Angstexpert Bram Vervliet: ‘Het is gezond om je eigen zorgen te wantrouwen’
Een ongeziene energiecrisis, een gekrenkte kernmacht op oorlogspad en een ontregeld klimaat? Volgens psycholoog en angstexpert Bram Vervliet is het niet gek om vandaag bezorgd te zijn. Maar positief blijft hij wel.
The only thing we have to fear is fear itself. De beroemde woorden van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt staan op de achterflap van Waarom we bang zijn, een glashelder en bijzonder inzichtelijk boek van Bram Vervliet, hoofddocent psychologie aan de KU Leuven.
Het Roosevelt-citaat is goed gekozen. In zijn boek toont Vervliet overtuigend aan dat onze angsten vaak slechte raadgevers zijn. Neem de Amerikaanse reflex na de aanslagen in New York en Washington van 11 september 2001. De angst zorgde ervoor dat miljoenen Amerikanen de auto boven het vliegtuig verkozen. Gevolg: honderden verkeersslachtoffers. Of misschien beter gezegd: vliegangstslachtoffers.
Maar angst is uiteraard niet altijd irrationeel. ‘Ik denk dat mensen vandaag wel goeie redenen hebben om bang te zijn’, zegt Vervliet. ‘Tijdens de jaren negentig was er minder reden tot bezorgdheid dan nu. Al hang het natuurlijk ook af van je perspectief. Iets verder van huis waren de jaren negentig allesbehalve zorgeloos. Denk aan de Balkan, of Rwanda. Dreigingen gedragen zich een beetje als golfbewegingen. Soms, zoals in West-Europa tijdens de jaren negentig, is de dreiging laag. Soms, zoals nu, is er een piek. Je zou kunnen zeggen dat onze relatieve rust van toen voor de eerste keer ernstig verstoord is door de bankencrisis in 2008. Economische schokken hakken heel erg in op het mentale welzijn. Daarvoor bestaan veel indicaties. Tijdens recessies schieten zelfmoordcijfers de hoogte in, en je ziet ook plots meer mensen met chronische pijn, depressies of angststoornissen. Het valt te vrezen dat de huidige energiecrisis een soortgelijk effect zal hebben.
Angst en depressie zijn géén ziektes van de gepamperde middenklasse.
Door de huidige crisis zouden we bijna vergeten dat die ándere grote crisis – de coronapandemie – nog niet voorbij is.
Bram Vervliet: Onlangs zag ik een televisieshow waarin de gasten nog een mondmaskers droegen. Het leek wel een ander tijdperk. Om maar te zeggen: mensen vergeten snel. We vergeten hoe bedreigend die pandemie was, omdat we inmiddels de uitkomst kennen. Zelfs als er straks een zware herfstgolf komt, zal dat niet voor dezelfde paniek zorgen. Omdat we weten wat ons te wachten staat. Dat maakt het minder bedreigend. En natuurlijk speelt ook mee dat we er ondertussen, anders dan op de energiecrisis of de dreiging van een Russische atoombom, greep op hebben. We weten wat we moeten doen om ons te beschermen. Met dank aan het vaccin.
De jaren 1950 en 1960 worden vandaag vaak afgeschilderd als een tijd van zorgeloos vertrouwen in de toekomst. Op dat ogenblik was het aanvoelen blijkbaar anders. Sommigen gewaagden zelfs van een ‘age of anxiety’.
Vervliet: Ongetwijfeld zorgde de snel verbeterende levensstandaard toen voor optimisme. Maar begin jaren vijftig had je ook de Koreaanse Oorlog en de toenemende dreiging van een nucleaire oorlog, die trouwens maar op het nippertje is vermeden. Net als bij de coronapandemie zijn we geneigd dat te ver- geten omdat we de afloop kennen. Daarnaast speelt ook mee dat mensen hun jeugdjaren meestal rooskleuriger inschatten. Voor de meeste mensen was de jeugd een zorgeloze tijd. Als kind werden ze van de boze buitenwereld afgeschermd. Daarbij komt nog dat jongeren van nature minder angstig zijn. Ze zoeken risico’s op. Er is een reden waarom jonge mannen bovenaan staan in zowel de ongevallen- als de criminaliteitsstatistieken.
Mensen vergeten snel. We vergeten hoe bedreigend de pandemie was, omdat we de uitkomst kennen.
Al voor de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne wezen psycholoog Paul Verhaeghe en de psychiaters Dirk De Wachter en Damien Denys op een soort angstparadox: ondanks onze gestegen welvaart, langere levensduur en toenemende veiligheid werden we ongelukkiger en bezorgder. U trekt het bestaan van die paradox in twijfel.
Vervliet: Het gaat over de – overigens breed gedeelde – aanname dat onze materiële vooruitgang zich vertaalde in een mentale achteruitgang. ‘Nooit had de westerse mens het zo goed, nooit voelde hij zich zo slecht’, stelt Verhaeghe. Daar ga ik inderdaad tegenin. Ik zie geen duidelijke bewijzen voor de stelling dat onze samenleving angstiger of ongelukkiger wordt. In hun boeken vind ik wel anekdotes en theorieën, maar geen cijfermateriaal dat die stelling ondersteunt.
De vraag of ‘de samenleving’ zich vandaag beter of slechter voelt dan vroeger is ook niet makkelijk te beantwoorden.
Vervliet: Inderdaad. Om te weten of we pakweg veertig jaar geleden minder angstig waren, zou je een onderzoek uit die tijd kunnen herhalen, maar dan nog beweeg je je op glad ijs. Worden de vragen van toen vandaag op dezelfde manier begrepen? Waren mensen toen even open over hun gevoelens? Toch zijn er een aantal aanwijzingen dat die angstparadox niet bestaat. De meest overtuigende is het onveiligheidsgevoel. Dat was twintig jaar geleden, terecht, een hot topic. Welnu: samen met de criminaliteit is het onveiligheidsgevoel afgenomen, en niet een klein beetje. Vaak hoor je zeggen dat de media, vanwege hun disproportionele aandacht voor criminaliteit, gevoelens van onveiligheid aanwakkeren. Maar is dat ook zo? Blijkbaar gaan mensen bij het inschatten van het reële gevaar toch vooral te rade bij hun eigen ervaringen, en zien ze de dreiging afnemen.
Een andere graadmeter is het aantal mensen dat zich voor angststoornissen en depressie laat behandelen. In Nederland worden die cijfers al sinds de jaren tachtig bijgehouden, en je ziet er een gestage toename. Maar die toename is een logisch gevolg van de bevolkingstoename en de vergrijzing. Als je die factoren wegneemt, blijft het aantal patiënten al vier decennia constant. Ik heb geen enkele betrouwbare, reproduceerbare studie gevonden die iets anders laat zien. Natuurlijk wordt onze samenleving af en toe geconfronteerd met schokken die een grote invloed hebben op ons mentale welzijn. De coronacrisis heeft er bij jongeren ongetwijfeld serieus ingehakt. Net zoals de huidige energiecrisis een grote impact zal hebben op mensen die het al niet zo breed hadden. Wereldwijd zien we dat zulke dreigingen mensen angstig en depressief maken. Maar voor de stelling dat onze welvaart en ons ‘groeiende individualisme’ ons ziek en ongelukkig maken is er geen enkel bewijs. Het is eerder omgekeerd.
De boeken van Verhaeghe en De Wachter verkopen als zoete broodjes. Dat betekent dat ze wél een gevoelige snaar raken.
Vervliet: (denkt lang na) Wie, zoals ik, een optimistisch verhaal brengt, wordt makkelijk weggezet als naïef en oppervlakkig. Een pessimistische boodschap komt diepzinniger over. Bovendien zijn we van nature gevoelig voor boodschappen die wijzen op conflict en gevaar. Dat kan ook best nuttig zijn. Ik probeer mensen ervan te overtuigen dat de wereld steeds veiliger en minder conflictueus wordt. Uit dat optimisme put ik kracht. Maar het is goed dat er ook mensen zijn die een pessimistischer geluid laten horen. Het vooruitgangsideaal heeft ook stemmen nodig die kritisch zijn, op pijnpunten wijzen en ons op die manier inspireren en motiveren om het nog beter te doen.
De ‘pessimisten’ over wie we nu spreken zien beroepsmatig voortdurend lijdende mensen. Misschien vertekent dat de kijk?
Vervliet: Dat kan zeker. Mijn vrouw werkt als klinisch psychologe en zegt het me vaak: ‘Je kunt je niet voorstellen wat er zich allemaal achter de gevels van de huizen afspeelt.’ De vader van een vriend van me was onderzoeksrechter in Antwerpen. Als je zijn verhalen hoorde, begreep je waarom hij zijn dochter niet zorgeloos alleen door de stad liet lopen. Je persoonlijke ervaringen kleuren de blik waarmee je naar de wereld kijkt. Ik ben daarop geen uitzondering. Sinds ik kinderen heb, sta ik bezorgder in de wereld. Toen ik 18 was, lag ik niet wakker van verkeersveiligheid of luchtverontreiniging. Vandaag zijn het twee grote bezorgdheden van me. Tegelijk is het nuttig en gezond om je eigen zorgen en indrukken te wantrouwen. Zeker, verkeersveiligheid en luchtverontreiniging zijn twee belangrijke problemen. Maar laten we ook niet vergeten dat de verkeersveiligheid en de luchtkwaliteit sinds mijn achttiende aanzienlijk verbeterd zijn. Ik vind dat een belangrijk, hoopvol inzicht. Mij geeft dat moed, het laat zien dat we grote problemen wel degelijk kunnen aanpakken. Maar ik begrijp ook dat je mensen nodig hebt die zeggen: luchtvervuiling is nog altijd een groot probleem.
Er is geen enkel bewijs voor de stelling dat onze welvaart en ons “groeiende individualisme” ons ziek en ongelukkig maken.
U vertelde daarnet over het onveiligheidsgevoel, dat samen met de criminaliteit gevoelig gedaald is. Die daling ziet u niet of nauwelijks als het gaat over psychische aandoeningen. Omdat de armoede niet is gedaald?
Vervliet:Er zijn sterke aanwijzingen dat armoede de belangrijkste oorzaak is, ja. De stelling dat angst en depressie welvaartsziektes zijn van de gepamperde betere middenklasse, is in elk geval makkelijk te weerleggen. Neem het cliché van de Waal als sociale levensgenieter. Een beetje tot mijn eigen verbazing ontdekte ik dat het aantal gevallen van depressie in Wallonië dubbel zo hoog ligt als in het rijkere landsdeel. In Nederland, waar de armoedecijfers een stuk lager liggen dan in België, komen minder depressies voor. Zeker, in alle lagen van de bevolking kunnen mensen depressies krijgen. Maar ze komen wel drie keer meer voor bij mensen in armoede. Als we spreken over de verbetering van het mentale welzijn, denken we aan het inzetten van burn-outcoaches op de werkvloer. Daar ben ik natuurlijk niet tegen, maar om de mentale gezondheid van de bevolking te verbeteren is armoedebestrijding de beste maatregel.
Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Wie arm is, is vaak werkloos. Maar werken met een depressie is onmogelijk.
Vervliet: Het is een vicieuze cirkel. Armoede versterkt mentale stoornissen, en omgekeerd zullen die stoornissen de armoede versterken. Ik vind dat een belangrijk inzicht. We denken vaak dat mensen in armoede terechtkomen omdat ze niet rationeel handelen. Ze doen impulsaankopen, of liggen de hele dag in bed. Het is belangrijk om te begrijpen dat dat gedrag een gevolg is van armoede. We zouden allemaal minder rationeel handelen als we in de armoede zouden verzeilen. Maar er is ook goed nieuws. Die neerwaartse spiraal kan ook opwaarts werken. Als je het minimumloon optrekt, maak je het leven wat minder onzeker. Dat verhoogt meteen ook de slaagkans van een psychotherapeutisch programma.
U was lang van plan om uw boek met die boodschap te eindigen. Maar toen las u Voorbij het narratief van neergang van socioloog Mark Elchardus. Wat heeft dat veranderd?
Vervliet: Elchardus ontdekte dat jongeren van armere afkomst minder optimistisch waren over hun toekomst. Dat sloot aan bij wat ik al wist. Maar er is meer. Elchardus toont ook aan dat de verwachtingen mee gekneed worden door je visie op de toekomst. Een jongere die ervan overtuigd is dat de hele maatschappij in verval is, is doorgaans ook minder optimistisch en angstiger over de eigen toekomst. Anders gezegd: verhalen van economische neergang maken jonge mensen bang en neerslachtig, of die verhalen nu kloppen of niet. Dat inzicht bracht me tot een hypothese die verder reikt dan alleen het economische. Misschien gaat het ook over ons mentale welzijn. Mijn persoonlijke indruk is dat wij Vlamingen niet zo’n positief beeld hebben van onze samenleving en haar toekomst. Als ik met mensen praat, gaat het vaak over vervuiling, burn-outs, individualisme, narcisme en materialisme. Je krijgt vaak te horen dat onze samenleving verziekt is. Als ik in een groep vrienden vertel dat het de goeie kant uitgaat met de samenleving, merk ik al snel dat ik alleen sta. Wat betekent dat? Zou het kunnen dat dit pessimisme een invloed heeft op onze mentale gezondheid? Ik weet het, het is speculatie, maar misschien zorgt dat pessimisme bij mensen die al kwetsbaar zijn voor een extra duwtje in de slechte richting?
U vreest een selffulfilling prophecy die De Wachter en Verhaeghe alsnog in het gelijk zal stellen?
Vervliet: Dat is waar ik voor wil waarschuwen. Begrijp mijn boek gerust als een oproep tot een minder pessimistische blik op onze samenleving. Misschien klopt het wel dat we vandaag materialistischer zijn dan vroeger. Ik weet het niet, maar zelfs als het zo zou zijn, ben ik er niet van overtuigd dat dat een drama moet zijn. Je kunt perfect een nieuwe Gameboy willen én bezorgd zijn om andere mensen.
Als ik even aan de kant van de pessimisten mag gaan staan: in de Verenigde Staten is de levensverwachting al een aantal jaren aan het dalen. De vergrijzing bedreigt ons pensioenstelsel. En we hebben het nog niet over de klimaatopwarming gehad.
Vervliet: De klimaatopwarming zet ons het mes op de keel. Maar zelfs in deze kwestie is er reden voor enig optimisme. Ik hoorde onlangs iemand zeggen dat we weten wat we eraan moeten doen, en dat we ook weten dat we dat zullen doen. ‘De enige vraag is: zullen we het tijdig doen?’ Die laatste vraag baart ook mij zorgen. Ik gebruik mijn politieke stem om de druk op de ketel hoog te houden, en ik ben er niet helemaal gerust op.
Maar toch: we gaan naar een economie zonder fossiele brandstof. De Europese Commissie neemt hier, met de Green Deal, de leiding. De technologische ontwikkelingen zullen helpen om het doel te realiseren. Het wordt zelden gezegd, maar we zijn het al even aan het doen. De afgelopen 20 jaar is de Europese economie met 60 procent gegroeid. Tegelijk daalde de CO2-uitstoot met 20 procent.
We zijn als de dood voor verarming. Staat die angst een doortastende aanpak van een abstracter langetermijnprobleem zoals klimaatopwarming niet in de weg?
Vervliet: Het klopt dat langzame veranderingen niet zo snel worden opgemerkt. Wat ik vertelde over de gestage positieve ontwikkelingen – de wereld wordt veiliger, luchtvervuiling neemt af – geldt ook voor de negatieve. Maar je kunt onmogelijk beweren dat we ons vandaag niet bewust zijn van de urgentie van het probleem. Zeker in West-Europa staat het probleem hoog op de agenda. Met dank aan de wetenschap en de klimaatjongeren.
Zeker, in alle lagen van de bevolking kunnen mensen depressies krijgen. Maar ze komen wel drie keer meer voor bij mensen in armoede.
Die ons bang hebben gemaakt.
Vervliet: Angst is op zich geen slechte emotie. Angst heeft ervoor gezorgd dat het verkeer veiliger en de lucht zuiverder is geworden. Angst scherpt onze vindingrijkheid. Het verleden leert dat we al veel grote problemen met onze vindingrijkheid hebben aangepakt. Bij het begin van de twintigste eeuw waren we met 1,5 miljard mensen op de wereld. Gevreesd werd dat de bevolkingsgroei tot extreme hongersnood zou leiden. Vandaag zijn we met 8 miljard, en is er minder honger dan ooit. Zulke succesverhalen halen zelden de media, maar ze doen me wel geloven dat we ook de klimaatopwarming de baas kunnen. Het wordt te weinig benadrukt, maar de wereld zonder fossiele brandstof kan ook echt een mooiere wereld worden. Een wereld zonder diesel- en benzinemotoren is een wereld met minder lawaai. Het is ook een wereld waarin we minder afhankelijk zullen zijn van brandstoffen die we moeten invoeren uit landen waar we niet afhankelijk van willen zijn. En op langere termijn zou deze transitie ons ook minder geld kunnen kosten. Het oppompen en verschepen van fossiele brandstoffen kost handenvol geld. Natuurlijk zijn er ook redenen om sceptisch naar de toekomst te kijken. Ik schreef mijn boek net voor de aanval van Rusland op Oekraïne. Mijn overtuiging dat Europa alleen maar veiliger werd, kreeg even een deuk. De toekomst is niet te voorspellen. Maar het verleden geeft me nogal wat argumenten om optimistisch vooruit te kijken.
U hebt veel vertrouwen in de wetenschap. Tegelijk bent u sceptisch tegenover experts en hun voorspellingen.
Vervliet: Voor de duidelijkheid: ik heb alle vertrouwen in virologen of klimaatwetenschappers, die voorspellingen doen op basis van statistische gegevens. Ik ben wel sceptisch tegenover voorspellingen in het politieke domein. Dezelfde experts die ooit verklaarden dat Rusland Oekraïne nooit zou binnenvallen, hoor je vandaag uitleggen hoe ernstig we de nucleaire dreiging moeten nemen. Er bestaat mooi onderzoek dat laat zien dat verreweg de meeste van die zelfverklaarde experts geen betere voorspellers zijn dan het toeval. De beste voorspellers, zo blijkt, zijn de kleine groep van ‘supervoorspellers’ die zich niet laat leiden door de eigen overtuigingen maar door data. Het is niet raar dat die groep zo klein is. Je eigen overtuiging ter discussie stellen is geweldig moeilijk. Onze overtuigingen vallen samen met onze identiteit. Niet zo veel mensen zijn in staat om die even te parkeren. Je moet de oefening maar eens doen. Stel, jij bent ervan overtuigd dat ongelijkheid slecht is. Als je die overtuiging in twijfel trekt, zal dat pijn doen. Dat komt omdat je opvattingen samenhangen met je sociale identiteit, die voor ons, mensen, heel wezenlijk is. Uiteindelijk geldt dat ook voor onze angsten. Als ik aan de schoolpoort een praatje sla met een andere ouder, zal het al snel over een gemeenschappelijke bezorgdheid gaan. Onze angsten scheppen een band. Ze zijn de smeermiddelen van onze maatschappij.
Bram Vervliet
– 1976: geboren in Leuven
– 2004: doctor in de psychologie (KU Leuven)
– 2006-2010: universitair docent aan Universiteit van Amsterdam
– Was onderzoeker aan de Emory University in Atlanta, UCLA in Los Angeles en Harvard Medical School in Boston
– 2018-vandaag: hoofddocent aan de faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen (KU Leuven)