Hoe overleven we de winterblues? ‘We moeten de winter omarmen’
We horen vaak verhalen over de zogenaamde winterblues, maar wat is nu net het verschil met een winterdepressie en waarom lijken we het vaakst getroffen in januari? We vroegen het aan de Amerikaanse gezondheidspsychologe Kari Leibowitz. Dit najaar verschijnt haar eerste boek, How To Winter: Harnessing Your Mindset to Embrace All Seasons of Life.
U doet onderzoek naar ons welzijn in de winter. Hoe bent u daarop gekomen?
Kari Leibowitz: Eerlijk gezegd ben ik er toevallig in beland. Als kind haatte ik de winter. Ik ben opgegroeid in een kleine stad aan de kust van New Jersey. Als je op wandelafstand van het strand woont, is de zomer natuurlijk het leukste seizoen. Ik heb lang een afkeer gehad van de kou en de winter. Dat veranderde toen ik na mijn studie een nieuwe uitdaging zocht en naar Tromsø verhuisde, een stad helemaal in het noorden van Noorwegen.
Om winterdepressie te onderzoeken?
Leibowitz: Inderdaad, vanuit mijn eigen Amerikaanse perspectief dacht ik: het is daar zo koud en donker, er zullen wel veel mensen aan een winterdepressie lijden. Maar dat bleek helemaal niet het geval.
Dat keek u van op?
Leibowitz: Ja. Hoe is het mogelijk dat mensen op een plek als Tromsø minder met winterdepressies te kampen hebben dan de rest van de wereld? De regio ligt zodanig ver in het noorden dat de zon er twee maanden lang niet opgaat. Tot ik daarheen verhuisde, dacht ik dat de winter een deprimerende periode moest zijn omdat ik zelf altijd die ervaring had. Ik heb toen geleerd dat het alles te maken heeft met onze wintermentaliteit. Sindsdien ben ik gefascineerd door de winter.
Wat bedoelt u met wintermentaliteit?
Leibowitz: Ik bedoel onze ingesteldheid over koude en donker. Ik realiseerde me dat dit een treffend voorbeeld is van onze overtuiging dat objectieve omstandigheden bepalen hoe we ons voelen. Maar vaak is onze reactie op die omstandigheden belangrijker. In Tromsø heb ik ervaren hoe mensen een objectief donkere tijd veranderen in een tijd van gezelligheid en vreugde. Het was interessant om te zien hoe onze houding een directe invloed heeft op ons welzijn.
De liefde voor gezelligheid in landen als Noorwegen, Zweden en Finland is geen toeval.
En dat heeft u officieel tot een winterliefhebber gemaakt?
Leibowitz: (lacht) Dat kun je wel zeggen. Door mijn tijd in Noorwegen en de plaatselijke mentaliteit heb ik geleerd om van de winter te houden. Dat had ik nooit verwacht.
Er zijn veel mensen die zeggen dat ze vatbaar zijn voor een winterdepressie. Wat bedoelen ze daar dan mee?
Leibowitz: Ze bedoelen dan eerder iets wat we de winterblues noemen. Het gevoel sneller moe te zijn en minder zin te hebben in sociale verplichtingen. Eigenlijk over het algemeen een gebrek aan motivatie.
Maar dat is geen depressie in klinische zin?
Leibowitz: Nee, een echte winterdepressie is een subcategorie van depressie die een seizoensgebonden patroon vertoont. Om een klinische diagnose voor een winterdepressie te kunnen krijgen, moet je meer dan twee weken lang dagelijks minstens vijf symptomen van een zware depressie vertonen. Dus sterke stemmingswisselingen, schommelingen in eetlust en slaapritme en jezelf verwaarlozen. Ik zal er nooit van uitgaan dat iemand die van een winterdepressie spreekt niet onder die symptomen lijdt, omdat iedereen zijn eigen ervaring het best kan inschatten. Maar ik denk ook dat het ondertussen sociaal aanvaardbaar is om te zeggen dat je onder een winterdepressie lijdt, ook al voldoe je niet aan de criteria.
Waarom gebeurt dat denkt u?
Leibowitz: Onze maatschappij lijkt het moeilijk te kunnen accepteren dat onze stemming en behoefte aan sociaal contact mee veranderen met de seizoenen. We voelen ons in de winter nu eenmaal wat sneller moe en slapen daardoor meer. Dat is een heel normale reactie op die donkere dagen en betekent enkel dat we in harmonie met de winter leven. Misschien hebben we dan ook minder zin in om weg te gaan of te gaan sporten. De conclusie is dan meteen: ‘Ik zal wel depressief zijn.’
Zijn er regio’s waar men bijzonder vatbaar is voor de winterblues?
Leibowitz: Ja, vooral de streken die zich in de middelste breedtegraden bevinden. Daartoe behoren steden zoals New York, Londen en Berlijn. Je zou denken dat er meer gevallen van winterblues zijn op plaatsen waar de winters duidelijk donkerder en harder zijn, maar dat is niet zo. In mijn onderzoek kwam ik uit op deze redenering: als je in extreme weersomstandigheden leeft, kun je niet anders dan je aanpassen. Vandaar dat mensen in het hoge Noorden de strenge winter omarmen.
En hoe doe je dat dan, die winter omarmen? Wat doen mensen in noordelijke gebieden anders dan wij?
Leibowitz: De cultuur is helemaal anders en beter afgestemd op de koude periode. De mensen kleden zich warmer, en de stedelijke infrastructuur is beter voorzien op de koude en de sneeuw, de huizen worden ook efficiënter verwarmd. Die maatregelen werpen hun vruchten af. De mensen die in de meest noordelijke breedtegraden leven, zijn er bovendien meer toe geneigd om hun gedrag en dagritme aan te passen aan de donkere wintermaanden. De liefde voor gezelligheid in landen als Noorwegen, Zweden en Finland is geen toeval. Als je van gezelligheid houdt, zijn duisternis en kou niet langer een probleem maar een kans. Dat noem ik een positieve wintermentaliteit.
Een positieve wintermentaliteit klinkt mooi, maar hoe kunnen wij die mentaliteit aanleren?
Leibowitz: Er zijn een aantal zeer doeltreffende strategieën. Allereerst moeten we de persoonlijkheid van de winter leren waarderen. Misschien kunnen we niet urenlang wandelen of naar het strand gaan maar wel nadenken, ontspannen en het gewoon een beetje rustiger aan doen. Een andere mogelijkheid is om jezelf gewoon af te vragen: ‘Welke kansen heb ik nu die ik anders niet heb? Welke kansen schuilen in de duisternis?’
De winter kan ons leren om vrede te vinden in nieuwe gewoontes en niet bij de pakken te blijven zitten.
Wat voor kansen zijn dat dan precies?
Leibowitz: Op dit moment volg ik bijvoorbeeld een cursus pottenbakken, waar ik in de zomer absoluut geen zin in zou hebben. Ik lees meer boeken, steek hier en daar een kaarsje aan en ben over het algemeen minder geneigd om al mijn tijd te besteden aan het najagen van activiteiten. Picknicken in het park lukt gewoon niet op dit moment en dat is oké.
En verder?
Leibowitz: Ga meer naar buiten, wat voor weer het ook is. Pak je winterjas, duffel je lekker warm in en ga naar buiten. Je in de winter opgesloten voelen kan een zeer negatieve invloed hebben op je stemming. Beweging, bewondering voor de natuur en een portie frisse lucht kunnen al een enorm verschil maken. Als het nat en grijs is, klinkt dat niet bepaald gezellig, maar het verrast me telkens weer hoe energiek ik me daarna voel.
De winter leert ons dus om uit onze comfortzone te stappen?
Leibowitz: Zo kun je het inderdaad bekijken. Het leven confronteert ons met talloze onvoorziene moeilijkheden. We moeten ons leren af te vragen: ‘Waar zie ik kansen? Hoe maak ik hier het beste van?’ Dat is een waardevolle vaardigheid die we heel ons leven meedragen. De winter kan ons leren om vrede in nieuwe gewoontes te vinden en niet bij de pakken te blijven zitten.
In mijn omgeving hoor ik dikwijls dat januari en februari de zwaarste maanden zijn. Waaraan kan dat liggen?
Leibowitz: Ik denk dat januari en februari het moeilijkste zijn omdat het dan zeer donker en koud is. Technisch gezien worden de dagen langer, maar dat voelt helemaal niet zo aan. Voor mij voelt januari vaak donkerder aan dan december. Bovendien kunnen we in november en december uitkijken naar de feestdagen en alle aangename emoties die we ermee associëren. In januari is dat niet het geval.
U gebruikt vaak het woord gezelligheid. Wat houdt dat voor u in?
Leibowitz: Voor mij is gezelligheid het moment waarop je de lichten dimt, je jezelf induffelt en de dag laat voor wat hij is. Gezelligheid houdt het midden tussen geborgenheid en soberheid. De winter nodigt ons uit om samen op zoek te gaan naar gezelligheid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier