Klarinettist Roeland Hendrikx: ‘Je moet je faalangst aanpakken’
Over zijn muziekinstrument, het verlengstuk van zijn lichaam, was hij meester geworden. Maar over zijn geest niet. ‘Het was griezelig, ik hoop dat ik het nooit meer hoef mee te maken.’ Topklarinettist Roeland Hendrikx over zijn mentale instorting en de faalangst van de solist.
Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.
Terwijl de pianostemmer met zachte aanslagen de vleugelpiano een jaarlijks onderhoud geeft, slaat Roeland Hendrikx de voordeur van zijn huis achter zich dicht. De klarinettist is klaar voor zijn wandeling. ‘Ik zal je mijn vaste lus tonen die ik met de hond altijd wandel’, zegt hij. ‘Meestal doe ik die twee keer per dag, zelfs als het regent. Al tien jaar heb ik geen dag overgeslagen.’
We treffen Hendrikx in de laatste week van zijn vakantie. Straks begint hij aan een nieuw muzikaal werkjaar, en wat voor een. Begin oktober gaat hij op tournee met het London Philharmonic Orchestra, waarmee hij in Heerlen, Antwerpen, Brugge, Groningen en Utrecht het Klarinetconcerto van Mozart zal brengen. Een uitzonderlijke eer, noemt hij het.
Jarenlang was Hendrikx eerste klarinettist van het Nationaal Orkest van België. Tot hij in 2017 ontslag nam en voor een leven als solist koos. Met zijn ensemble speelde hij sindsdien onder meer werk van Johannes Brahms, Camille Saint-Saëns en Carl Maria von Weber.
Oude muziek, gebracht door een oude ziel in een jong lichaam. Hoewel…
‘Ik merk steeds meer hoe belangrijk een goede fysiek is voor een muzikant, en zeker voor een blazer’, zei u onlangs in De Tijd. Waaraan merkt u dat?
Roeland Hendrikx: Als ik een uur studeer of een uur een concert geef, voel ik dat lichamelijk. Niet zo lang geleden heb ik in mijn werkkamer, helemaal tegen mijn principes, een airco laten installeren. Na twee minuten blazen ben ik anders al aan het transpireren. Ik heb een intensieve job, vind ik, zeker in combinatie met het lesgeven, wat ik ook doe. Ik vergelijk het vaak met topsport.
Mijn leraars zeiden dat de faalangst zou verdwijnen met de ervaring. Ik vertel nu een ander verhaal aan mijn studenten.
En u bent sneller dan vroeger buiten adem?
Hendrikx: Dat merk ik wel, ja. Een scharniermoment vond ongeveer vijftien jaar geleden plaats. Met het Nationaal Orkest hadden we een concert in de Bozar op vrijdagavond, en door de files in Brussel kwam ik maar net op tijd het podium op om mijn solo te spelen. Heel dat concert heb ik gepuft, mijn keel zat vol slijm en het ging gewoon minder goed. Na dat concert heb ik beslist om aan mijn conditie te gaan werken.
Hoe verzorgt u uw lichaam nu?
Hendrikx: Behalve de dagelijkse wandelingen met de hond probeer ik drie keer per week te fitnessen. Ik heb thuis een klein toestel waarop ik cardiotrainingen doe. Bijna dwangmatig. Het móét gebeuren. Ik heb het nodig om mijn job goed te kunnen uitoefenen. (zwijgt even) In het verleden heb ik dingen gezien en meegemaakt, minitrauma’s kun je het misschien wel noemen, die me stimuleren. Vanaf een bepaalde leeftijd is het moeilijk om als muzikant je niveau te behouden en ik vind dat daarover slecht gecommuniceerd wordt in onze wereld. Ik heb meermaals gezien hoe iemand complimenten kreeg, dat hij goed had gespeeld, bravo en alles, maar achter zijn rug werd steeds luider gefluisterd dat hij maar beter snel met pensioen kon gaan, want ‘zijn lipspanning nam af en hij haalde de hoge noten niet meer’ en wat weet ik allemaal. Ik heb me voorgenomen dat dat mij nooit zal overkomen.
Wordt het lichamelijke aspect van het topmuzikant-zijn te vaak vergeten?
Hendrikx: Toch wel, ja. Terwijl de muzikanten die lang aan de top blijven net diegenen zijn die niet alleen hard studeren maar ook maniakaal met hun lichaam bezig zijn. Bij mij is het niet maniakaal, maar ik draag er wel bewust zorg voor. Ik lust bijvoorbeeld wel een glas wijn, maar als ik moet spelen zal ik de avond ervoor nooit drinken, laat staan vlak voor het concert. Ik ben ook pas gerust als ik iedere dag mijn aantal uren studie heb gedaan. Ik streef naar twee, drie uur per dag, al lukt dat niet altijd. Naarmate ik ouder word, kan ik gelukkig veel efficiënter studeren.
Daar staat tegenover dat ik met de jaren ook de druk voel toenemen, dat de geest meer en meer belast wordt. Wanneer je pas afgestudeerd bent, geeft niemand om een foutje. Maar hoe verder je komt, hoe hoger de verwachtingen zijn en hoe meer de faalangst toeneemt. Geestelijk vind ik het dus toch wel zwaarder worden.
Drie jaar geleden bent u ingestort. Hoe ging dat?
Hendrikx: Het was griezelig, ik hoop dat ik het nooit meer hoef mee te maken. Ik had al jaren last van onderliggende stress, misschien zat ik zelfs tegen een burn-out aan. Ik deed veel, combineerde van alles en wilde het altijd zo goed mogelijk doen, maar dat woog steeds meer op me. Dat jaar was het in de zomer heel druk en tegelijk moest ik een paar zeer moeilijke beslissingen nemen. Dat viel me zwaar. Ik heb een conflictmijdend karakter, weet ik van mezelf, en op zulke momenten is dat een vloek. Enfin, op een avond kwam het allemaal samen, de avond voor een concert in een volle zaal in Knokke. Rond twee, drie uur werd ik in paniek wakker. ‘Ik kan het niet meer, ik wil het niet meer’, dat soort gedachten. Ik ben opgestaan, ben naar de badkamer gewandeld en heb daar een tijd op de rand van het bad gezeten, terwijl die vragen door mijn hoofd bleven malen. Uiteindelijk ben ik naar de slaapkamer teruggekeerd, maar daar ben ik gevallen, tegen de hoek van het bed. Van de klap werd mijn vrouw wakker. Ze zag me op de grond liggen met mijn neus helemaal open en bebloed, en een lap vlees eraf. Het moet een soort van black-out geweest zijn. Het gevoel dat ik net ervoor had, van al jaren opgestapelde angsten en stress, had zich op mijn lichaam gezet.
De volgende avond hebt u het geplande concert in Knokke toch gespeeld. Waarom?
Hendrikx: Na zeven uur op de spoed te hebben gezeten. (lacht) Mijn neus was gebroken en ik had een barstje in mijn nekwervel, maar ik wilde dat concert per se spelen. Ik had er zo hard voor gestudeerd, ik wilde het niet laten schieten. Het was niet dat ik me onvervangbaar achtte, ik weet best wel dat er nog anderen zijn die dit kunnen en misschien wel beter dan ik. Maar mijn kinderen hadden die ochtend mijn klarinet naar het ziekenhuis gebracht en daar had ik gemerkt dat ik zonder al te veel pijn kon blazen. Met twee wieken in mijn neus heb ik ‘s avonds dat concert gespeeld en eigenlijk is dat nog vrij goed gelukt ook. De dag nadien zag mijn gezicht wel helemaal paars, dan zou het niet meer gelukt zijn. (lacht) Ik heb er veel uit geleerd. Normaal adem ik tijdens een concert door mijn neus, maar dat ging ineens niet meer. Op de een of andere manier heeft mijn lichaam zich toen aangepast. Er wordt altijd benadrukt hoe belangrijk buikademhaling wel is, maar toen heb ik gevoeld dat het menselijke lichaam slim is en zich gemakkelijk aanpast. Alles wat ik geleerd had, was er niet meer en toch is het gelukt. En ook psychisch natuurlijk: al die angsten en stress, zo wilde ik niet meer leven. Ik wilde dat signaal niet negeren, want het was gevaarlijk aan het worden.
U bent met een psycholoog gaan samenwerken. Hoe heeft die u geholpen om met uw angsten om te gaan?
Hendrikx: Hij heeft me veel trucjes geleerd om met de stress om te gaan. EMDR bijvoorbeeld, de therapie waarbij hij door met zijn vingers voor mijn ogen te bewegen angstige gedachten of gevoelens kan verplaatsen van het langetermijn- naar het kortetermijngeheugen. Bij mij heeft dat goede effecten. En gewoon al het feit dat ik erover kon praten, deed me ook veel deugd. Als je op een podium staat, lach je altijd. Maar vanbinnen voelen alle muzikanten wel angst en stress, de ene al meer dan de andere. Ik was zo meester geworden over mijn instrument, voelde me helemaal op mijn plek, maar mijn geest had ik blijkbaar toch niet in de hand.
Waar komt uw angst op neer?
Hendrikx: In de fond ben ik bang voor het aftakelingsproces, denk ik. Ik wil zo lang mogelijk op een hoog niveau spelen en niet eindigen zoals die collega’s over wie achter de rug werd geroddeld dat ze beter zouden stoppen. Ik heb controle nodig over mijn lichaam en over mijn studie, om te compenseren dat het psychische, vaak onderbewuste gedeelte met de jaren wat zwaarder wordt.
Praten topmuzikanten daar met elkaar over?
Hendrikx: Nooit. Mijn studenten wel. ‘Ik heb zo veel stress’, vertrouwen ze me toe. ‘Gaat dat ooit weg?’ Mijn leraars vertelden vroeger van wel: met de ervaring zou de faalangst verdwijnen. Ik vertel nu toch een ander verhaal. Je moet je faalangst aanpakken, want vanzelf zal die niet verdwijnen. (zwijgt even) Als ik zie hoe wielerteams en voetbalclubs vandaag georganiseerd zijn, met niet alleen kinesisten en dokters maar ook steeds meer met psychologen: dat is in mijn sector nog helemaal niet het geval. Wie met een probleem zit, moet het zelf maar oplossen. Het is langzaam aan het verbeteren, maar het gaat zo traag. Psychische problemen lijken in de wereld van de klassieke muziek niet te bestaan. Het taboe is nog altijd groot.
Hoe zou dat komen, denkt u?
Hendrikx: Het heeft veel te maken met trots en ego. We voelen ons gemaakt voor deze job en willen niet fragiel overkomen, dat idee. Maar ik ben niet de enige. Af en toe hoor je dat topsolisten een sabbatical nemen. Dan moet daar toch iets gebeurd zijn? Ik merk het vooral bij mijn studenten, die zich geen blijf weten met de druk. Gelukkig kunnen zij er meestal wel open over praten, maar het mag allemaal nog wat meer zijn. Op school krijgen ze allerlei vakken: notenleer, entrepreneurschap, noem maar op. Maar over mentale gezondheid bestaat nog altijd geen apart vak. Dat is toch raar? Ik hoop dat ik voor hen een deur kan openen.
U vergelijkt uw werk vaak met topsport. Had u evengoed topsporter kunnen worden?
Hendrikx: Ik denk het niet, ik heb nooit veel interesse in sport gehad. Maar ik kan me wel voorstellen dat ik er het karakter en de discipline voor zou hebben gehad. Mijn neef Marc Hendrikx is profvoetballer geweest (bij Racing Genk, Anderlecht en de Rode Duivels onder meer, nvdr) en mijn zoon fietst erg fanatiek. Er zit in onze familie dus wel een gedreven kantje.
Ik kan moeilijk aanvaarden dat alles er vanzelf gekomen is. Iemand moet dit hebben ontworpen, denk ik vaak.
Wat was uw jongensdroom?
Hendrikx: Piloot worden. (lacht) Maar muziek was ook altijd aanwezig. Mijn vader speelt nog altijd in de plaatselijke harmonie. Daar hadden ze op een dag iemand nodig die klarinet wilde spelen en zo ben ik erin gerold. In het begin beviel me vooral het sociale aspect, maar gaandeweg ging ik ook van het instrument houden.
Ondertussen is de klarinet het verlengstuk van uw lichaam.
Hendrikx: Ja, echt wel. Hoewel mijn passie misschien wel nog meer bij de strijkinstrumenten ligt. Die vind ik nog eleganter, en ze hebben ook een mooier repertoire. Af en toe zeggen mensen dat ik de klarinet bespeel zoals een viool, en dat vind ik telkens een compliment. Ik probeer de klarinet zo lyrisch mogelijk te bespelen. Maar ik zou me geen ander leven meer kunnen voorstellen, en ook geen ander instrument.
Binnenkort wordt er trouwens een nieuwe klarinet geleverd, die ik in december besteld heb. Ik ben al weken in blijde verwachting. Normaal wordt een klarinet gebouwd uit zwart grenadillehout, maar vanuit ecologisch oogpunt wordt er nu ook met andere houtsoorten geëxperimenteerd. Deze is vervaardigd uit cocobolohout en toen ik ze voor het eerst mocht uitproberen, was ik meteen verkocht. Ik heb dat nog nooit gehad, je kon het bijna liefde noemen. Maar voor de rest heb ik een vrij werktuiglijke, doelgerichte relatie met mijn instrumenten. Zoals een fietser afhankelijk van het parcours verandert van fiets, zo verander ik naargelang van het concert van instrument. Sowieso werkt het bespelen van mijn instrument altijd erg meditatief en rustgevend.
Bent u gelovig?
Hendrikx: Niet meer. Als kind ben ik in het katholieke noorden van Limburg opgegroeid, waar alles rond de kerk draaide. Je werd gedoopt en je ging naar de kerk, dat moest gewoon. Door een aantal ontgoochelingen die ik in het leven heb opgelopen, heb ik me van de kerk afgekeerd. Als je op een college hebt gezeten met broeders en paters, in de jaren tachtig, en je hoort de interne leerlingen spreken over die broeder of die pater die ‘s nachts weer niet van hen af kon blijven, denk je achteraf wel na over wat er allemaal is gebeurd toen. Met alles wat we nu weten… (zwijgt even) Maar mijn geloof ben ik misschien nog niet kwijt.
Waarin gelooft u dan?
Hendrikx: Dat is moeilijk te verwoorden. (denkt na) Ik kan maar moeilijk aanvaarden dat alles op de wereld er vanzelf gekomen is. Iemand moet dit hebben ontworpen, denk ik vaak. Tot een aantal jaar geleden geloofde ik nog in een leven na de dood. Dat idee gaf me steun. Maar onderweg ben ik het kwijtgeraakt. Na de dood verdwijnen we, denk ik nu.
Wat is voor u de zin van het leven?
Hendrikx:(denkt na) Ik wil het beste uit mezelf halen, als partner, vader, klarinettist en lesgever. En zo wil ik de mensen rond me helpen om het beste uit zichzelf te halen. (zwijgt even) Ik stel hoge eisen aan mezelf. Dat is zo gekomen tijdens mijn hogere studies. In de middelbare school was ik geen voorbeeld, ik was best rebels, voelde me niet begrepen, ben zelfs even geschorst van school. Maar toen ging ik naar het conservatorium en kwam ik in een veel competitievere omgeving terecht. Er was in die tijd amper werk, wist ik. ‘Als je echt iets wilt bereiken, zul je bij de besten moeten horen’, heb ik mezelf toen ingeprent en die drive draag ik nog altijd mee. Gewoon is niet goed genoeg. Maar tegelijk kan ik mezelf soms te goed relativeren. Wat stelt het allemaal voor, wat ik doe? Mijn vrouw moet me dan weer motiveren, door me erop te wijzen dat ik met mijn muziek veel mensen raak. (denkt even na) Misschien is dat wel de zin van het leven? Mensen raken.
Concertdata: roelandhendrikx.com
Roeland Hendrikx
– 1969 geboren in Hamont
– woont in Veltem, bij Leuven
– was jarenlang vaste klarinettist bij De Munt en het Nationaal Orkest van België
– 2017 wordt solist, heeft zijn eigen ensemble
– doceert ook aan het conservatorium van Maastricht, LUCA School of Arts in Leuven en geeft geregeld masterclasses