Komt er een golf van herbesmettingen van covid-19 op ons af?
De reeds bekende coronavirussen, die onschuldige verkoudheden veroorzaken, infecteren de mens met de regelmaat van de klok. Het lijkt er op dat SARS-CoV-2 zich op eenzelfde manier zal gedragen. Wetenschappers melden immers wereldwijd bijna dagelijks nieuwe met labotesten bevestigde herbesmettingen van covid-19.
Een van de mysteries van het nieuwe coronavirus is hoe lang het immuunsysteem ons beschermt na een infectie. Omdat SARS-CoV-2 nog maar recent onder de mens is, staat het onderzoek naar covid-immuniteit in zijn kinderschoenen. Daarom grijpen wetenschappers graag terug naar wat ze al kennen en wat het meest overeenkomt met SARS-CoV-2, zoals de vier al langer bekende coronavirussen (HCoV-NL63, HCoV-229E, HCoV-OC43 en HCoV-HKU1).
Uit een onderzoek (niet peer-reviewed) van de Nederlandse instelling Amsterdam UMC blijkt dat het vaak ‘alarmerend kort’ duurt voordat mensen een tweede keer besmet raken met een coronaverkoudheid. ‘Het is waarschijnlijk dat voor het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2 exact hetzelfde geldt’, zo schrijven de wetenschappers. ‘Juist omdat de virussen onderling sterk verschillen en we voor alle virussen hetzelfde resultaat vinden, denken wij dat dit een algemene eigenschap is van alle coronavirussen’, zegt onderzoeker Arthur Edridge.
Eerder liet de Amerikaanse viroloog die het Witte Huis adviseert over corona, Anthony Fauci, al optekenen dat SARS-CoV-2 zich zal gedragen als de andere coronavirussen. ‘Als je kijkt naar de geschiedenis van de coronavirussen, dan blijkt dat de beschermende immuniteit varieert van drie tot zes maanden tot bijna altijd minder dan een jaar’, aldus de viroloog.
Antilichamen verdwijnen, maar de herinnering blijft
Hoewel SARS-CoV-2 al eens durft af te wijken van de verwachtingspatronen, ziet het er naar uit dat ook de immuniteit voor covid-19 met de tijd zal vervagen en herbesmettingen kunnen voorkomen. Mogelijk wordt SARS-CoV-2 over enkele jaren zelfs een jaarlijkse seizoensverkoudheid zoals de andere.
Het onderzoek naar hoe het immuunsysteem reageert op SARS-CoV-2 richtte zich de voorbije maanden vooral op antilichamen. Dat zijn proteïnen die zich aan het oppervlak van de ziekteverwekker vasthechten en verhinderen dat ze lichaamscellen infecteert. Daarvan is al gebleken dat de antilichamen na korte tijd uit het bloed verdwijnen. Mensen met milde symptomen produceren zelfs helemaal geen antilichamen.
Toch is dat geen reden tot paniek. Antistoffen zijn maar één van de wapens van het immens complexe menselijke immuunsysteem. Een ander onderdeel zijn afweercellen, zoals T-cellen, die herinneringen creëren voor toekomstige infecties. Deze geheugencellen kunnen een tweede infectie, waar antilichamen misschien geen vat meer op hebben, snel identificeren en vernietigen. B-cellen zijn dan weer in staat om gloednieuwe antilichamen te produceren.
Verschillende studies tonen aan dat zowel T- en B-cellen perfect hun werk doen tegen SARS-CoV-2 en een vorm van bescherming bieden. Bovendien blijven T-cellen nog lang aanwezig bij mensen met milde symptomen. Dat is de groep die het merendeel uitmaakt van deze pandemie. Met het ouder worden vermindert het aantal T-cellen dat kan worden ingezet tegen een bepaald virus, wat een mogelijke verklaring zou kunnen zijn voor waarom ouderen harder getroffen worden.
Voorlopig zeldzaam fenomeen
Terwijl in de eerste golf ‘herbesmettingen’ nog werden verklaard door enerzijds een reactivatie van hetzelfde virus bij genezen patiënten en anderzijds vals positieve testen, komen er nu ook effectieve herbesmettingen (een besmetting met een licht gewijzigde vorm van SARS-CoV-2) aan het licht.
Voorlopig gaat het slechts om enkele gevallen. Dat betekent dat het ofwel een zeldzaam fenomeen is ofwel dat herbesmettingen moeilijker te detecteren zijn omdat analyses van het genoom van positieve gevallen niet erg courant zijn. We weten dus dat herbesmettingen mogelijk zijn, maar niet hoe vaak ze voorkomen.
Uit de beschreven cases blijkt dat het ziekteverloop van een herbesmetting niet eenduidig is. Een 33-jarige patiënt in Hongkong had de tweede keer geen symptomen (peer-reviewed), net als twee Indiase gezondheidswerkers (niet peer-reviewed). Een Belgische patiënte vertoonde bij herinfectie slechts milde symptomen (peer reviewed). Dat is goed nieuws, want dat wijst erop dat het immuunsysteem zich de eerste infectie herinnert en gepast kan optreden.
Maar een 25-jarige patiënt in Nevada had bij een tweede besmetting zwaardere symptomen en moest zelfs even opgenomen worden in het ziekenhuis (niet peer-reviewed). Dat zou kunnen betekenen dat de ernst van de ziekte niet alleen varieert van persoon tot persoon, maar van infectie tot infectie bij eenzelfde persoon, afhankelijk van de dosis van het virus, mogelijke verschillen tussen varianten van het virus of een verandering van de algemene gezondheid van de patiënt zelf.
Ook bij een herbesmetting kan het immuunsysteem overreageren zoals we bij patiënten in de eerste golf hebben gezien. In zeldzame gevallen kunnen antilichamen tegen SARS-CoV-2 mogelijk het virus een handje helpen bij een tweede besmetting. Dit fenomeen van ‘antilichaamafhankelijke versterking’ werd eerder ook al vastgesteld bij de poging tot ontwikkeling van vaccins tegen SARS-CoV-1 en MERS, de neefjes van het nieuwe coronavirus.
Meer langdurige bescherming met vaccins?
En wat met de coronavaccins? Zullen we elke drie maanden een spuitje moeten halen of kunnen vaccins ons de bescherming bieden die onze natuurlijke afweer niet kan?
De makkelijkste situatie voor vaccinbouwers is wanneer een infectieziekte een levenslange immuniteit genereert, zoals mazelen en rodehond. Respiratoire virussen doen dat doorgaans niet, waardoor een coronavaccin een tweede infectie misschien niet zal kunnen verhinderen, maar wel het ziekteverloop milderen, wat in deze coronapandemie ook al mooi meegenomen is.
Een mogelijk lichtpuntje is dat de immuniteit die wordt opgewekt via een vaccin krachtiger en meer beschermend kan zijn dan de immuniteit door een natuurlijke infectie. Zo is de natuurlijke immuniteit tegen het papillomavirus, dat baarmoederhalskanker veroorzaakt, eerder zwak. Door een hoge concentratie van het oppervlakteproteïne van het virus in het vaccin worden sterkere antilichamen aangemaakt en is er een betere bescherming. Heel wat virussen proberen bij een infectie het immuunsysteem bovendien uit te schakelen terwijl vaccins die eigenschap uiteraard niet hebben. Vaccins bevatten daarentegen hulpstoffen die de werking ervan verbeteren.
Een geschenk voor de vaccinbouwers is alvast dat coronavirussen erom gekend staan dat ze heel traag muteren. Ze behoren tot de traagst muterende RNA-virussen die we kennen in tegenstelling tot hiv of influenzavirussen die elk jaar muteren. Niet tegenstaande SARS-CoV-2 sinds zijn uitbraak in het Chinese Wuhan al duizenden mutaties onderging, hebben die het ziekteverloop van covid-19 voorlopig niet wezenlijk veranderd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier