Psychiater Dirk De Wachter: ‘Een groot verdriet wordt niet getroost door een gezellige kerstmarkt’

© Thomas Nolf
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

In de zomer van 2021 werd bij Dirk De Wachter een levensbedreigende kanker vastgesteld. Het maakte van Vlaanderens bekendste psychiater plots een patiënt. Vanuit die ervaring schreef hij zijn Vertroostingen, het laatste Time to Read-actieboek. ‘Mensen met een groot verdriet worden zelden getroost door een gezellige kerstmarkt.’

Dirk De Wachter was 61 toen hij, na een reeks onderzoeken, te horen kreeg wat niemand te horen wil krijgen. De kanker die net bij hem was ontdekt, was uitgezaaid. De prognoses klonken onheilspellend.

Niet veel later volgde een zware operatie en chemotherapie. ‘Ik was ellendig’, schrijft hij in Vertroostingen. ‘Verzwakt, vel over been. De eerste chemo voegde daar misselijkheid aan toe. Nooit voelde ik me fysiek en mentaal slechter dan toen.’

Vanuit die diepste ellende sloeg De Wachter aan het denken.

Wat helpt? Wat biedt troost?

Het eerste en belangrijkste antwoord vindt hij, letterlijk en figuurlijk, in de nabijheid. De Wachter ondervindt aan den lijve hoe wezenlijk ‘aanwezigheid’, ‘aanraking’, en ‘de blik van de ander’ zijn. ‘Het is van groot belang dat we een goede sociale zekerheid hebben,’ schrijft hij. ‘Maar dat is nooit helemaal voldoende. Iemand moet u aankijken en vragen: hoe is het met u?’ De openingsvraag van dit gesprek is daarmee snel gevonden.

Hoe is het met u?

Dirk De Wachter: Daar moet ik genuanceerd op antwoorden. Twee jaar geleden ben ik door de media bijna dood ­verklaard. Ik las dat ik terminaal was. Waarna ik even later las dat ik helemaal genezen was. Ook dat is niet helemaal juist. Ik ben twee maanden ­geleden geopereerd, en ben daar nog van aan het herstellen. En verder heeft de chemo er serieus ingehakt. Ik ben sneller vermoeid dan vroeger. Tegenwoordig ga ik rond 23 uur slapen. Dat is drie uur ­eerder dan voor mijn ziekte. Maar goed. Ik ben liefdevol omringd, en ik ben weer aan het werk. Ik heb niet meer ­dezelfde energie als vroeger, maar wel nog genoeg om, ­boven al het andere werk, nog een journalist te ontvangen. Dat doe ik trouwens met ­plezier. Omdat het me vereert. Het vereert me dat mensen – ­u, en hopelijk ook uw lezers –  ­belangstelling tonen in wat ik vertel. Dat streelt mijn ­ijdelheid en, belangrijker nog, het zorgt ervoor dat ik uit die ellendige ziekte van mij iets kan puren wat betekenisvol kan zijn voor anderen.

‘Het vereert me dat mensen belangstelling tonen in wat ik vertel. Dat zorgt ervoor dat ik uit die ellendige ziekte van mij iets kan puren dat betekenisvol kan zijn voor anderen.’

U stelt zich in Vertroostingen de vraag wat in onze donkerste uren kan troosten. Met stip op één, schrijft u, staat de aanwezigheid en aandacht van een andere mens. Dat wist u daarvoor al, vanuit de theorie. Maar de bevestiging van die theorie kreeg u tijdens een kort, eenvoudig gesprek met van een u verder onbekende poetsvrouw. 

De Wachter: Voor mijn ziekte stond ik aan de andere kant. Als patiënt kon ik voorwaar vaststellen dat wat ik als arts bedacht had, nog waar was ook. (lacht) Een kort gesprek of een aanraking door een verpleegkundige zorgden ervoor dat ik weer verbonden raakte met de wereld. In onze verbinding met de ander zit denk ik de essentie van het mens-zijn. Meteen is ook een van de grote problemen van deze tijd aangeraakt. Door de atomisering van ons sociale leven is er een groot tekort aan aandacht. Om toch maar die aandacht te krijgen, gaan mensen zich opblazen, onder meer via sociale media. Het resultaat is nog meer ‘ikkigheid’.  Dat doet een mens geen goed. Een mens wordt erdoor uitgehold. Omdat – dat is mijn diepste overtuiging – zijn invulling fundamenteel van de ander komt. De directe ontmoeting met die ander geeft zin en troost aan dit bestaan.

Een tweede, volgens u haast even belangrijke vertroosting, is de kunst.

De Wachter: Ik kan me voorstellen dat andere mensen dat bijvoorbeeld in voetbal vinden, en helemaal niets voelen bij een museumbezoek, maar inderdaad: ik vind veel troost in de kunst. Voor mij heeft grote kunst altijd te maken met onze eindigheid. Ik geloof niet dat ons bestaan op zich een diepere zin heeft. Het leven is fundamenteel absurd. Kunst is, net als aandachtig en zorgzaam zijn voor elkaar, een manier om alsnog betekenis te geven aan ons zinloze bestaan. Die behoefte aan zin en betekenis is wat ons tot mensen maakt. En tegelijk is het ons drama. Het leven is absurd, en toch worden we geboren met hersenweefsel dat ons opzadelt met een grote behoefte aan zingeving. Met de ontkerkelijking hebben we het ons natuurlijk niet makkelijker gemaakt.

‘Het leven is absurd, en toch worden we geboren met hersenweefsel dat ons opzadelt met een grote behoefte aan zingeving.’

Kunst kan religie vervangen, schrijft u.

De Wachter: Grote kunst zet onze miserabele toestand, dat drama, in schoonheid om. Zoals in het slotkoor van Bachs Mattheuspassie. Wir setzen uns mit Tränen nieder. Dat is diepe tristesse die tot onaardse, troostende schoonheid is getransformeerd. Zoals u weet ben ik ook een grote fan van Leonard Cohen. Veel vrolijke liedjes heeft Cohen niet gemaakt.

In Vertroostingen schrijft u dat grote literatuur wat u betreft over kleine mensen en kleine levens gaat.

De Wachter: Ik was recent bij een vriend en zag voor het eerst zijn bibliotheek. Die bulkte van biografieën van grote historische figuren. Die afdeling is in mijn bibliotheek een stuk kleiner. Ik ben inderdaad vooral geïnteresseerd in gewone mensen. Dat is ook mijn vak. Met gewone mensen praten over hun bestaan. In de meeste gevallen gaat het dan over de lastigheid van dat bestaan. Niet over de successen. Ik ben geen carrièrecoach.

Gewone mensen vertellen u meer over de condition humaine?

De Wachter: Het gewone leven is het ware leven. Waarbij ik wel zou willen aanstippen dat ik ook weleens zeer succesvolle mensen over de vloer krijg. Soms blijven die hangen in hun gezwollenheid, maar in de meeste gevallen blijkt dat die ook erg klein kunnen zijn, en dat achter hun grote successen of grote talenten dezelfde worstelingen met die condition humaine schuilen.

U houdt veel van De avonden van Gerard Reve. Ook dat is de beschrijving van een gewoon, om niet te zeggen dodelijk saai leven.

De Wachter: Zeker. Toen ik dat boek voor het eerst las, was ik een jaar of zestien. Het zorgde voor een schok van herkenning. Dat was merkwaardig. De avonden beschrijft de laatste tien dagen van het jaar 1948 van Frits van Egters, een jongeman uit Amsterdam. Ik was een jongen uit Boom, opgegroeid in een dorp in Vlaanderen, in een katholiek nest. Onze werelden konden niet meer verschillen, en toch was er die schok van herkenning. Het is het boek dat van mij een psychiater heeft gemaakt.

Als psychiater probeert u, kort samengevat, de mensen troost en hoop te bieden. De artiesten waar u van houdt – Reve, Michel Houellebecq, Francis Bacon – tonen ons vooral de afgrond.

De Wachter: Het is mijn beroep om samen met mensen op zoek te gaan naar een perspectief. Naar hoop en troost. Dat brengt het gevaar met zich mee dat ik ga klinken als een toxische optimist of een pastoor. Daar ben ik me heel erg van bewust en probeer ik me ook voor te behoeden. Misschien dat ik mee daarom zo aangetrokken ben tot die zogenaamde foute figuren. De roman Extension du domaine de la lutte van Houellebecq draagt een verschrikkelijke, deprimerende boodschap uit. Maar ik was meteen verkocht en ben de schrijver obsessief blijven volgen. Ik vermoed dat ik daarmee een tegenwicht wil bieden tegenover dat pastorale waar ik zo’n hekel aan heb.

Het is mijn beroep om samen met mensen op zoek te gaan naar hoop en troost. Maar ik wil niet klinken als een toxische optimist of een pastoor.’

Uit het afgrondelijke valt volgens u ook troost te putten.

De Wachter: Ja. De meest troostende muziek is de muziek in mineur. Zoals ik de schilderijen van Bacon troostend vind. Dat is echt geen vrolijke decoratie. Een kerstmarkt met Jingle Bells is niet aan mij besteed. Wat niet betekent dat ik erop neerkijk. Wel weet ik vanuit mijn werk als psychiater dat mensen met  een groot verdriet niet getroost worden door een gezellige kerstmarkt. Als je een wanhopig mens vertelt dat hij het leven van de zonnige kant moet bekijken, is de kans groot dat hij zich meteen zal ophangen. Als psychiater moet je ruimte geven aan de duisternis.

U zult het misschien niet graag horen, maar Nick Cave komt met zijn gespreksavonden ook inhoudelijk steeds meer in uw vaarwater.

De Wachter: In de media gaat het vaak over onze uiterlijke gelijkenissen maar die zie ik zelf niet zo. Inhoudelijk zie ik de overeenkomst inderdaad steeds meer. Ik heb zo’n sessie van hem bijgewoond in Bozar. Ik stond er wat sceptisch tegenover, maar hij deed dat echt wel goed.

 Is hij een goeie therapeut?

De Wachter: Nee, dat pretendeert hij gelukkig ook niet te zijn. Hij spreekt tijdens zo’n avond over zichzelf en zijn gevoelens. Mensen mogen hem een vraag stellen en als de vraag een beetje te intiem is, zegt hij: ‘I will sing a song.’ Ik vond en vind hem nog altijd een heel interessant artiest. Interessant maar dus ook duister. 

Als patiënt kon ik voorwaar vaststellen dat wat ik als arts bedacht had, nog waar was ook. © Thomas Nolf

U put ook veel troost uit de muziek van Bach. Heeft dat ook te maken met het diep religieuze karakter van die muziek? ‘Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit’, heet het in een van zijn vele cantates. Waarmee bedoeld is: de beste tijd breekt aan wanneer we dit ondermaanse verlaten.

De Wachter: Ik denk dat het paradijs hier is, tussen onze geliefden. Ik geloof niet in het hiernamaals waar Bach in geloofde, maar ik denk ook niet dat je dat moet geloven om door die woorden getroost te worden. Voor De Standaard ben ik eens in gesprek gegaan met dirigent Philippe Herreweghe, die trouwens ook een psychiater is. Hij, die als dirigent de prachtigste uitvoeringen van Bachs werk op zijn conto heeft staan, vertelde me dat die teksten hem weinig deden, precies vanwege die religieuze context. Wel, mij spreken die teksten wél nog aan. Als je ‘Gottes Zeit’ een beetje ontkerkelijkt, gaat het over de eeuwigheid. Dat wat ons kleine leven overstijgt. Op dezelfde manier denk ik dat veel grote kunst ook zonder de letterlijke, vaak religieuze betekenis overeind blijft. Een schilderij van Caravaggio dat de foltering van een of andere heilige verbeeldt, kan mij diep raken. Folteringen maken niet onmiddellijk deel uit van mijn leefwereld, net zomin als heiligen. Wat wel overeind blijft, is een universele, indringende afbeelding van menselijk leed.

Mag ik u een spiritueel mens noemen?

De Wachter: Dat mag. Tenzij u spiritueel in de zweverige zin definieert. Ik sta met de beide voeten op de grond. Ik ben een dokter, iemand die een wetenschappelijke opleiding heeft genoten. Tegelijk denk ik dat de wetenschap begrensd is, en dat dat een goede zaak is. Ik heb onlangs een pleidooi gehouden voor het niet weten en het verwijlen in het mysterie van het bestaan. De verbinding met de ander ontstaat op het moment dat we elkaar niet begrijpen. Daar ontstaat de nieuwsgierigheid naar die ander. Die aandacht. Zo werkt het voor mij ook in de psychiatrie. Als hier een man binnenkomt met een depressie, moet ik niet zeggen: ‘Na 40 jaar als psychiater ken ik dat wel. Hier, ik zal u wat voorschrijven.’ Nee, een goede psychiater zal zeggen: ‘Vertel. En vertel me nog meer, want ik versta u niet.’

‘De verbinding met de ander ontstaat op het moment dat we elkaar niet begrijpen. Daar ontstaat de nieuwsgierigheid naar die ander.’

Emoties als neerslachtigheid of verliefdheid zijn volgens de bekende hersenwetenschapper Dick Swaab perfect wetenschappelijk te verklaren.

De Wachter: Zo eenvoudig is het denk ik niet. Integendeel. Hoe meer we over het brein weten, hoe complexer het blijkt te zijn. Je kunt het vergelijken met onze kennis over de kosmos. Nu we beschikken over telescopen waarmee we lichtjaren ver kunnen kijken, komen we tot de vaststelling dat die kosmos nog ingewikkelder in elkaar zit dan we dachten. Het is net als bij een consultatie. Na drie kwartier praten weet ik veel meer over de patiënt. Maar tegelijk ook veel minder. Omdat ik meer weet, dienen zich nieuwe vragen aan, en blijken de dingen complexer dan ze eerst leken. Die complexiteit – het mysterie van het bestaan – erkennen is cruciaal. In mijn vak is het bijzonder kwalijk om te simplificeren en mensen te reduceren tot een diagnostische categorie.

Wat u ‘het mysterie’ noemt, zou je, iets minder romantisch ‘het nog onontdekte’ kunnen noemen.

De Wachter: Ik kan verkeerd zijn, maar ik ga ervan uit dat we bij elke nieuwe ontdekking zullen vaststellen dat het nog ingewikkelder is dan gedacht. Er zijn collega’s die daar anders over denken, en geloven dat elke volgende ontdekking ons dichter bij de psychologie of psychiatrie als harde wetenschappelijke discipline zal brengen. Ik geloof dat niet. Op zoek naar de perfecte match in de liefde kun je de hulp inroepen van vragenlijsten, maar een garantie op succes zul je nooit krijgen. En gelukkig maar. Het mysterie van de mens is ook zijn geluk.  Maakt die visie van mij een romanticus? Ja, waarschijnlijk wel. Maar dat sluit een wetenschappelijke blik niet uit.  Ik vind dat studenten geneeskunde en psychiatrie de American Journal of Psychiatry en Nature moeten lezen. Maar ik denk ook dat het wezen van de mens beter beschreven wordt in een grote roman dan in een wetenschappelijk artikel of een hersenscan. En dus vraag ik mijn studenten om voor de cursus psychotherapie ook een roman te lezen.

© Thomas Nolf

U schrijft ook over wat u, met een alliteratie, ‘troost van het transgenerationele’ noemt. ‘Je komt ergens vandaan en als je sterft, geef je iets door.’

De Wachter: Ik ben niet alleen verbonden met de mensen rondom mij, maar ook met wie mij vooraf is gegaan of na mij komt. Wie ik ben, is in grote mate bepaald door mijn ouders en mijn leermeesters. Die leven in mij verder, ze zijn er dus nog, ook al zijn ze dood.  Op dezelfde manier zal ik verder leven in mijn kinderen en kleinkinderen. En voor alle duidelijkheid: je hoeft je daarvoor niet voort te planten. Om een heel persoonlijk voorbeeld te noemen: ik heb mijn grootouders niet gekend. Maar er was wel de tweede vrouw van mijn grootvader, die de rol van bomma op een heel mooie manier heeft overgenomen. Aan haar heb ik onder meer mijn liefde voor Parijs te danken.

Hoe zou u na uw dood verder willen bestaan?

De Wachter:  Ik hoop dat mijn dierbaren nog over mij zullen spreken. Niet over mijn boeken, maar over de persoon die ik was. Ook hoop ik dat iets van de zorg en de liefde die we aan elkaar hebben gegeven in hen zal voortleven.

Is nadenken over geliefden als je er niet meer bent niet eerder een bron van verdriet dan van troost?

De Wachter: Als ik eerlijk ben weet ik niet of ik, op het ultieme moment, troost in zulke gedachten zal kunnen vinden. De kans bestaat dat ik, als de ziekte te zwaar om te dragen wordt, voor euthanasie zal kiezen. Ik ken mensen die, omringd door hun geliefden, rustig en met de glimlach afscheid hebben genomen. Maar misschien zal ik, zoals een goede vriend, op dat ogenblik overvallen worden door wanhoop en boosheid. Rage, rage against the dying of the light. Ik weet het niet.

‘De kans bestaat dat ik, als de ziekte te zwaar om te dragen wordt, voor euthanasie zal kiezen.’

Rouwende mensen willen misschien niet altijd getroost worden. Dat is waar – het onbestaande woord zegt het zelf – Treurwil van Rik Van Puymbroeck over gaat. De wil om te treuren.

De Wachter: Mensen willen hun rouw soms koesteren, ja. Dat is erg menselijk. Ik zie een groot verdriet als een ding met stekels. Het steekt, tot bloedens toe. Maar je troost jezelf niet door het ding zo ver als je kunt weg te gooien. Dan komt het als een boemerang weer terug. Wat je wel kunt doen, is het stekelige ding omzwachtelen. Het bedekken met woorden, verhalen en herinneringen. Er bestaat geen groter verdriet dan een ouder die een kind verliest. Ouders die dat meemaken, willen dat verdriet niet kwijt. Ze willen hun kind niet vergeten. Een goede vriend van me heeft zijn 15-jarige zoon verloren in een ongeval. Hij vertelde me dat hij nog regelmatig luistert naar de cassette waarop de liedjes stonden waar ze ooit samen naar luisterden. Dat lijkt me een heel duidelijk geval van die wil om te treuren, en zo de doden hier te houden. Ik herken dat. Ik spreek vandaag meer over mijn moeder en vader dan toen ze er nog waren. Soms zijn de doden nog aanweziger dan de levenden.

Dirk De Wachter: ‘Een beetje eenzaamheid hoort bij het leven’

 

Dirk De Wachter

1960: Geboren in Wilrijk.

Studeert geneeskunde aan de Universiteit Antwerpen.

2012: Schrijft Borderline Times, een kritiek op de westerse samenleving, die zowel in Vlaanderen als Nederland een bestseller werd.

2019 : Publiceert De kunst van het ongelukkig zijn, een boek over de vraag wat gelukkig zijn echt betekent.

De Wachter is als psychiater en therapeut verbonden aan het Universitair Psychiatrisch Centrum van de KU Leuven.

Partner Content