele jaren geleden hadden we nog een staatssecretaris van Onderwijs die zei dat kennis achterhaald is omdat alles toch valt op te zoeken. We zouden ons in de plaats daarvan meer moeten bezighouden met het ontwikkelen van vaardigheden. Maar dan ga je voorbij aan het feit dat je voor die vaardigheden ook kennis nodig hebt. Net zoals je kennis nodig hebt om kritisch te kunnen denken en vaak zelfs ook om creatief te zijn.

Daarnaast hebben we gaandeweg een andere lerarenpopulatie gekregen. Vroeger had het beroep van leerkracht nog aanzien. De slimste mensen stonden voor de klas, maar het is de vraag of dat nu nog zo is. Dat komt onder andere omdat we leraren minder zijn gaan betalen. Nederlandse jongeren die nu voor de pabo (de pedagogische academie voor het basisonderwijs, nvdr) kiezen, doen dat vaak omdat ze ‘iets met kinderen’ willen doen. Zij hebben wel een pedagogische interesse, maar zijn minder geïnteresseerd in kennis overdragen. Als ze een bijscholing volgen, kiezen ze voor vage cursussen, bijvoorbeeld over ‘de ik-sterkte van hun leerlingen opkrikken’. Cursussen over hoe je leerlingen beter kunt leren staartdelen of hoe ze beter grammatica kunnen begrijpen, vinden ze vaak minder interessant.

Ten slotte hebben we te lage verwachtingen van kinderen, al is dat zoeken naar een evenwicht. Als we te veel van kinderen vragen, worden ze gefrustreerd en onzeker. Als je te weinig van ze vraagt, komen ze minder ver. Je kunt best één niveau hoger mikken dan waar ze zich bevinden. Vandaag zijn leerkrachten vaak geneigd om een niveau lager te mikken. Ik denk wel dat we wat ambitieuzer mogen zijn.

U bent nochtans een koele minnaar van het toetsen van kinderen.

Eerkens: Ik ben wel een voorstander van het toetsen van kinderen om te kijken of ze op het gewenste niveau zitten. Die toetsen gebruik je dan als middel en niet als einddoel. Vandaag worden de resultaten van een toets gebruikt om kinderen naar een studierichting te duwen. We denken dat dat cijfer alles zegt. Maar een slecht cijfer kan betekenen dat het kind niet heeft opgelet of dat het de leerstof onvoldoende heeft begrepen. Met die informatie doen we niets. We gaan ervan uit dat het cijfer het niveau van het kind weergeeft.

Ik geloof dus dat we eerder formatief moeten toetsen, dat we die toets vaker moeten gebruiken als middel om te zien waar het kind staat. Op basis van het resultaat kun je je dan afvragen waarom een kind op een bepaald moment het niveau niet behaalt dat we er eigenlijk van verwachten. En wat we kunnen doen om het kind te helpen om het wél beter te doen. Ja, dat is erg idealistisch en leerkrachten zullen tegenwerpen dat ze daar geen tijd voor hebben omdat de klassen veel te groot zijn. Dat is ook zo. Maar als leerlingen hun eigen fouten uit de toets verbeteren, denk ik dat we al een enorme slag slaan.

Marilse Eerkens: ‘Een autoritaire opvoeding kweekt gehoorzame kinderen die het in een dictatuur heel goed doen.’ © DEBBY TERMONIA

Volgens Unicef zijn Nederlandse kinderen de gelukkigste van de wereld. Daar zou je uit kunnen afleiden dat Nederland voor opvoeding en onderwijs hét gidsland is.

Eerkens: Unicef baseert zich daarvoor op een handvol parameters, zoals de toegankelijkheid van de gezondheidszorg en het onderwijs. In Nederland hebben we het op die vlakken behoorlijk goed voor elkaar. Ik mag dan wel heel kritisch schrijven over het onderwijs in Nederland, al bij al is het een prima land om te wonen. Maar als je je alleen richt op geluk, vraag ik me af wat je precies meet. Het gevaar is ook dat we achterover gaan leunen en denken: we hebben de gelukkigste kinderen, dus we doen het fantastisch. Terwijl er nog zo veel meer is dan geluk. Daarom begin ik mijn boek ook met de vraag wat je wilt bereiken met de opvoeding van je kinderen. De meeste ouders zullen zeggen dat ze hopen dat hun kinderen gelukkig worden. Maar is het niet even belangrijk dat je kind de wereld gelukkiger maakt? Het lijkt wel alsof geluk het hoogst haalbare is.

Natuurlijk is het heel fijn als je gelukkig bent, maar je gaat zo makkelijk voorbij aan een heleboel andere opvoedingsdoelen die minstens even belangrijk zijn. Nederlandse jongeren hechten minder waarde aan democratische waarden dan jongeren uit vergelijkbare landen. Dan mag je de vraag stellen of we het echt wel zo goed hebben gedaan, wat die opvoeding betreft. Je kunt heel gelukkig zijn, maar niet aardig en niet kritisch denkend. Is dat wat we willen bereiken met onze opvoeding?

Marilse Eerkens

– 1967: geboren in Tegucigalpa (Honduras)

– Studeert Sociale Psychologie (Universiteit Amsterdam)

– Redacteur tijdschrift JM-Ouders

– 2012: publicatie Wat doen we met de baby? Over hechting, hersens en kinderopvang

– 2013-2019: Correspondent ‘Kinderomgang‘ voor De Correspondent

– Schrijft (opinie)stukken voor onder meer Follow the Money, de Volkskrant, NRC Handelsblad en Psychologie Magazine

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content