Kwetsende kunst: als hij maar geen orkestmuzikant wordt
Kunstenaars vallen tussen de plooien van de gezondheidszorg. Ze houden hun kwalen liever verborgen, maar zijn ook met te weinig om op veel medische belangstelling te kunnen rekenen. Maar er is hoop.
Frommellippen aan de trombone, kuitkramp achter het drumstel, lipallergie aan de trompet, schoudermiserie met de viool. Het zijn typische ‘artiestenaandoeningen’, waarmee de meeste mensen en jammer genoeg vele artsen allerminst vertrouwd zijn. In West-Europa bestaan er slechts enkele centra waar kunstenaars met gezondheidsproblemen terechtkunnen bij hulpverleners met kennis van zaken, en dan gaat het meestal over een beperkt aantal klachten.
Gelukkig voor hen neemt de aandacht toe. Onlangs ging Antwerp HeArts van start, een multidisciplinair samenwerkingsproject van de Universiteit en het Universitair Ziekenhuis Antwerpen voor kunstenaars met gezondheidsproblemen.
Twee van de initiatiefnemers zijn niet toevallig zelf muzikanten. Professor doctor Nathalie Roussel speelt fluit, haar collega professor dokter Paul Van Royen piano en vroeger klarinet. Maar ook vanuit hun medische achtergrond hadden ze al geruime tijd contact met kunstenaars. Roussel deed als kinesitherapeut onderzoek bij dansers van het Antwerpse conservatorium. Momenteel volgt ze onder andere performers van het ensemble van Jan Fabre op. Van Royen, decaan van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, kreeg in zijn huisartspraktijk in Antwerpen al jaren kunstenaars van alle strekkingen over de vloer. Hun samenwerking in Antwerp HeArts is dus een logische voortzetting van wat hen al lang fascineert.
Eenzijdig
Roussel begreep aanvankelijk niet waarom dansers zo vaak last hebben van lage rugpijn. Hun perfecte lichaamscontrole zou hen daar toch tegen moeten beschermen? Maar dat bleek fout. Roussel: “Dansers bewegen veel, maar vrij eenzijdig, volgens dezelfde danspatronen. Een evenwichtig lichaam interesseert hen weinig. De focus ligt in hun wereld bijna exclusief op het artistieke van hun bewegingen. Balletdansers maken pointes (dansen op de tippen van de tenen, J.E. ) en kunnen hun been stokstijf houden. Maar vraag hen langzaam te hurken, en hun knieën gaan wapperen. Ze stabiel houden, lukt niet, wat inhoudt dat er iets mis is met hun spieren. Maar daarover stellen ze zich geen vragen.”
Hun uithouding is ook vaak een probleem. “Een paar jaar geleden lieten we enkele dansers even lopen, en ze waren totaal uitgeput. Vreemd, want hun uitvoeringen zijn fysiek behoorlijk zwaar. Elke sporter zou zich daar vragen bij stellen. Zij niet. De score voor lichaamscontrole in ons onderzoek bleek uiteindelijk een voorspellende waarde te hebben. Hoe slechter dansers scoorden, hoe meer risico ze liepen op kwetsuren. We zetten een preventief programma met aangepaste training op, en dat werkte. Het risico op blessures neemt af. Het positieve nieuws wordt doorverteld en dat stemt ons gelukkig.”
Het besef groeit dat uitvoerende kunstenaars een gezond en evenwichtig lichaam nodig hebben om topprestaties te kunnen leveren
Nieuwe wind
“We merken inderdaad dat er een nieuwe wind opsteekt”, zegt Paul Van Royen. “Het besef groeit dat uitvoerende kunstenaars een gezond en evenwichtig lichaam nodig hebben om topprestaties te kunnen leveren. We zien de eerste bewegingstrainingen opduiken in de opleidingscentra, die zich toespitsen op de praktijk. Kunsthuizen en conservatoria zetten bewustmakingscampagnes op die wijzen op het belang van beweging en gerichte fysieke training. Bij jongeren slaat dat behoorlijk aan. De oudere generaties zitten nog te veel vast in hun oude denkpatronen, en zo ontstaan misverstanden. Bijvoorbeeld als een choreograaf zijn dansers ‘krachttraining’ verbiedt uit angst voor te veel spiermassa, terwijl de voorgeschreven oefeningen daar helemaal niet toe leiden.”
Te weinig inzicht speelt ook mee. Veel orkestmuzikanten met nek- en rugklachten focussen bijvoorbeeld uitsluitend op hun stoel, in de overtuiging dat daar de oplossing schuilt voor hun miserie. “Al de rest verdwijnt naar de achtergrond, terwijl die stoel slechts 1 factor is tussen zovele andere”, merkt Roussel op. Toch is het begrijpelijk, want orkestmuzikanten slijten veel uren op die stoel. Helaas bewegen ze in hun vrije tijd ook weinig, onder meer omdat ze niet weten waarom beweging zo belangrijk is voor hen. Niemand vertelt hen dat je met een betere fysieke conditie meer aankunt. Dat de belastbaarheid van je hele lichaam erdoor toeneemt.”
Psychische druk
De kunstwereld gaat gebukt onder nog wel meer kwalen, zoals de bijna universeel verspreide opvatting dat een goede kunstenaar moet afzien voor zijn kunst. Dat je pas een echte kunstenaar bent als je op leven en dood worstelt met wat je wilt uitdrukken. Dat denkbeeld vergiftigt het bestaan van veel uitvoerende kunstenaars. Roussel: “Dansers en muzikanten moeten veel oefenen, maar lichamelijke ongemakken maken hun prestaties er niet beter op. Integendeel zelfs. Constant door je grenzen gaan en de pijn verbijten, is nooit goed. Sporters beseffen dat goed, maar in de kunsten is dat inzicht nog altijd niet diep doorgedrongen. Onderschat ook de psychische druk niet waaraan kunstenaars blootstaan. Ze willen telkens een perfecte uitvoering neerzetten, maar iedereen zit er bovenop en bij de minste fout krijgen ze kritiek. Je zou van minder podiumangst krijgen.”
Het probleem voor artiesten met gezondheidsklachten is dat de oorzaak en de gevolgen ervan niet altijd onmiddellijk duidelijk zijn. Een acute klacht heeft dat voordeel wel: met een gescheurde kruisband kun je niet dansen, punt. Maar een violist met wat schouderirritatie kan wel nog repeteren en spelen, stilletjes hopend dat de ellende spontaan zal verdwijnen. Om de klachten te verzachten, wijzigt hij zijn houding misschien wat. Gaandeweg kan hij bepaalde spieren en gewrichten op een manier belasten dat ze op hun beurt opspelen.
Stug doorbijten
“Vergeet ook niet dat veel kunstenaars kleine zelfstandigen zijn voor wie geldt: geen opvoering, geen inkomen”, zegt Paul Van Royen. “Ze kunnen hun contract kwijtraken als ze niet opdagen. Die mentale druk drijft hen ertoe door te bijten, vaak tot ze finaal tegen de muur knallen. Dikwijls is het oorspronkelijke ongemak tegen dan uitgegroeid tot een complex chronisch probleem waarvan je ook als therapeut het begin en het einde niet meer ziet. Het gaat om een geheel van klachten: oncontroleerbare bewegingen, krampen, rare sensaties in verschillende lichaamsdelen, spookbeelden in het hoofd, constante pijn, verlies van zelfvertrouwen, moeilijkheden met de partner, podiumangst, enzovoort. Zoiets kun je alleen met een multidisciplinaire en planmatige aanpak oplossen, waarin zowel de eerste lijn en huisartsen als specialisten een rol spelen.”
Veel problemen zouden waarschijnlijk een pak makkelijker opgelost raken als de artiesten sneller professionele hulp zouden zoeken.
Uitdaging
Dat Roussel en Van Royen vooral over dansers en muzikanten spreken, is deels toeval, deels een gevolg van het eenvoudige feit dat die groepen een groot deel van hun klantenbestand uitmaken. Maar het Antwerpse expertisecentrum wil alle soorten kunstenaars helpen, van zangers over beeldhouwers tot schilders en circusartiesten.
Ondertussen sleutelen ze aan hun expertise. Zo kregen ze onlangs enkele blazers met longproblemen over de vloer. “We tasten nog in het duister”, zegt Van Royen. “De longarts denkt aan overdruk in de longen, maar daar lijkt medisch nauwelijks iets over geweten. Een andere mogelijkheid is een stoornis van het middenrif, de centrale spier voor de ademhaling. Als je daar de controle over verliest, wordt beheerst blazen en een instrument bespelen zowat onmogelijk. Maar we weten niet hoe we dat moeten testen. Je ademspieren werken totaal anders bij het bespelen van een blaasinstrument dan wanneer je gewoon in- en uitademt.”
Andere problemen zijn gelukkig makkelijker op te lossen. Zoals dat van blazers met een allergie voor metalen in het mondstuk van hun instrument. Soms is de enige oplossing een speciaal gegoten vervangstuk in goud of zilver, maar dat kost dan weer een fortuin…
En toen weigerden de lippen…
Het zal je maar overkomen. Op zijn 46e, ruim 36 jaar nadat hij de eerste geluidjes uit zijn trombone perste, liep het mis voor Mark Weinel bij het orkest van de opera. Een zeldzame beroepsziekte maakte spelen onmogelijk.
Op een dag doen de lippen van Mark Weinel niet meer wat hij wil. Er klinken valse noten. Aanvankelijk maakt hij zich niet ongerust. Vermoeide spieren, met wat rust zal het wel overwaaien, denkt hij. Dat doet het niet. Meer repeteren, brengt evenmin beterschap. Zelfs eenvoudige tonen vormen lukt niet meer, omdat hij de onwillekeurige spasmen in zijn lippen niet onder controle krijgt.
Weinel weet wat hem parten speelt. Een ex-collega had dezelfde klachten en kreeg de diagnose embouchuredystonie*. Voor de behandeling kon hij kiezen tussen bètablokkers, liprevalidatie of botox, maar na enkele jaren experimenteren was hij er moedeloos mee gestopt. De neuroloog stelt Weinel vele jaren later dezelfde behandelingen voor, of, heel nonchalant, een overstap naar een ander instrument.
Stilaan groeit het besef dat de geneeskunde het probleem wel kent, maar er geen oplossing voor heeft.
Weinel voelt zich gekwetst en onbegrepen. Hij stapt op bij de neuroloog en zet zijn zoektocht voort. Via het internet komt hij terecht bij artsen in Duitsland, Spanje, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Nederland… Hij ziet alternatieve therapeuten, consulteert bekende trombonespelers, enzovoort. Ze bieden hem een oplossing aan, maar de vorderingen zijn telkens miniem en kortstondig. Stilaan groeit het besef dat de geneeskunde het probleem wel kent, maar er geen oplossing voor heeft. Zeven jaar later staat Weinel nog even ver als in het begin: nergens.
Gelukkig voor hem wordt zijn aandoening erkend als beroepsziekte, zodat hij er financieel niet helemaal onderdoor gaat. Dat de opera hem blijft steunen, waardeert hij enorm. Wanneer ze daar voorzichtig suggereren een overstap naar een andere job te overwegen, ziet hij er de zin van in, hoe pijnlijk het ook is. Toch geeft Weinel niet op. Hij hoopt nog altijd een therapeut te vinden die hem kan helpen, zodat hij weer kan doen wat nog altijd zijn levensdroom is: trombone spelen.
* Embouchure: het mondstuk van een blaasinstrument, maar ook de specifieke aanzet met de lippen op dat mondstuk. In het Vlaams vaak verbasterd tot ‘ammezuur’. Dystonie: een verstoorde spierspanning en -coördinatie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier