Mobiliteitsexpert Kris Peeters: ‘Mensen denken dat ik auto’s haat, maar dat is niet zo’

Kris Peeters: ‘“Doe nu eens niets”, zeggen mijn kinderen me soms. Ik faal elke keer weer.’ © CARMEN DE VOS
Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Hij weet dat hij meer moet bewegen, maar het gelukkigst is mobiliteitsexpert Kris Peeters in zijn hoofd, waar hij huppelend tussen gedachten de wereld verbetert. ‘Twintig jaar geleden was ik vervelender dan nu.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

Zelden trekt socioloog en mobiliteitsdeskundige Kris Peeters het nog aan, maar voor de foto maakt hij graag een uitzondering. En zo komt het dat de man die ooit de eerste fietsambtenaar van Antwerpen was en die de mens vaak de mantel uitveegt over zijn al te blindelingse aanbidding van blinkende bolides met guitige glimlach poseert in een hemd vol auto’s. Alsof hij als dwarsligger van de normaliteit ook zichzelf graag tegen de haren instrijkt.

‘Nee, toch niet.’ Hij schudt zacht het hoofd wanneer we in zijn tuinkamer zitten, een houten bijbouw die stamt uit de lockdown toen hij een plek nodig had waar hij kon schrijven zonder zijn gezin te hinderen. ‘Het is eerder een vorm van mildheid dan van rebellie of opstandigheid. Alles wat ik bestrijd, zit ook in mij. Ik was een autofreak en dat ben ik nog altijd. Voor ik kon lopen, herkende ik auto’s aan hun geluid. Op mijn achttiende bracht ik mijn zaterdagen door in showrooms van autodealers. Een aantal jaren geleden ontdekte mijn vrouw in de buurt van de camping waar we verbleven een automuseum. Ik bezoek ze graag op vakantie. Toen we er aankwamen, bleek het omgebouwd tot écomusée. Ik moet zeggen: ik was teleurgesteld.’

Alles wat ik bestrijd, zit ook in mij.

‘Mensen denken dat ik auto’s haat, maar dat is niet zo. Ik ben altijd gefascineerd geweest door het fenomeen auto, het autodenken en het automobilisme. Volgens mijn vrouw heb ik gewoon een manier gevonden om mijn guilty pleasure op maatschappelijk verantwoorde manier te kanaliseren. Maar ik ben absoluut een kind van deze tijd. Ik pleit voor vertraging, of beter ‘ontsnelling’. En tegelijkertijd heb ik de neiging mezelf altijd weer voorbij te rennen.’

In Weg van het systeem, uw nieuwste boek dat u tijdens corona schreef, deemstert dat hier en daar door. Het lijkt alsof het coronavirus voor u aan de rem heeft getrokken.

Kris Peeters: Ik ben gered door de lockdown, ja. Ik was weer veel te hard aan het gaan. Vlak na mijn politieke carrière, toen ik na zes jaar mijn schepenambt in Herentals neerlegde, heb ik al eens een burn-out gehad. Niet mentaal, maar fysiek. Ik had geen fijne motoriek meer. Een glas viel uit mijn handen. ’s Morgens kon ik het dopje niet van of op de tandpastatube draaien. Stappen deed pijn. Ik ben er jaren mee bezig geweest om te herstellen. Daardoor herken ik ook de signalen. Als ik dingen begin te vergeten, weet ik hoe laat het is. Wat niet betekent dat ik daar altijd naar luister.

Wat heeft u toen geholpen?

Peeters: Een boek schrijven. Gedurende de zes jaar dat ik schepen was, had ik veel genoteerd. Ik ga trouwens nergens naartoe – niet naar bad, niet naar bed, niet naar buiten – zonder mijn notitieboekje en mijn pen. Dat tekent me wel als mens. Ik heb een constante alertheid want, stel dat ik een boeiende gedachte krijg, dan wil ik die vasthouden. Ook daar wordt mijn gezin soms gek van. ‘Ontspan nu toch eens’, krijg ik geregeld te horen. Dat blijft een opgave. Waardoor dat lichaam na zes jaar bezig zijn, vergaderen, van hot naar her gaan, niet meer mee wilde. Geestelijk was ik niet uitgeblust, ik zat ook niet te suffen in een hoekje, maar alles deed gewoon pijn. Yoga heeft me uiteindelijk geholpen. Ik vertrok met pijn naar de yogales en kwam herboren terug. Heel merkwaardig. Ik ben dat blijven doen, maar sinds corona heb ik de draad nog niet opgepikt. Al voel ik dat het nodig blijft.

U citeert Ignaas Devisch: ‘Onze zelfrealisatie staat in het teken van een gemaximaliseerd leven.’ U meent dat we dreigen door te slaan, dat we veel verliezen door steeds meer te willen. Is het ook zelfkritiek?

Peeters: Heel zeker. Alles wat ik beschrijf dat misloopt in onze samenleving, daar ben ik zelf een voorbeeld van. Het rendementsdenken dat zo centraal staat in onze hedendaagse levens is me niet vreemd. Ik wil altijd het maximum uit mijn dag halen, ga veel te laat slapen, heb snel het gevoel dat ik tijd aan het verliezen ben. Nochtans ben ik een groot pleitbezorger van serendipiteit, van ruimte laten voor toeval. Ik begrijp dat verveling belangrijk is om nieuwe inzichten te krijgen.

© CARMEN DE VOS

Slapen is tijdverlies?

Peeters: Het is een noodzakelijk kwaad. Ik weet dat het niet klopt en dat we het nodig hebben om gezond te blijven, maar tot de allerlaatste seconde van de dag luister ik nog naar podcasts om informatie binnen te krijgen, want wie weet kan ik zelfs mijn slaap nuttig gebruiken? Vroeger was dat anders. Als student verstond ik de kunst te dromen wat ik wilde. Het was alsof ik een dubbelleven leidde. De dag mocht klote geweest zijn, ik had nog de nacht om naar uit te kijken, want ik bepaalde wat gebeurde in mijn dromen. Ik regisseerde ze. Die vaardigheid ben ik kwijt. Maar je kunt mijn neiging om mijn dagen vol te plamuren ook positief interpreteren. Ik ben gewoon snel enthousiast en hou ervan om allerlei onverwachte zaken met elkaar te verbinden, om te wroeten en te vertoeven in de grenszones van mijn eigen vakgebied. Dat is het verhaal van de red monkeys, ken je dat?

Nee.

Peeters: Het is een boekje van een andere Herentalsenaar, Jef Staes. Hij onderscheidt verschillende menstypes. Of je bent een schaap en volgt de kudde, of je bent een red monkey en brengt vernieuwing. In een oerwoud vind je de grootste biodiversiteit aan de rand, waar uitwisseling mogelijk is met andere biotopen. Daar leven de red monkeys. Ik voel me wel een beetje zo’n red monkey. Overal waar ik gewerkt heb, werd ik bekeken als de rare die niet helemaal past in het systeem. Onze samenleving heeft de kwalijke neiging om wat afwijkend is weg te duwen, maar zonder red monkeys geen verandering.

Of vooruitgang?

Peeters: Daar heb ik een dubbel gevoel bij. Mensen beweren graag dat het nog nooit zo goed is gegaan als vandaag. Prima. Maar we hebben ook nog nooit zo dicht bij de afgrond gestaan. Het ene sluit het andere niet uit.

U plaatst in uw boek een groot vraagteken bij dat diepgewortelde vooruitgangsgeloof.

Peeters: Ik citeer daarbij de Duitse historicus Philipp Blom. Hij heeft het over ‘de vijfde narcistische krenking’. Nadat we afscheid hebben moeten nemen van de mens als centrum van het zonnestelsel, als evenbeeld van God, als een en al bewustzijn en als centrum van het heelal, is het tijd om de mens als maat der dingen achter ons te laten. We zijn deel van het leven om ons heen, we staan er niet boven, we zijn er afhankelijk van. Enige bescheidenheid zou ons sieren. Dat is confronterend, en je hebt een rouwperiode nodig om afscheid te nemen van je oude gedachten. Mijn ouders waren de generatie voor wie de sky the limit was. Ze trouwden, bouwden een huis met een kleine garage, voor het geval ze ooit een auto zouden kopen. Vrij snel was die auto er en niet veel later was de garage te klein omdat auto’s almaar groter werden. Wat er gebeurde, overtrof hun dromen. Sinds 1989, maar zeker sinds de burgeroorlog in Joegoslavië, een land dat ik goed kende omdat we er vaak de zomer doorbrachten, heb ik beseft dat de geschiedenis niet automatisch vooruitgaat, dat er terugval bestaat en dat niets definitief verworven is. Dat is een fundamenteel andere manier van in het leven staan.

Kris Peeters, Weg van het systeem, Vrijdag, 286 blz., 25 euro.
Kris Peeters, Weg van het systeem, Vrijdag, 286 blz., 25 euro. © National

Toch voelt het aan als verlies.

Peeters: Als mens kunnen we ons makkelijker voorstellen wat we dreigen te verliezen dan wat we eventueel winnen. Ik merk dat veel mensen te maken hebben met een soort klimaatdepressie. Ik heb daar soms ook last van. Er zijn dagen waarop ik geen nieuws kan horen. Het is belangrijk te analyseren wat foutloopt, maar ook om te benadrukken dat we er iets aan kunnen doen.

Anders hoeft niet slechter te zijn. U verwijst naar onderzoek van antropologe Suzanne Pinker naar wat nodig is om lang en gelukkig te leven.

Peeters: Ze is de zus van vooruitgangsoptimist Steven Pinker, maar staat iets meer met de voeten op de grond. Ze reisde naar verschillende blue zones in de wereld, streken waar mensen vaker dan gemiddeld honderd jaar worden. Volgens Pinker is dat niet te danken aan gezondere lucht, betere voeding, meer slaap, minder alcohol – dat kan allemaal een rol spelen – maar de doorslaggevende factor is de rijkdom van sociaal contact. Mensen houden van mensen, ik ook, mensen hebben mensen nodig en mensen moeten het gevoel hebben dat ze van betekenis zijn. Blue zones blijken hechte gemeenschappen. The village effect, noemt Pinker het en ze schreef er een gelijknamig boek over. Ik vind het fascinerend. Het betekent dat de oplossing van veel van onze problemen zich om ons heen, in de publieke ruimte, bevindt. Maakt die contact en ontmoeting mogelijk, of is ze enkel goed om zo snel mogelijk van punt A naar punt B te gaan?

U nam ontslag als mobiliteitsambtenaar in Antwerpen. Als ik uw boek lees, heb ik de indruk dat de dood van twee zussen op een kruispunt in de Lange Leemstraat er diep inhakte.

Peeters: Over welke vooruitgang praten we als er kinderen moeten sterven? Hoe we de publieke ruimte inrichten kan dodelijk zijn. Niemand wil dat, maar we laten het wel gebeuren. We noemen het gemakshalve een ongeluk, ik noem het een systeemfout. Ik wil en kan dat niet aanvaarden. Ik huiver ervan als men daar cynisch over doet en beweert dat het er nu eenmaal bij hoort. Het hoeft niet zo te zijn. Die overtuiging draag ik al mijn leven lang met me mee. Sommigen zullen me daarom een ambetanterik vinden. Maar wat systematisch fout loopt, moet benoemd worden. Twintig jaar geleden was ik vervelender dan nu. Ik was nog meer overtuigd van ‘zo moet en zal het zijn’. Het ongeduld was groter.

Maken de jaren een mens milder en geduldiger?

Peeters: De sense of urgency is alleen maar groter geworden – niet moeilijk als je de klimaat- en biodiversiteitscrisis in de ogen kijkt – maar paradoxaal genoeg heb ik inderdaad meer geduld. Een mens leert toch wat in het leven. Dat zelden iemand van de eerste keer overtuigd wordt, bijvoorbeeld. Dat er tijd nodig is om nieuwe ideeën te normaliseren. Zaken waarvoor ik vroeger werd weggezet als extremist of dromer of, erger nog, communistische gek, zijn ondertussen aanvaard. Toen ik in 1996 fietsambtenaar in Antwerpen werd, werd ik wat meewarig bekeken. Fietsen was iets voor mensen die geen auto konden betalen. Dat is al lang niet meer zo. Iedereen vindt dat fietsen goed en nodig is. Wat niet betekent dat fietsers de ruimte krijgen die ze verdienen. Vaak legt men fietspaden aan om auto’s vrije doorgang te geven. Maar ik zeg altijd: hypocrisie is een teken van vooruitgang. Verandering begint met taal, met het benoemen van pakweg het belang van de fiets. Dat vertaalt zich niet noodzakelijk in de praktijk, maar je kunt mensen ten minste confronteren met hun eigen woorden.

Overal waar ik gewerkt heb, werd ik bekeken als de rare die niet echt past in het systeem.

U hebt het ook over een goede voorouder zijn, over de aarde beter achterlaten voor wie na ons komt. In uw nawoord voegt u daar iets aan toe. U hoopt dat u een goede ouder bent. Twijfelt u daaraan?

Peeters: Ik heb mijn tekortkomingen. Elk boek dat ik geschreven heb, heeft iets van mijn gezin gevergd. Ik leef dan meer met dat boek in mijn hoofd dan met de mensen om me heen. Ik denk dat ik dat kan verbergen, door te doen alsof ik aandacht schenk, maar ze hebben me altijd door. ‘Je bent er niet’, krijg ik dan te horen. Of: ‘Moet alles wat je doet nuttig zijn?’ Leven is oefenen en blijven oefenen. Het is niet zo dat je na je vijftigste kunt zeggen: ‘Nu weet ik hoe het moet.’ Ik maak in het beste geval andere fouten dan vroeger, en vaak gewoon dezelfde.

U lijkt me meer een mens van het hoofd dan van het lichaam. Of vergis ik me?

Peeters: Ik fiets functioneel en ik loop van de ene naar de andere vergadering. Dat is mijn beweging. Ik zit te vaak aan mijn bureau of hier, in mijn zetel. Het zijn ook de plekken waar ik gelukkig ben. Ik vertoef graag in mijn hoofd. Als ik bezig ben met een boek, lijkt het alsof ik op expeditie ben. Door vragen te stellen, te lezen, op te zoeken, reis ik zonder me te verplaatsen.

U houdt er ook van nieuwe woorden uit te vinden. Is dat deel van dat genot?

Peeters: Ik was me daar niet van bewust tot anderen me erop wezen. Ik speel graag met taal, maar het gebeurt ook uit noodzaak. Als je iets nieuws bedenkt of een ander perspectief naar voren wilt schuiven, bestaan er niet altijd woorden voor en dan is het fijn om dat nieuwe of nog ongekende in een woord te vatten. Koen Kennis, de Antwerpse schepen van Mobiliteit, gebruikt nu geregeld het woord ‘wachtverzachter.’ Ik denk niet dat hij weet dat het van mij komt. Alles wat wachten aangenaam maakt, is een wachtverzachter.

Waarom houden we niet van wachten?

Peeters: Omdat we het als tijdverlies ervaren? Ik ben een slechte wachter. Altijd heb ik een boek mee voor het geval ik ergens moet wachten. Al probeer ik nu wat vaker gewoon te zitten en te observeren. Om goed te schrijven, moet je leren kijken. Als socioloog, vertelde mijn prof sociologie ooit in de les, verveel je je nooit. Je hebt altijd wel mensen en hun bezigheden om te observeren.

Hoe en wanneer komt u tot rust?

Peeters: Door urenlang in bad te liggen. Maar ook dan neem ik een stapel boeken en mijn opschrijfboekje mee. ‘Doe nu eens niets’, zeggen mijn kinderen me soms. Ik faal elke keer weer.

Kris Peeters

– Geboren in 1964 in Herentals, waar hij met vrouw en drie kinderen woont

– Studeerde sociologie en verkeerskunde

– Noemt zichzelf ‘De andere Kris Peeters’ om verwarring met de voormalige minister-president te voorkomen

– Werd in 1996 de eerste fietsambtenaar van Antwerpen

– Was Groen-schepen van Mobiliteit in Herentals in 2000

– Is lector mobiliteit aan de Hogeschool PXL in Hasselt

– Publiceerde in 2000 zijn eerste boek, Het voorruitperspectief

– Weg van het systeem is zijn vierde boek

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content