Luc Van Gorp (CM): ‘Wanneer zullen we eindelijk inzien dat het leven niet in stijgende lijn gaat?’
In zijn nieuwe boek laakt CM-voorzitter Luc Van Gorp onze onstuitbare drang naar meer en beter, die volgens hem tot de pandemie heeft geleid. ‘We moeten het idee loslaten dat elk mankement kan en moet worden hersteld’, zegt hij. ‘Zowel in de gezondheidszorg als in de rest van de samenleving.’
‘De mens zal nooit perfect zijn, net zoals de samenleving geen perfectie kan bereiken. Maar toch blijven we dat nastreven. Alles moet altijd sneller, beter en efficiënter. Met alle gevolgen van dien’, zegt Luc Van Gorp, voorzitter van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten, kortweg de CM. In zijn nieuwe boek Mensenmaat – Een pleidooi voor imperfectie beschrijft hij hoe de traditionele pijlers van de samenleving, zoals het onderwijs, de gezondheidszorg, de kerk en de politiek, almaar meer zijn afgebrokkeld doordat ze krampachtig aan het ideaalbeeld van de perfecte mens in de perfecte wereld blijven vasthouden. ‘Vorig jaar zaten bijna 460.000 Belgen thuis omdat ze langdurig ziek zijn en ongeveer 1,2 miljoen mensen slikt antidepressiva. Zelfs degenen die het op het eerste gezicht wel goed doen, ervaren zo veel druk dat ze het gevoel hebben constant tekort te schieten’, zegt hij. ‘Dat komt doordat alles wat we doen tegenwoordig in een lineair levensmodel moet passen: we zien het leven als een stijgende lijn. Dat klopt natuurlijk niet, want een mensenleven bestaat uit ups en downs. We gaan van A naar B naar C naar D, om dan op een bepaald moment weer bij A te beginnen. Ons leven verloopt dus circulair, maar toch worden we in een lineair samenlevingsmodel gedwongen.’
Eigenlijk heb ik geen idee waar we in de toekomst genoeg kwaliteitsvolle zorgverleners zullen vinden.
Vandaar uw pleidooi om imperfecties te leren aanvaarden?
Luc Van Gorp: Als we vandaag met imperfectie worden geconfronteerd, moet dat zo snel mogelijk worden verholpen. Zoals een lekke fietsband: als je die plakt of zelfs meteen vervangt, is hij weer perfect. Dezelfde evolutie is ook in de gezondheidszorg doorgedrongen: is je hart kapot, dan krijg je gewoon een nieuw. Natuurlijk is het positief dat zulke dingen technisch kunnen, maar is die mens met dat nieuwe hart ook gelukkig? Daar hebben we amper aandacht voor. Mankeert er iets aan je lichaam, dan wordt dat gerepareerd en meteen daarna word je geacht om weer perfect gelukkig te zijn. Zo werkt het natuurlijk niet.
Patiënten verwachten toch in de eerste plaats dat een arts hen geneest?
Van Gorp: Sterker nog: ze eisen dat. De meeste mensen geloven haast onvoorwaardelijk in de onbegrensde mogelijkheden van de geneeskunde. Worden ze niet meteen weer beter, dan zijn ze bereid om een andere behandeling uit te proberen. En als ook die niet aanslaat, is er altijd nóg een andere mogelijkheid. Patiënten laten dat allemaal gebeuren omdat ze er rotsvast in geloven dat het uiteindelijk wel zal lukken. Terwijl sommige problemen gewoon niet op te lossen vallen.
U schrijft dat uw visie op gezondheidszorg onder meer door Friedrich Nietzsche is geïnspireerd. Niet meteen de filosoof die je zou verwachten in het boek van iemand die ooit aan een priesteropleiding is begonnen.
Van Gorp: Dat vonden ze aan de faculteit Theologie destijds ook toen ik aankondigde dat ik mijn scriptie over hem wilde maken. (lacht) Als verpleegkundige werd ik vaak met lijden geconfronteerd en dat is bij uitstek een nietzscheaans thema. In zijn werk heeft hij het vaak over kleine versus grote gezondheid. Kleine gezondheid is de drang om alles te willen beheersen, zelfs de dingen waar we geen vat op hebben. Het is een systeem dat ernaar streeft om alle tegenslagen te voorkomen, alle defecten te repareren en alle mislukkingen te vermijden. Grote gezondheid, daarentegen, gaat ervan uit dat elke mens kwetsbaarheden heeft en dat zijn kracht in het aanvaarden van die kwetsbaarheid schuilt.
U vindt dat we moeten leren aanvaarden dat we soms niet meer beter kunnen worden?
Van Gorp: Soms bereikt een mens nu eenmaal het punt waarop de geneeskunde niet meer kan helpen. Zelf heb ik al jaren tinnitus aan mijn rechteroor. In het begin heb ik een heel traject doorlopen om ervan af te raken, want ook ik was ervan overtuigd dat ze me uiteindelijk wel zouden kunnen genezen. Maar niets hielp. Op den duur werd ik zelfs zieker van de zoektocht naar een oplossing dan van de tinnitus zelf. Elke nieuwe doktersafspraak zorgde al op voorhand voor spanning. Uiteindelijk heb ik me erbij kunnen neerleggen dat die piep in mijn oor nooit meer zou verdwijnen en een deel van mijn leven zou worden. Was ik me op dat probleem blijven focussen en op een oplossing blijven hopen, dan zou ik vandaag minder gelukkig zijn geweest.
Hoe komt het volgens u dat zo veel artsen het nog altijd heel moeilijk vinden om te aanvaarden dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden van de geneeskunde?
Van Gorp: Ook zij zitten vast in dat lineaire denken: als er een probleem is, moet dat worden opgelost. Is er dus een medische behandeling mogelijk, dan wordt die ook uitgevoerd. Zonder dat men zich afvraagt of de patiënt daar echt beter van wordt. Ons gezondheidszorgsysteem is er vandaag vooral op gericht om mensen zo oud mogelijk te laten worden. Vandaar dat er nog altijd veel levensverlengende behandelingen worden opgestart die onnodig en vaak zelfs niet nuttig zijn. Daardoor worden patiënten steeds vaker in een toestand gebracht waarin ze geen kwaliteit van leven meer ervaren. Terwijl levenskwaliteit altijd het uitgangspunt zou moeten zijn, maar zo zijn de meeste zorgverleners niet opgeleid.
Twintig jaar na de invoering van de patiëntenrechtenwet wordt nog altijd te weinig rekening gehouden met wat de patiënt zelf wil?
Van Gorp: Inderdaad. Nog niet zo lang geleden woonde ik een uiteenzetting bij voor een groep studenten geneeskunde, kinesitherapie en andere zorgberoepen. Er werd hun gevraagd of ze vinden dat de patiënt zelf aanwezig moet zijn bij een multidisciplinair overleg over zijn situatie. Meer dan de helft van de studenten vond van niet. ‘Dat krijg je in een ziekenhuis toch niet georganiseerd?’ reageerden ze. In hun ogen was dat reden genoeg om dan maar in de plaats van hun patiënt te beslissen. Ik was totaal verbouwereerd.
Schort er dan iets aan de zorgopleidingen?
Van Gorp: Zelf heb ik als verpleegkundige een erg technische opleiding gekregen. Over het grote belang van de zorgrelatie met je patiënten, werd veel minder gesproken. Zoveel jaar later is er nog niet zo heel veel veranderd. Zorgopleidingen zijn nog altijd te eenzijdig op de technische en klinische component gericht. Terwijl zorg natuurlijk veel meer is dan dat. Het is belangrijk dat elke zorgverlener, van arts tot verpleegkundige, zorgkundige of kinesitherapeut, zich ook echt in de bewoners of patiënten leert inleven.
U schrijft in uw boek dat sommige zorgverleners niet op hun plaats zitten. Technisch leveren ze goed werk, maar er schort iets aan de manier waarop ze met patiënten omgaan.
Van Gorp: Dat klopt. Al ben je technisch nog zo goed, als je niet op de juiste manier met de bewoners of patiënten omgaat, kan er van een echte zorgrelatie geen sprake zijn. Het is belangrijk om naar hen te luisteren en een empathisch vermogen te ontwikkelen. Daartoe moet je je kunnen openstellen en inleven, maar dat is niet iedereen gegeven. Een roeping durf ik het niet te noemen, maar je moet toch echt wel gedreven zijn om in de zorg aan de slag te gaan.
Dat is toch problematisch, aangezien het tekort aan verpleegkundigen en zorgkundigen de komende jaren alleen maar zal toenemen?
Van Gorp: Inderdaad. Een zorgberoep is een zware en veeleisende job, die – ondanks het applaus en de toegenomen aandacht sinds het begin van de coronacrisis – nog altijd zwaar ondergewaardeerd wordt. En zoals gezegd is ook niet iedereen er geschikt voor. Eigenlijk heb ik geen idee waar we in de toekomst genoeg kwaliteitsvolle zorgverleners zullen vinden. Ik hoop in elk geval niet dat we evolueren naar een systeem waarin mensen, naar analogie van de legerdienst, verplicht zullen worden om zulke taken op te nemen. Dat zou niet werken. Maar misschien moeten we ons niet zozeer afvragen waar we al die mensen zullen halen, maar wel waaróm er zo veel extra zorgverleners nodig zijn.
Omdat zowel de bevolking als het zorgpersoneel vergrijst?
Van Gorp: Ja, maar ook omdat het gezondheidssysteem tekortschiet. Als we verdergaan op de manier waarop we de zorg vandaag organiseren, zullen we niet alle zorgvragen kunnen blijven opvangen. De doorgedreven professionalisering, waarbij we de zorg voor onze kinderen, ouders en familieleden steeds meer aan professionals overlaten, is geen duurzaam model. Als we ons gezondheidssysteem overeind willen houden, zullen we het ook op dat vlak fundamenteel moeten hervormen.
Er is de voorbije jaren toch al heel wat bijgestuurd?
Van Gorp: Dat waren geen fundamentele hervormingen. Meer dan een eeuw na de dood van Nietzsche is de gangbare visie op gezondheid nog altijd dezelfde. Dat blijkt duidelijk uit de financiering van het systeem. Van de 45 miljard euro die ons land jaarlijks gemiddeld aan de gezondheidszorg besteedt, gaat maar 2 procent naar preventie. Meer dan 30 miljard is voor curatieve zorg bedoeld: de behandeling van zieke mensen. Nochtans weten we dat elke euro die we in preventie investeren zich minstens twee keer terugverdient. En dan heb ik het nog niet over de geestelijke gezondheidszorg, waar ondanks recente inspanningen nog altijd te weinig middelen naar gaan. Het wordt steeds duidelijker dat het zo niet verder kan. We hebben het status quo al veel te lang aanvaard.
Voor het eerst in mijn carrière is er een minister van Volksgezondheid die zijn handen vuil durft te maken.
Een logge tanker als de gezondheidszorg van koers doen veranderen vergt heel wat politieke moed. Is die er vandaag?
Van Gorp: Op federaal niveau hebben we voor het eerst in mijn carrière een minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die zijn handen vuil durft te maken. Frank Vandenbroucke (Vooruit) kent de sector niet alleen goed, hij heeft ook al een hele weg afgelegd en als politicus heeft hij niet zoveel meer te verliezen. Hoopgevend is ook dat we er voor de allereerste keer in zijn geslaagd om binnen het Riziv een meerjarenbegroting op te stellen die op duidelijke gezondheidsdoelstellingen is gebaseerd. Zonder sterke minister was dat niet mogelijk geweest.
Nochtans bent u in uw boek allesbehalve mals voor de politiek.
Van Gorp: Als ik kritisch ben voor de politiek zoals die vandaag wordt bedreven, dan heb ik het vooral over het systeem. Voor veel politici heb ik respect. Maar net zoals in de gezondheidszorg en de kerk, fnuikt het systeem de creativiteit en de inzet van degenen die erin werken. Politici die durven toe te geven dat de perfecte samenleving een onbereikbaar ideaal is, vinden vandaag amper gehoor.
U schrijft dat de kerk kampt met een groot tekort aan inspirerende leiders die de nodige competenties hebben om een vernieuwend verhaal te schrijven. Geldt dat ook voor de politiek?
Van Gorp: Volgens mij wel. We hebben politieke leiders nodig die mensen mee kunnen nemen in een verhaal dat niet altijd populair is maar wel geloofwaardig. Mannen en vrouwen die hun plannen niet laten varen omdat ze denken dat er geen draagvlak voor is, zoals nu zo vaak gebeurt. Frank Vandenbroucke maakt zich vandaag bijvoorbeeld niet populair met de coronamaatregelen, want die zijn allesbehalve leuk. Maar toch slaagt hij erin om het vertrouwen van de bevolking te krijgen.
Gelooft u dat de coronacrisis voor de ommekeer kan zorgen waar u voor pleit?
Van Gorp: De pandemie leert ons in elk geval dat niets doen geen optie meer is. Nu al weten we ongeveer hoe de crisis is kunnen ontstaan, net zoals we weten waarom zoveel mensen depressief zijn of een burn-out hebben. Toch benoemen we het echte probleem nog altijd niet.
Moeten we het virus daarvoor niet eerst overwinnen? Vandaag hebben beleidsmakers hun handen nog vol aan het bijsturen van de veiligheidsmaatregelen en de vaccinatiecampagne.
Van Gorp: Op dit moment is het ook absoluut noodzakelijk om op die vaccinaties te focussen, maar als samenleving moeten we ons de vraag stellen of dat op termijn wel the way to go is. Ik weet niet of ik me voor de rest van mijn leven systematisch wil laten vaccineren om ziekten die nog zullen opduiken voor te kunnen zijn. Dat is in elk geval niet wat ik onder preventie versta. Als we alleen inzetten op veiligheidsmaatregelen en vaccinaties, proberen we het probleem weer louter symptomatisch te beheersen. We moeten een stap vroeger in het proces ingrijpen en omstandigheden creëren die voorkomen dat ziektes zoals covid-19 kunnen opduiken. Er is immers een duidelijke oorzaak voor het feit dat het virus bij de mens is binnengekomen. Ons ongebreidelde streven naar meer, vanuit een lineair denken, heeft het in staat gesteld om zich massaal en razendsnel over onze planeet te verspreiden. Als we op die lijn blijven doorgaan en vasthouden aan het idee dat we steeds meer economische groei kunnen afdwingen, zullen er nog meer dergelijke crisissen volgen en organiseren we op den duur de vernietiging van de mens.
Toch ben ik hoopvol – hoe paradoxaal dat ook mag klinken. De jongere generatie heeft al veel minder de neiging om alles te willen beheersen. De dochter van mijn schoonzus gaat na de middelbare school bijvoorbeeld samen met haar vriendje een jaar rondreizen. Daarna zullen ze wel zien wat ze doen. Zoiets past totaal niet in het lineaire levensmodel waarbij je meteen na de school verder gaat studeren en vervolgens een job zoekt. Doordat steeds meer jonge mensen dat model loslaten, zullen we op den duur een nieuwe wereldorde krijgen. Al voor de pandemie zag ik de eerste kiemen van verandering, en vandaag heb ik echt het gevoel dat er een nieuwe wereld opborrelt.
Luc Van Gorp
– 1966: geboren in Mortsel
– Bachelor in de verpleegkunde
– Bachelor in de filosofie
– Master in de theologie
– 1995-2001: leraar aan de verpleegopleiding van Regina Mundi in Genk
– 2002-2015: hoofd van het departement gezondheidszorg van de Katholieke Hogeschool Limburg (UCLL)
– 2008-2015: voorzitter van het Wit-Gele Kruis Vlaanderen
– Sinds 2015: voorzitter van de Christelijke Mutualiteiten (CM)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier