Pleidooi voor een ambitieuzer klimaatbeleid: ‘Wie nu nog aarzelt, schiet zichzelf in de voet’
Was de COP26 een mislukking? Klimaatonderzoeker Joeri Rogelj nuanceert. ‘Zowel op vlak van maatregelen als van beloftes is er vooruitgang geboekt.’
Met tranen in de ogen verklaarde Alok Sharma half november als voorzitter van de 26e Conferentie van de Partijen van het Klimaatverdrag (COP26) de onderhandelingen voor gesloten. Ze hadden niet gebracht wat men had verwacht, meende hij. Maar voor Joeri Rogelj, een Belgische klimaatonderzoeker verbonden aan het Grantham Institute for Climate Change and Environment in Londen, was de top in Glasgow wel degelijk een stap in de goede richting. ‘Als je verwacht dat zo’n klimaattop alles oplost, dan heb je zeker redenen om ontgoocheld te zijn. Maar als je zo’n top ziet als wat hij is, een samenkomst van bijna tweehonderd landen met elk hun eigen context en doelstellingen, dan is er wel degelijk vooruitgang geboekt. We bevinden ons vandaag in een wereld waarin India, China en Saudi-Arabië klimaatneutraal willen worden. Dat was twee jaar geleden ondenkbaar’, zegt hij. ‘Natuurlijk zijn er ook teleurstellingen. Lang zag het ernaar uit dat de slottekst een belangrijke passage zou bevatten over de financiering van ‘loss and damage’ – het verlies en de schade die nu al geleden wordt door de klimaatcrisis – maar die is op de valreep geschrapt.’
Bepaalde banen zullen verdwijnen omdat ze eenvoudigweg te vervuilend zijn.
Voorzitter Sharma was vooral teleurgesteld in het afgezwakte streefdoel om steenkool uit te faseren als energiebron. Hij wees expliciet China en India met de vinger. Terecht?
Joeri Rogelj: Het klopt dat beide landen ijverden voor een phase down in plaats van een phase out, maar in het algemeen was de verontwaardiging over dat ene woord eerder symbolisch. Het is bewonderenswaardig om het einde van steenkool concreet te maken, maar die discussie vindt plaats terwijl rijke landen stelselmatig tekortschieten in hun beloofde financiële engagementen. Als zij de al in 2009 beloofde honderd miljard dollar per jaar bijeen hadden gebracht om armere landen te steunen in hun klimaatbeleid, dan hadden China en India zich misschien wel een toekomst zonder steenkool kunnen voorstellen.
Het is een andere kritiek op deze COP: hij was niet inclusief genoeg. Terwijl het voor delegaties van Afrikaanse landen moeilijk was om naar Schotland te reizen, stuurde de fossiele industrie een leger lobbyisten dat in aantal iedere andere delegatie overtrof.
Rogelj: Als de fossiele industrie meent dat ze zo veel lobbyisten moet afvaardigen, dan wil dat zeggen dat op zo’n COP toch belangrijke beslissingen worden genomen. Natuurlijk was deze COP uitzonderlijk door covid-19, maar een klimaattop blijft het enige platform ter wereld waarin landen van de G8 of G20 door armere landen ter verantwoording worden geroepen, waar ‘loss and damage’ op tafel ligt en besproken wordt. Het vlakt het machtsonevenwicht tussen de VS en een kleine eilandstaat als Tuvalu niet uit, maar ieder land heeft er ten minste een stem.
Financiering is een steeds terugkerende struikelblok. Ook bij de discussies over ‘loss & damage’.
Rogelj: Vaak is het struikelblok eerder principieel dan financieel. De Verenigde Staten willen het er niet over hebben omdat zij als historische vervuiler bang zijn dat ze herstelbetalingen zullen moeten ophoesten.
Het Grantham Institute maakte een interessante berekening: met een tiende van het budget dat overheden vrijmaakten voor het economisch herstel na corona zou je de opwarming van de aarde onder 1,5 graden Celsius kunnen houden.
Rogelj: Ons onderzoek toonde aan dat het mogelijk is, maar ook dat het belangrijk is om intelligent om te springen met het geld dat we vrijmaken. Spijtig genoeg hebben we in het Emissions Gap Report moeten vaststellen dat het gros van die financiering niet gebruikt is om een transitie op lange termijn mogelijk te maken.
Een gemiste kans?
Rogelj: Absoluut. We hebben zo veel te winnen bij een ambitieus klimaatbeleid.
Afwachten is een vorm van kortetermijndenken dat een regio uiteindelijk in een doodlopende straat duwt.
Dit jaar verscheen een onderzoek naar klimaatangst bij jongeren. Drie vierde van de ondervraagden gaf aan bang te zijn voor hun toekomst.
Rogelj:Klimaatangst en klimaatdepressie leven niet alleen bij jongeren. Ook op het onderzoeksinstituut waar ik werk, krijgt de mentale weerslag van de klimaatcrisis steeds meer aandacht. Mensen zijn zich bewust van de hoogdringendheid en raken ontmoedigd door het gebrek aan daadkracht bij beleidsmakers. Ze voelen zich machteloos. Bij jongeren speelt ook mee dat ze niet kunnen stemmen. Ze missen letterlijk een stem om hun bezorgdheid te uiten. Deel worden van een organisatie, je verbinden met anderen, is een goede manier om die angst te verlichten.
Frans Timmermans, de Europese commissaris voor de Green Deal, wijst er geregeld op dat de klimaatambitie van de Europese Unie verhoogd is dankzij de protesten van de klimaatjongeren. Klopt dat?
Rogelj: Dat landen als China en Saudi-Arabië doelstellingen hebben om tegen 2060 klimaatneutraal te zijn, is geen rechtstreeks gevolg van de jongerenprotesten. Maar onrechtstreeks was er wel een effect. In 2018 verscheen het IPCC-rapport waarin duidelijk stond dat we wereldwijd tegen 2030 de helft van onze uitstoot moeten reduceren om tegen 2050 naar nul te gaan. Enkele weken eerder was Greta Thunberg begonnen met haar staking voor het Zweedse parlementsgebouw. Van daaruit groeide een jongerenbeweging die bijzonder goed geïnformeerd is. Hun eisen resoneerden bij regeringen en bij industriële spelers. Netto nulemissies tegen het midden van de eeuw werden het nieuwe doel. Maar er blijven natuurlijk veel vragen over hoe we die doelstellingen kunnen halen.
De Vlaamse regering blijft erg huiverig staan tegenover wat ze ‘al te ambitieuze klimaatdoelen’ noemt. Beter de lat laag leggen en erover springen dan doelen missen, luidt het devies.
Rogelj:Tja, dat is een drogredenering. Het is voldoende aangetoond dat ambitieuze doelstellingen de nodige innovatie aansporen. Ik ben me er zeer goed van bewust dat een nuluitstoot voor sommige industrietakken bijzonder uitdagend is. Het betekent dat we mensen moeten omscholen, dat we bepaalde activiteiten moeten afbouwen en dat we heel goed moeten nadenken over welke industrie we wel en niet willen of nodig hebben. Bepaalde banen zullen verdwijnen omdat ze eenvoudigweg te vervuilend zijn. Dat vergt visie, een plan en een omkadering. Geen enkele industrie zal zulke belangrijke beslissingen nemen of investeringen doen zonder duidelijk doel. Op Europees niveau is dat er. Wie nu nog aarzelt, zal zichzelf uiteindelijk in de voet schieten.
Afwachten is slecht beleid?
Rogelj: Zonder twijfel. Afwachten is een vorm van kortetermijndenken dat een regio uiteindelijk in een doodlopende straat duwt. Het klimaatprobleem is dringend. We moeten ermee aan de slag. Hoe sneller we dat doen, hoe lager de kostprijs — financieel en in levens. Normaal zijn het de zogenaamde ontwikkelingslanden die meer tijd vragen voor hun klimaatbeleid. Dat een rijke regio als Vlaanderen dat doet, doet vragen rijzen over hoe Vlaanderen zichzelf ziet in Europa en in de wereld.
Joeri Rogelj
— geboren in 1980
— onderzoekshoofd aan het Grantham Institute for Climate Change and Environment aan het Imperial College in Londen
— doet onderzoek naar welke maatschappelijke veranderingen nodig zijn voor een meer duurzame toekomst
— is medeauteur van verschillende klimaatrapporten van de UNEP (het milieuprogramma van de Verenigde Naties) en het IPCC (het VN-klimaatpanel)
Dit is het Jaaroverzicht van Knack 2021
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier