Luchtkwaliteit in Vlaanderen verbetert maar impact op gezondheid nog steeds aanwezig
De uitstoot in de lucht van verschillende stoffen neemt verder af en ook de luchtkwaliteit verbetert. Hierdoor daalt de gezondheidsimpact door luchtvervuiling, maar deze impact is nog steeds niet te verwaarlozen.
Het verkeer is nog altijd een belangrijke boosdoener. Dat blijkt uit een nieuw rapport, meldt de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
Eerst enkele positieve evoluties: de uitstoot van fijn stof lag in 2019 meer dan 40 procent onder het niveau van 2000. Die van vluchtige organische stoffen daalde tussen 2000 en 2019 met 45 procent en de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) was tegen 2019 bijna gehalveerd ten opzichte van 2000. De uitstoot van zwaveldioxide bedroeg in 2019 minder dan een vijfde van die in 2000. Vlaanderen haalt daarmee alle Europese emissiedoelstellingen, aldus de VMM.
Voorts blijkt dat industrie en de energiesector steeds minder vervuilen. Het plaatsen van filters en de verschuiving naar het gebruik van fossiele brandstoffen met een lager zwavelgehalte, met onder meer de uitfasering van de kolencentrales in Vlaanderen, veroorzaken een lagere uitstoot.
Bij de sector energie ziet de VMM in de periode 2000-2019 een belangrijke emissiedaling van zowel de deeltjesvormige als de gasvormige polluenten. Bij de sector industrie situeert de daling zich vooral bij de gasvormige polluenten, zoals zwaveldioxide, vluchtige organische stoffen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Momenteel is de industrie de belangrijkste uitstootbron van zwaveldioxide (raffinaderijen en staalindustrie) en de meeste zware metalen.
Momenteel zijn de huishoudens (gebouwenverwarming) de belangrijkste uitstootbron van fijn stof en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). Voorts stoken we hout, waardoor er fijn stof en kankerverwekkende stoffen in de lucht terecht komen. Positief is wel dat het verbruik van fossiele brandstoffen zoals stookolie en steenkool daalt.
Het wegverkeer stoot momenteel 87 procent minder fijn stof (PM2.5) via de uitlaat uit dan in 2000 omdat auto’s minder vervuilend geworden zijn. Maar het toenemend aantal wagens en gereden kilometers heft dit voordeel gedeeltelijk op. De niet-uitlaatemissies van fijn stof (PM2.5) van het wegverkeer zijn ten opzichte van 2000 met bijna een vijfde gestegen en vertegenwoordigen nu een groter aandeel in de totale emissies van fijn stof van het wegverkeer dan de uitlaatemissies.
Stikstof
De land- en tuinbouw zijn nog steeds een belangrijke bron van stikstof. Vooral ammoniak uit de veeteelt, maar ook NOx-emissies van het verkeer, veroorzaken verzuring en vermesting en de vorming van fijn stof. De uitstoot van ammoniak door de land- en tuinbouw daalde tussen 2000 en 2007 en bleef daarna eerder stabiel. Omdat de uitstoot van de andere sectoren wel verder afnam, stijgt het relatieve aandeel van de landbouw in de stikstofproblematiek.
De VMM stelt vast dat de algemene luchtkwaliteit in Vlaanderen jaar na jaar verbetert. In 2020 kwam er bovenop deze langetermijntrend ook nog het effect van de coronamaatregelen. Stoffen die hoofdzakelijk aan verkeer gelinkt zijn, zoals zwarte koolstof en stikstofoxiden, daalden nog sterker dan de jaren ervoor.
Voor ozon zag de VMM in 2020 een toename van zowel het jaargemiddelde als de piekwaarden. De jaargemiddelde ozonconcentraties volgen hiermee de stijgende trend van de laatste jaren. Dat is te wijten aan de toename van de mondiale achtergrondconcentraties. De hoge piekwaarden waren een gevolg van de intense en lange hittegolf in augustus 2020.
De VMM besluit dat de gezondheidsimpact wel daalt maar nog steeds niet verwaarloosbaar is. Fijn stof, stikstofdioxide en ozon zijn de drie stoffen met grootste gezondheidsimpact in Vlaanderen en leiden nog steeds tot vroegtijdige sterfte.
Het aandeel van de bevolking dat aan te hoge jaargemiddelde concentraties fijn stof (PM2,5) wordt blootgesteld, neemt verder af. Momenteel gaat het wel nog over ongeveer 60 procent van de Vlaamse bevolking. Voor ozon woont niemand in een regio met voldoende lage concentraties. Modellen geven aan dat er heel lokaal nog te hoge NO2-concentraties kunnen voorkomen.