Het nut van straffen en belonen: ‘Veel ouders stellen onhaalbare doelen’
‘Als je nu je kamer opruimt, krijg je een ijsje.’ Helpen zulke beloftes of is het ronduit ontoelaatbare manipulatie? En wat doet dat met kinderen? Psychologe Tanja Legenbauer legt uit.
‘Belonen is de postmoderne versie van straffen’, stelt Jesper Juul, een gerenommeerde Deense pedagoog en gezinstherapeut. ‘Denk je eens in: moet een vrouw haar man elke keer belonen nadat hij iets goed heeft gedaan?’ vroeg hij ooit in een interview met Die Zeit. Hij vervolgde: ‘Dan heb je toch geen hechte band met elkaar. Het heeft dan meer weg van een relatie tussen een baas en zijn werknemer.’
Ook in het huidige, behoeftegerichte onderwijs worden lof en beloningen niet meer als wenselijk aanzien. Critici beweren dat de intrinsieke motivatie van kinderen erdoor geleidelijk aan verloren gaat. Zodra die beloning wegvalt, verdwijnt ook het gewenste gedrag.
Maar is die kritiek wel terecht? En kan belonen in een bepaalde context ook nuttig zijn? Psychologe en professor Tanja Legenbauer leidt de onderzoeksafdeling voor kinder- en jeugdpsychiatrie in het Universitair Ziekenhuis van Hamm. Ze legt het nut van beloningen uit en onder welke omstandigheden ouders en hun kinderen er baat bij kunnen hebben.
‘Belonen is, psychologisch beschouwd, absoluut zinvol’, zegt Legenbauer. ‘Hetzelfde geldt voor straffen, als het juist worden toegepast.’ Beide vormen zorgen in de hersenen voor een rechtstreeks leereffect. Straffen is in verschillende onderzoeken toch wel wat meer op de achtergrond beland, omdat belonen efficiënter werkt. ‘Door te straffen leren kinderen ook, maar langzamer.’
Onmisbaar in de opvoeding
‘Iedereen heeft nood aan liefde, erkenning, succes en affectie’, zegt Legenbauer. ‘Het gezin is daar de uitgelezen plek voor. ‘Kinderen leren thuis hoe de samenleving functioneert, welk gedrag sociaal aanvaardbaar is en welk gedrag negatieve gevolgen met zich meebrengt. Dat is de kern van opvoeden.’
Straffen en beloningen kunnen ook hele normale, alledaagse dingen zijn. Een eenvoudig compliment kan al een beloning zijn. In het zinnetje ‘Ruim je kamer op voor je vertrekt’ kan al een straf schuilen. Volgens de psychologe zijn ze allebei gerechtvaardigd. Zolang het op een gepaste, consequente manier gebeurt.
Een kind moet vooral begrijpen welke gevolgen bij een bepaald gedrag horen. Beloningen kunnen helpen om het gewenste gedrag aan te moedigen. Toch onderstreept Legenbauer dat we ‘onze kinderen niet mogen overstelpen met beloningen en cadeautjes of al hun positieve gedragingen voortdurend hoeven op te hemelen’. Als de cadeautjes dan eens uitblijven, voelen de kinderen zich gestraft. Toch kunnen beloningen ouders en kinderen, als ze correct gebruikt worden, helpen om conflictvrije oplossingen te vinden voor dagelijkse perikelen.
Beloningssystemen in de gedragstherapie
‘In sommige gevallen werken we tijdens oudertrainingen vaak met zogenaamde bekrachtiging’, zegt Legenbauer. Dat is een soort beloningssysteem waarbij een gewenst gedrag meteen gevolgd wordt door een positieve reactie. In de gedragstherapie wordt dat ook wel het tokensysteem of token economy genoemd.
Hieronder een aantal belangrijke tips voor wie zo’n beloningssysteem wil implementeren:
1. Beperk je tot een onderwerp per keer
In het dagelijkse gezinsleven zijn er genoeg situaties die voor stress zorgen en conflicten uitlokken. Ouders zullen moeten beslissen welk onderwerp ze eerst willen aankaarten. Blijkt dat systeem succesvol? Dan kan het op een nieuw onderwerp worden toegepast.
Volgens Legenbauer is het belangrijk om kinderen niet te veel onder druk te zetten en te letten op hun leeftijdsadequate ontwikkeling. Niet alle vervelende gedragingen moeten meteen worden aangepakt. ‘De noden van het kind en die van andere gezinsleden moeten goed op elkaar worden afgestemd’, zegt de psychologe. ‘De kinderkamer is een uitsteken voorbeeld: hoewel kinderen rommel niet als storend ervaren, kunnen ouders zich erover opwinden. Dat leidt dan tot ruzies. Vaste opruimtijden of rituelen zoals samen opruimen na het spelen kunnen wonderen verrichten.’
2. Laat passies passies blijven
Onderzoek toont aan dat kinderen door beloningen hun intrinsieke motivatie kunnen verliezen. Dat wordt ook wel het overrechtvaardigingseffect genoemd. Een kind dat graag helpt tijdens het koken kan door regelmatige beloningen zijn intrinsieke motivatie verliezen. Het kind zal dan alleen nog willen koken als het er iets voor terugkrijgt. Cru gezegd: een loon maakt van een passie een job.
Voor taken waar kinderen helemaal geen zin in hebben, kunnen beloningen een zinvolle stimulans zijn. Dat geldt trouwens ook voor volwassenen. Wie niet graag sport, raakt alleen in de fitness door een kleine beloning achteraf. ‘Beloningssystemen zijn ideale overgangsmaatregelen’, zegt Legenbauer. ‘In het begin hebben we een duwtje in de rug nodig om een saaie taak aan te vatten, na een tijd wordt het een routine en is de beloning niet meer nodig.’
3. Niet prestatiegericht belonen
Vaak komen ouders in de verleiding om hun kind te belonen voor prestaties. Een goed rapport of een gewonnen voetbalmatch, bijvoorbeeld. Dat is volgens Legenbauer niet aangewezen aangezien het zelfbeeld van het kind daardoor in het gedrang kan komen. ‘Het kan de indruk wekken dat het kind zelf niets waard is, alleen de prestaties zijn belangrijk’, zegt ze. Bovendien is het erg moeilijk voor het kind als de prestaties eens niet aan de verwachtingen voldoen. Een mindere toets, bijvoorbeeld.
Het is beter om de moeite erachter te waarderen. Bijvoorbeeld hoe geconcentreerd het kind huiswerk heeft gemaakt, ongeacht de score die het werk opleverde. ‘Frustraties en mislukkingen zijn nu eenmaal een deel van het leven’, zegt Legenbauer. Het gevoel van veiligheid is het belangrijkst voor het kind. Je wilt als ouder de boodschap overbrengen dat je altijd klaarstaat voor je kind, ongeacht de prestaties.
4. Wees consequent
Ouders hebben af en toe de neiging om een oogje dicht te knijpen. Legenbauer raadt dit ten strengste af. ‘Intermitterend leren kan het ongunstige gedrag versterken’, zegt ze. Dat gebeurt wanneer het kind voor een bepaald gedrag soms positieve en op andere momenten negatieve feedback krijgt.
5. Meteen en logisch belonen
Beloftes als ‘Als je me nu helpt met opruimen, kunnen we dit weekend samen iets doen’ liggen volgens Legenbauer te ver in de toekomst, vooral voor kleine kinderen. Het is beter om een directe link te hebben met een positieve ervaring. Tandenpoetsen voor het slapengaan, bijvoorbeeld. ‘Als ik dat wil aanmoedigen, probeer ik er een ritueel van te maken. We poetsen samen onze tanden en lezen daarna een verhaaltje’, zegt Legenbauer. ‘Het verband is simpel en gemakkelijker te begrijpen dan de waarschuwing voor gaatjes.’ Hoe jonger het kind, hoe minder zinvol rationele verklaringen zijn.
6. Haalbare beloningen
Veel ouders stellen onhaalbare doelen in het beloningssysteem, vindt Legenbauer. Naar het zwembad gaan lukt, bijvoorbeeld, niet elke dag. In plaats daarvan kan een puntensysteem helpen. Als je online naar beloningsborden zoekt, zul je al snel zien dat er van alles te vinden is, van sterrenstickers tot houten hartjes die je in een glazen pot kunt verzamelen.
Legenbauer gelooft dat puntensystemen zinvol zijn, ook al voelen ze eerst wat ongemakkelijk. ‘Het is snel gedaan en voor een kind gemakkelijk te begrijpen als er een nieuwe sticker op het bord verschijnt na een bepaald gedrag. Het kind ziet meteen succes en mag na een bepaald aantal punten een beloning uitkiezen. Je zou een cadeaudoos in huis kunnen halen met kleine prulletjes. Legenbauer benadrukt dat beloningen niet altijd materieel hoeven te zijn. ‘Gedrag aanmoedigen kan ook in de vorm van een compliment of erkenning.’ Dat is heel belangrijk voor de band tussen ouders en kinderen.
‘Een waarderende houding ten opzichte van het kind kan het beschermen tegen psychische problemen’, zegt Legenbauer. ‘In onze kliniek hebben veel kinderen met emotionele of gedragsmatige moeilijkheden van thuis een negatieve houding meegekregen.’ De ouders besteden zoveel aandacht aan de minpunten, dat ze nauwelijks merken wat wel goed loopt. ‘Als de interacties tussen ouders en kind vooral bestaan uit kritiek, dan krijgt het kind al snel het gevoel dat hij of zij toch alles verkeerd doet.’ Een lastig uitgangspunt. ‘Het gaat er niet om alles met sterren te beoordelen. Bekijk wat wel echt goed gaat en brengt dat dan ook onder woorden.’
Neurodiverse kinderen
Bekrachtiging wordt binnen de klinische psychologie bijzonder vaak gebruikt voor kinderen met ADHD, een autismespectrumstoornis of andere gedragsstoornissen. Volgens Legenbauer zijn kinderen met zulke stoornissen niet zo gevoelig voor strafprikkels als andere kinderen. De ouders van die kinderen krijgen vaak het advies te horen dat ze gewoon duidelijkere grenzen moeten stellen. ‘Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel’, zegt Legenbauer. ‘De straffen bereiken het kind nauwelijks en worden daardoor almaar strenger. Op een gegeven moment passen ze niet meer bij het wangedrag en kunnen veel ouders de straf niet meer uitvoeren.’ In zulke gevallen wordt het risico op geweld ook groter.
Beloningen werken wel zeer goed voor die kinderen en kunnen zowel voor hun als hun ouders een oplossing bieden. Voor kinderen met ASS of met een verstandelijke beperking kunnen beloningssystemen ook worden gebruikt om gedrag aan te leren dat moeilijk is voor hen. Bij bepaalde varianten van autisme kan een kind op die manier sociale processen beter leren te begrijpen.
Tanja Legenbauer
– Geboren in 1973
– Professor in de klinische psychologie en de psychotherapie
– Leidt de onderzoeksafdeling voor kinder- en jeugdpsychiatrie in het Universitair Ziekenhuis van Hamm
– Zetelt in het bestuur van de Duitse Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Psychosomatiek en Psychotherapie
Vertaling: Jana Verhaegen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier