Dirk Draulans
Is het dan zo erg dat de mens door AI wat dommer wordt?
Bioloog en Knack-journalist Dirk Draulans vraagt zich af of we ons echt grote zorgen moeten maken over het delegeren van ‘kennis’ aan machines.
Onze hersenen doen soms rare dingen. Vanuit ons standpunt bekeken toch, misschien vinden zijzelf het niet zo raar. In een grootschalig experiment werd een groep studenten gevraagd om een vrij moeilijke taak uit te voeren op een computer. De helft van de studenten kreeg te horen dat hun gegevens na evaluatie gewist zouden worden om plaats te maken voor de volgende kandidaat. De andere helft werd verteld dat hun gegevens bewaard zouden worden voor eventuele herevaluatie.
Toen de onderzoekers later onaangekondigd bij de proefpersonen gingen peilen naar wat ze zich van het experiment herinnerden, bleek dat de studenten die ervan uitgingen dat hun gegevens gewist waren veel meer details konden oprakelen dan hun collega’s die dachten dat hun werk bewaard was. Het leek erop dat de hersenen van de laatste groep ‘beseften’ dat de informatie bewaard was en ze die niet zelf hoefden op te slaan. Ze delegeerden die taak aan de machines.
Onze hersenen zijn energievreters. Als je mentaal actief bent, gaat een kwart van de energie die je lichaam produceert naar het draaiende houden van dat speciale weefsel in ons hoofd. Als je dan op activiteit kunt besparen, kun je wat energie vrijmaken die elders in je lichaam ongetwijfeld ook nuttig kan zijn.
Het experiment dateert van een tijdje geleden. Het spookte weer door mijn hoofd toen ik de voorbije weken las over enerzijds de teloorgang van de parate kennis van scholieren en studenten en anderzijds de groeiende bezorgdheid over de opmars van artificiële intelligentie (AI) in ons dagelijks leven.
Zo zei Luc Steels, emeritus professor computerwetenschappen van de VUB, tegen collega Elisa Hulstaert: ‘We dreigen collectief dommer te worden door onze intelligentie te delegeren aan machines, die eigenlijk niet intelligent zijn.’
Lees verder onder het artikel.
Er is veel gedoe over het programma ChatGPT dat bruikbare teksten aflevert als antwoord op een eenvoudige vraag. Met Dall-E-2 kun je een AI-programma vragen een digitale tekening of schilderij te maken over een thema dat je zelf ingeeft. Illustratoren en journalisten zitten met de handen in het jaar. Zullen zij nog nodig zijn om hun lezers te bedienen? En hoe zullen leraars en uitgevers kunnen beoordelen of het werk dat ze binnenkrijgen al dan niet door AI is gemaakt? Het menselijk vernuft heeft machines gecreëerd die het menselijk vernuft deels buitenspel zetten.
Een bedrijf met de goedgevonden naam DoNotPay brengt binnenkort zelfs AI op de markt, die je in de rechtbank kunt gebruiken om de beste verdedigingsstrategie te bepalen – weg met dure advocaten dus. Hilarisch was een kort bericht in het wetenschappelijk topvakblad Science: de organisatoren van de jaarlijkse ‘International Conference on Machine Learning’ hebben laten weten dat ze geen bijdragen gemaakt door AI-chatboxen zullen aanvaarden. Hoe ze dat zullen controleren, hebben ze er niet bij gezegd.
Mijn kinderen zullen niet de enigen zijn die zich al lang hardop afvragen waarom ze nog moeten kunnen hoofdrekenen als er rekenmachines bestaan, of hoofdsteden en rivieren van buiten moeten leren als ze die in enkele seconden kunnen opzoeken met dat toestelletje dat ze bijna allemaal constant bij de hand hebben.
Een toestelletje waarmee onze hersenen zelf mogelijk ook al rekening houden dat het er is, zodat het hun parate kennis beperkt. Je kunt niet meer doen alsof die dingen er niet zijn, alsof ze geen deel van onze kennisverwerving uitmaken. Ze horen er sinds kort bij, op een manier vergelijkbaar met de wijze waarop spinnen al honderden miljoenen jaren webben gebruiken als verlengstuk van hun lichaam.
Onze hersenen kunnen niet alles aan, ze moeten selecteren in ons overdonderende leefmilieu. Het verklaart mee de grote individuele verschillen in talenten tussen mensen. Er zijn indicaties dat de hersenen van mensen die leren lezen, een deel van hun capaciteit verliezen om gezichten te herkennen. Er zijn links gelegd tussen de organisatie van onze hersenen en de noodzaak tot oriëntatie in een stadslandschap: de hersenen van taxichauffeurs bijvoorbeeld hebben een andere bedrading dan die van mensen die minder rondrijden.
Ik heb zelf gemerkt dat toen de gps van mijn wagen tijdelijk uitgevallen was, ik helemaal niet meer wist waar ik was, terwijl ik dat vroeger, toen ik zelf nog mijn weg moest zoeken, zeker en vast wel had geweten. Maar omdat ik nu minder op de route hoef te letten, kan ik onderweg meer bezig zijn met andere dingen, zoals nadenken over de stukjes die ik nog zelf schrijf.
Technologie kan het leven een stuk efficiënter maken, wat een groot voordeel is. Maar hoe ver moet je daarin gaan? Het is een interessante vraag voor slimme geesten.
Door het succes van onze soort is een mensenleven veel complexer geworden dan vroeger, wat extra druk op onze hersenen legt. Er is een boutade die stelt dat iemand die zich in het weekend door een pakket kranten worstelt, meer informatie opneemt dan de doorsnee dorpsbewoner in de middeleeuwen in zijn hele leven meekreeg – dat leven was véél eenvoudiger dan het onze.
Een bekendere boutade stelt dat de wereld één groot dorp geworden is. Daarom kan het meer dan ooit belangrijk zijn filters in te bouwen om je leven overzichtelijk en mentaal behapbaar te houden. Zoals bekend draait de software van sociale media in belangrijke mate op gepersonaliseerde filters (wat niet altijd een zegen is). We kunnen niet alles weten en hoeven niet alles te weten. Niet iedereen moet de Slimste Mens ter Wereld kunnen zijn. Maar met de kennis die je nodig hebt om te scoren in de quiz, bouw je geen smartphones of zelflerende denk- en werkmachines.
De laatste weken was er ook veel te doen over een essay in het wetenschappelijk topvakblad Nature met als onderliggende gedachte dat de wetenschap de laatste tijd minder doorbraken realiseert dan pakweg een halve eeuw geleden. Alsof het belangrijkste wat de mens te ontdekken en uit te vinden had, al is gebeurd. Computers hebben ongetwijfeld bijgedragen tot de explosie van kennis.
Maar het infiltreren van AI in ons dagelijks leven is misschien toch iets wat de stelling zou kunnen counteren. Mogelijk is alleen het makkelijkste ondertussen ontdekt, en moeten we ons nu richten op de moeilijker facetten van het bestaan. Daar is dan extra slimmigheid voor nodig, artificiële of andere.
Het is biologen ondertussen opgevallen dat in het dierenrijk – dus niet alleen bij de mens – alle innovaties in een groep meestal door hetzelfde briljante individu gebeuren, het genie van dienst. Een Bill Gates of Steve Jobs in de chimpansee- of orkawereld, die een nieuwe methode uitdoktert om aan eten te komen en ze vervolgens aanleert aan de andere leden van de groep – op de domsten na zijn die meestal relatief snel mee.
We moeten niet allemaal uitmunten om de wereld te verbeteren. We moeten er wel voor zorgen dat de weinige genieën die in ons systeem opduiken, de kans krijgen zich maximaal te ontplooien en dat de dingen die ze afleveren maximaal renderen voor de meeste mensen. Het blijft uiteindelijk toch de bedoeling dat het collectief er beter van wordt, hoe fragiel dat nobele streven ook is, gezien de hardnekkigheid waarmee sommigen andere mensen het leven moeilijk proberen te maken.
Is dit een pleidooi pro wat meer laksheid in het onderwijs? Natuurlijk niet. Alle kinderen moeten de kans krijgen te leren en te ontdekken waar ze goed in zijn en wat ze graag doen. Maar misschien moet er toch eens worden nagedacht over een andere vorm van evaluatie dan wat kinderen zonder hulp van hun smartphones kunnen afhaspelen. Die dingen gaan toch nooit meer weg en ze gaan almaar meer kunnen van wat wij vroeger zelf uit onze koker moesten toveren. Kinderen kunnen gelukkig zijn en uitzicht hebben op een mooie toekomst zonder dat ze bij de besten van de klas zijn.
Misschien haalt het besef dat je niet per se moet uitmunten wat druk van de ketel, wat mentaal gunstig kan zijn. Druk is zelden gezond. Maar als je competitief bent ingesteld, kan wat concurrentie natuurlijk geen kwaad. Ik kijk nu al uit naar mijn strijd met ChatGPT om de beste stukken af te leveren. Het is een ander soort gevecht tegen machines dan dat in de ‘Terminator’-films. Anderen zullen hun schrijf- en tekenopdrachten graag aan machines delegeren. Iedereen kiest zelf de manier waarop hij of zij ermee omgaat en samenleeft.
Het belangrijkste nadeel van de groeiende afhankelijkheid van technologie is dat er geen weg terug is. Als om een of andere reden technologie weg zou vallen, zou de mensheid héél kwetsbaar worden. Dankzij technologie zijn wij in staat de basisprincipes van darwiniaanse evolutie overboord te gooien en toch succesvol te blijven, misschien zelfs extra succesvol te worden. We hebben ons wel sterk afhankelijk gemaakt van een milieu dat we zelf gecreëerd hebben en dat we nodig zullen blijven hebben als we niet collectief ten onder willen gaan.
Maar laat het de pret vooral niet drukken. Het leven is voor de meesten onder ons nooit comfortabeler geweest dan tegenwoordig. Laten we vooral proberen dat zo lang mogelijk zo te houden. Een uitdaging, zeker voor de slimmeriken onder ons.
Lees ook:
– Onzichtbare uitbuiting: ‘Om AI bruikbaar te maken, is er heel wat menselijke arbeid nodig’
– De gevaren van ChatGPT: ‘We dreigen collectief dommer te worden’
– Wie houdt ons in de gaten? Deze datahandelaars kennen u beter dan wie ook
– Dankzij deze vier ontwikkelingen ziet 2023 er iets rooskleuriger uit
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier