Delphine Lecompte over haar psychoses: ‘Sommige mensen worden monsters in mijn hoofd’ (+podcast)
In de podcastreeks Stemmen over psychose getuigt dichteres Delphine Lecompte over de psychoses waar ze al 25 jaar mee kampt. Voor haar werk zijn ze een godsgeschenk, maar in haar persoonlijke leven blijken ze allesbehalve een zegen.
PODCAST: Beluister hier Stemmen over psychose van professor Stijn Vanheule. De aflevering met Delphine Lecompte vindt u ook onderaan dit artikel.
Wanneer ik in Brugge haar straat inloop, laat Delphine Lecompte net haar twee honden uit. Ze zwaait hartelijk en samen met de kwispelende Bernard en Zohra ontvangt ze me in haar sober ingerichte rijhuis. Ze doet haar verhaal bedachtzaam, aarzelend soms, en spreekt zachter dan haar imago doet vermoeden.
Hoe moet ik me een psychose voorstellen? En voelt u die aankomen?
Delphine Lecompte: Ik merk dat er een psychose aankomt wanneer ik onderlinge verbanden begin te zien tussen cijfers, woorden en publieke figuren, of wanneer ik in liedjes verborgen boodschappen meen te horen. Of wanneer ik het idee krijg dat ik in een film meespeel. Eerst is dat prettiger dan wat er echt is, maar dat kan snel omslaan. Dan raak ik er bijvoorbeeld van overtuigd dat iemand me wil vergiftigen, of dat ik iemand heb vermoord. Zeker wanneer er alcohol bij komt, word ik agressief. Ik schop dan wild om me heen, letterlijk, in die mate dat ik riskeer met het gerecht in aanraking te komen. In zo’n roes zou ik in staat zijn tot moord of zelfmoord, vrees ik. Daarom drink ik geen druppel alcohol meer.
(Lees verder onder de preview)
Uw psychoses zijn al op jonge leeftijd begonnen?
Lecompte: Rond mijn twintigste, al besefte ik dat toen nog niet. Achteraf gezien waren er al langer problemen. Op mijn tiende had ik last van slikangst en in de jaren daarna was ik extreem zwaarmoedig, maar dat werd weggezet als puberteit. Ik herinner me een gesprek tussen mijn gescheiden ouders, waarin mijn moeder suggereerde dat ik misschien toch naar een psycholoog moest. Mijn vader blokte het af: ‘We gaan er geen probleemkind van maken.’
Het ging pas goed mis toen ik voor het eerst weg van huis was, op kot in Gent. Ik studeerde vertaler Frans-Russisch, en deed dat graag en goed, maar tijdens mijn tweede jaar raakte ik behoorlijk in de war. Ik dweepte obsessief met gekwelde schrijvers zoals Antonin Artaud, wat misschien niet ongewoon was voor een letterenstudente. Maar ik zwierf ook nachtenlang rond, raakte aan de drank en gedroeg me nogal promiscue. Op zich ook geen atypisch studentengedrag, maar ik vond geen aansluiting bij leeftijdgenoten, terwijl iedereen om mij heen vrienden maakte. Op den duur bleef ik weg uit de les en zorgde ik niet meer voor mezelf. Ik begon ook vreemde verbanden te leggen. Van mijn stiefmoeder kreeg ik een cd die gratis bij een pak koffie zat, een compilatie waar Ave Maria op stond, gezongen door Koen Crucke. Dat nummer had mij zo geraakt dat ik Crucke absoluut wilde bereiken, en ik begon van alles met elkaar te verbinden: een Russisch woord, Koen Crucke, de mormonen, Jim Morrison (frontman van The Doors, nvdr), Antonin Artaud. Die associaties combineerde ik met sloten wodka, en opeens klopten de proporties niet meer. Mijn vingers en mijn bestek zagen er nu eens onwezenlijk groot uit, dan weer petieterig klein. Het leek allemaal echt, terwijl ik goed besefte dat het niet kon, en tegelijk bracht het me in een soort van extase.
Dankzij mijn psychoses is mijn werk zo ongeremd.
Nu weet ik dat die associaties een zegen zijn voor een kunstenaar, maar als twintigjarige had ik geen idee dat ik er ooit iets creatiefs mee zou kunnen aanvangen. Mijn zelfbeeld was laag en creatieve aspiraties had ik toen niet. In de middelbare school had ik beeldende kunsten gevolgd. Sommige leerkrachten vonden mijn werk uniek, andere benadrukten dat ik de noodzakelijke klassieke vaardigheden miste. De ideeën had ik wel. Mijn beeldend werk was een soort outsider art, wat misschien ook geldt voor mijn gedichten. Ik voel mij trouwens ook een outsider tussen andere schrijvers. Ik heb zo vaak gehuild, backstage, bij literaire lezingen, omdat ik het gevoel had dat ik er niet bij hoorde. Ik kon daar heel verdrietig of kwaad over worden, paranoïde ook. Nu is de literaire wereld natuurlijk een concurrentiële omgeving, waar iedereen op de voorgrond wil komen, maar ik zag een complot om mij te dwarsbomen. Ondertussen besef ik dat schrijvers ook maar mensen zijn, die zich tijdens zo’n literaire avond gewoon willen amuseren. Het is niet hun taak om een geesteszieke op te vangen.
Tien jaar heb ik moeten wachten op mijn diagnose. Ik vond psychose een heftig label, door het stigma dat het draagt. Zelf associeerde ik het met zieke, donkere, verdorven mensen, niet met creatievelingen die allerlei mooie verbanden zagen. Vincent van Gogh was dan wel een beroemd voorbeeld, maar van zijn verhaal werd je ook niet vrolijk. Toch voelde de diagnose als een opluchting. De hulpverlening neemt het nu over, dacht ik, want zij begrijpen dat de wanen het soms van mij overnemen.
Zijn die verwachtingen ingelost? Hoe kijkt u terug op uw opname in de psychiatrie en uw behandeling in het algemeen?
Lecompte: In de psychiatrie ligt de focus te sterk op medicatie. Antipsychotica werken afstompend, ze veranderen mensen in zombies. Dat is natuurlijk het makkelijkste, zeker als de afdeling vol ligt. Ik heb ook antipsychotica geslikt, op momenten waarop ik dacht dat het een en ander wat gedempt móést worden. Maar ik ben ze niet blijven nemen. Ik beperk me nu tot een occasioneel slaap- of kalmeermiddel tegen mijn nachtelijke angsten. Als kunstenaar kan ik het me, meer dan pakweg een bankbediende, permitteren om de psychose toe te laten. Ik hoef tenslotte niet op vaste uren te presteren. In die zin kan ik de waanzin zelfs een beetje vieren. Maar het blijft een evenwichtsoefening, omdat ik niet wil dat de psychose mij overmeestert. Op dit moment lukt dat, met de begeleiding van mijn therapeut. De beste behandeling die ik ooit kreeg, was in een project voor vroegdetectie, met psychologen en verpleegkundigen die op huisbezoek kwamen. Dat werkt stukken beter dan een opname, vind ik. Omdat ze er vroeger bij zijn, en omdat ze bij de patiënt thuis zo veel meer zien en begrijpen.
Uw psychoses zijn een bron van inspiratie?
Lecompte: Op artistiek vlak zijn ze een zegen, omdat ik alles intenser, gulziger en onbevangener beleef. Dat had ik vanmorgen nog. De kleuren van de zonsopgang kwamen zo overweldigend binnen dat het bijna een mystieke ervaring was. Terwijl iemand anders misschien vooral de smog ziet, of de mistroostigheid van de omgeving. Ik zie ook patronen in de banaalste dingen: in een hoop illegaal gestort vuilnis, bijvoorbeeld, of in een insect. Dankzij die psychose heb ik toegang tot de groteske beelden die zorgen voor de ongeremdheid, de vaart en de overdaad in mijn werk. Ik zal altijd een experimentele, grillige schrijver zijn, en daar ben ik mijn psychoses dankbaar voor. Maar tegelijk is het schrijven mijn redding geweest.
Want er is ook een keerzijde aan die psychoses?
Lecompte: Ja, die extreme stemmingswisselingen zijn lastig. Ik kan mij heerlijk overmoedig voelen, euforisch en creatief, en een halfuur later ben ik weer neerslachtig en achterdochtig. Van heel bedeesd kan ik ineens kwaad en agressief worden. Of hoogmoedig. Altijd onvoorspelbaar, in ieder geval. Tijdens psychotische buien ben ik onmogelijk. Samenwonen is me nooit gelukt. Niet dat ik hunker naar een burgerlijk bestaan, maar ik heb er ook niet voor gekozen om alleen te zijn. ‘Waar is mijn kind?’ vraag ik me soms af. Ik was graag moeder geworden. Ik kan mezelf wel portretteren als stoer, rebels of baldadig, maar soms voel ik me vooral kwetsbaar, vaak ook eenzaam. Niet alleen relaties, ook vriendschappen blijven moeilijk voor mij. Omdat ik mensen snel eigenschappen toedicht die ze niet hebben. Ik plaats ze op een piëdestal, waar ze dan onvermijdelijk afkletteren. En dan blijf ik bitter en ontgoocheld achter. Door te veel te verwachten heb ik al veel mensen weggeduwd.
Soms voel ik me ook een beetje zielig, omdat ik op mijn vijfenveertigste nog niet in staat ben om voor mezelf te zorgen. Voor heel wat praktische taken, zoals boodschappen en de was, reken ik op Omer, de oude kruisboogschutter uit mijn gedichten die al twintig jaar mijn zorgzame vriend is en binnenkort 91 wordt. We grappen altijd dat ik zijn mantelzorger zou moeten zijn. Maar hij is het die nog altijd mijn rommel opruimt en mij troost wanneer ik weer eens ontredderd ben. Misschien speelt er bij mij ook gemakzucht, zolang ik weet dat Omer er is. Bij mijn moeder lucht ik mijn hart en spreek ik over mijn angsten. Als ze tenminste niet kwaad is op mij over een venijnige Humo-column, zoals deze week.
Na het schrijven ben ik uitgeput. Een blokje rond lopen met de honden is al wat ik dan nog kan. Ik hou veel van die dieren, en misschien zetten zij ook wel een rem op mijn zelfdestructie. Ik fantaseer voortdurend over vluchten naar het buitenland, waar ik een andere identiteit zou aannemen, of van een klif zou springen. Maar voor Bernard en Zohra moet ik dat noodgedwongen uitstellen. Zij moeten wandelen en eten krijgen, en zeker Bernard zou moeilijk kunnen aarden zonder mij. Hij is zeer eenkennig.
De waanzin die bij veel mensen sluimert, heeft soms niet veel nodig.
Schrijft u uw beste werk tijdens een psychotische fase?
Lecompte: Mijn beste werk schrijf ik wanneer ik op de grens zit, in een soort tussenfase. Dan komt alles heel fel binnen, alle kleuren, alle prikkels. Dan lijd ik aan overmoed en grootheidswaanzin, en verbind ik alles met elkaar. Als ik daarna mijn eigen teksten lees, denk ik: donker, maar ook geestig en pervers, net zoals ik het wil. Maar zodra ik dieper in een psychotische fase beland, is wat ik produceer te gek, te onbegrijpelijk, te associatief, te overdadig en te gewelddadig. Ik geniet dan nog van het schrijven, maar ik weet niet of het nog literair interessante teksten zijn. Voorlopig denk ik er niet aan om ze te publiceren.
U gaat er niet van uit dat u ooit volledig herstelt?
Lecompte: Ik denk het niet. Ergens hoop ik ook van niet, want mijn psychoses hebben vruchten afgeworpen: ik ben een gevierd schrijver. Dat zeg ik altijd tegen mijn moeder wanneer zij zich erover opwindt dat ik niet beter voor mezelf zorg. ‘Op professioneel vlak lukt het toch? Ik heb weer fantastisch geschreven vandaag’, zeg ik dan, in al mijn arrogantie. Maar een moeder blijft bezorgd, ook al is haar kind een gevierd schrijver. Het is voor een moeder ook niet fijn om te lezen dat haar dochter soms aan zelfmoord denkt.
Die stemmingswisselingen moeten heel wat mensen toch herkennen, al zijn die bij u dan wat extremer? Waarom lopen mensen weg van psychose?
Lecompte: Ik denk dat het komt doordat mensen psychose associëren met gewelddadigheid. Want als psychose in het nieuws komt, dan gaat het over mensen zoals Kim De Gelder (die in 2009 in een kinderdagverblijf twee baby’s en een kinderverzorgster doodstak, nvdr), of over drugsgerelateerde psychose. Mensen willen er niet aan herinnerd worden dat het ook hen kan overkomen. Nochtans moet iedereen beseffen dat je makkelijk de grens kunt oversteken. Ontslagen worden, een geliefde verliezen… De waanzin die bij veel mensen sluimert, heeft soms niet veel nodig.
Waar komt uw gevoeligheid voor psychoses vandaan?
Lecompte: Voor een stuk moet het genetisch zijn. Schizofrenie, psychose en verslavingsproblematiek zitten in de familie. Dat ik in mijn jeugd trauma’s heb opgelopen, speelt ook mee. En alcohol is een trigger, net als te veel mensen ontmoeten. Sociale contacten doen mij deugd, zolang ik mij hoed voor overprikkeling. Mijn deelname aan De Slimste Mens heeft mij, behalve instantroem, ook een psychose bezorgd. Er kwamen toen meer prikkels op mij af dan iemand ooit had kunnen voorzien.
Uiteindelijk bent u razend populair geworden, tegen wil en dank.
Lecompte: Ja, en die bekendheid blijft bevreemdend. Vaak word ik aangesproken door mensen met psychiatrische problemen. Het verrast mij dat ze dan zeggen dat ze naar me opkijken, terwijl ik zelf vaak het gevoel heb dat ik op de sukkel ben. Ze weten natuurlijk niet hoe mijn persoonlijke leven eruitziet. Ze kennen mijn boeken en zien die als verwezenlijkingen. Wat ze ook zijn, ik wil daar niet vals bescheiden over doen. Maar ik voel me niet ‘het psychotische succes’.
Professor Stijn Vanheule pleit ervoor om psychosepatiënten niet buiten de maatschappij te plaatsen. Deelt u zijn overtuiging?
Lecompte: Zeker. Ik heb de neiging om me op te sluiten tijdens een psychotische fase, maar het is een vicieuze cirkel. Dan word ik zwartgallig en er is niemand om die wanen te corrigeren, waardoor ik nog angstiger en nog meer paranoïde word. De buitenwereld neemt huiveringwekkende, vijandige proporties aan. Sommige mensen worden monsters in mijn hoofd. Terwijl ik, als ik dan op straat even met een buurmeisje spreek, of voor een voordracht moet buitenkomen, merk dat mensen best vriendelijk zijn, en mild. Op zulke momenten slaag ik er dan toch in om aansluiting te vinden. Want mensen begrijpen wel een stuk van mijn kwetsbaarheid en onbeholpenheid, velen herkennen mijn stemmingswisselingen. Na voordrachten word ik trouwens ook aangesproken door geslaagde mensen, of mensen die goed in hun vel zitten, maar toch fijngevoelig en ruimdenkend genoeg zijn om te begrijpen wat er in mijn hoofd omgaat. Dat ik knettergek ben, of er niet bij hoor, is dus iets wat ik mezelf wijsmaak, niet iets wat van buitenaf komt, begrijp ik ondertussen.
Denkt u aan zelfdoding en hebt u behoefte aan een gesprek? U kunt terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be
Delphine Lecompte
1978 Geboren in Gent. Woont in Brugge.
2004 Debuteert met de Engelstalige roman Kittens in the Boiler.
2009 Publiceert haar eerste poëziebundel De dieren in mij, waarvoor ze de C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut wint.
2010-2023 Publiceert een tiental dichtbundels, waaronder Verzonnen prooi, Blinde gedichten, en Vrolijke verwoesting.
2020 Neemt deel aan De Slimste Mens ter Wereld.
2020-nu Schrijft columns voor Humo.
2023 Brengt Wie heeft Delphine Lecompte vermoord en Wilde brieven aan woestelingen uit.
2023 Wint de Louis Paul Boonprijs.