Janssen en UGent verdiepen samenwerking: ‘België is een topland en dat moet zo blijven’
Universiteiten en geneesmiddelenindustrie werken sinds vele jaren op vele fronten samen om de medische innovatie te versnellen en aan de Europese top te blijven. Voorstanders leggen uit hoe ze de weerstand willen wegwerken.
Janssen Pharmaceutica, de meest aantrekkelijke werkgever van het land, althans volgens het Randstad onderzoek van 2018 (Janssen werd voor de vierde keer winnaar van de Randstad Award) moet het helemaal hebben van innovatie. Frisse ideeën worden niet alleen gezocht binnen de eigen rangen, maar ook door samenwerkingen op te zetten met externe partners. Zo’n externe partner is de Universiteit Gent. Janssen en UGent ondertekenden aan het einde van de zomer voor de tweede keer een ambitieus innovatiecharter. ‘Geen gewoon uitwisselingsprogramma, maar een game-changer’, aldus rector Rik Van de Walle bij de bekendmaking ervan, ‘met één doel: de patiënten beter maken.’
Nochtans is niet iedereen gewonnen voor een samenwerking tussen ‘commerce’ en academische wereld. Voor sommigen is het als vloeken in de kerk. ‘Als we die dichotomie niet overstijgen, dan riskeren we de innovatie in België te verliezen’, repliceert Eric Mortier, gewoon hoogleraar en gedelegeerd bestuurder van het universitair ziekenhuis Gent aan Knack.be. ‘Ik heb liever dat medische innovaties bij ons gebeuren dan in de Verenigde Staten en dat onze patiënten snel toegang krijgen tot nieuwe medicijnen in plaats van te wachten tot ze bij ons beschikbaar zijn. Het innovatiecharter geeft garanties dat we dit op een ethisch correcte manier doen.’
Ik heb liever dat medische innovaties bij ons gebeuren dan in de Verenigde Staten en dat onze patiënten snel toegang krijgen tot nieuwe medicijnen in plaats van te wachten tot ze bij ons beschikbaar zijn.
Eric Mortier, gedelegeerd bestuurder van het universitair ziekenhuis Gent
Veel hersenen, weinig geld
België heeft een enorme concentratie aan wetenschappers op een kleine oppervlakte, twee Vlaamse universiteiten in de top 50 van innovatieve instellingen, een wereldleider (IMEC) op vlak van nanotechnologie en artificiële intelligentie en er zijn ook enkele grote farmaceutische bedrijven gevestigd. ‘Janssen is wereldwijd nummer één in farmaceutische innovatie’, zegt Jan Van der Goten, hoofd van Strategic Partnerships bij Janssen, dat is het team dat samenwerkingsovereenkomsten afsluit met externe partners zoals UGent. ‘Om de innovatie te maximaliseren moeten we de krachten bundelen.’
‘We moeten onze koppositie behouden’, benadrukt Eric Mortier. Daarom willen beide partijen de Belgen overtuigen dat farma en de universiteit wel op een ethisch correcte manier kunnen samenwerken. Nu dragen ze nog het stigma dat ze hand- en spandiensten aan mekaar leveren, zonder het publieke belang voorop te stellen. ‘Dat klopt niet’, repliceert Mortier ferm. ‘De lokale werkgelegenheid wordt gehandhaafd en de patiënt wordt er beter van. Overigens mag er geld verdiend worden met het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen, op voorwaarde dat dit geld geherinvesteerd wordt in verder onderzoek en innovatie.’
De universiteiten en de universitair ziekenhuizen hebben veel hersenen en weinig geld. De farmaceutische nijverheid kan investeren, heeft ook veel hersenen, maar niet genoeg. De universitaire ziekenhuizen hebben bovendien iets wat de farma helemaal niet heeft: patiënten. Nieuwe geneesmiddelen worden getest in klinische studies met patiënten. Erik Present, verantwoordelijk voor België in het team Strategic Partnerships bij Janssen: ‘We hebben op de campus in Beerse alles om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen en het Universitair ziekenhuis Gent ligt op een boogscheut.’
Nood aan een wettelijk kader
Vroeger werden tussen universiteiten en farma-bedrijven ad hoc contracten afgesloten over de ontwikkeling van een nieuw medicijn. Met het innovatiecharter willen UGent en Janssen het over een andere boeg gooien, door samen te brainstormen over concepten en noden in de maatschappij, nog voor er over medicijnen wordt nagedacht. Mortier: ‘Importpathologie is zo’n nieuwe verschijnsel, waar we in de toekomst mee te maken krijgen. Dat willen we samen bestuderen.’
Het charter bevat een tienpuntenprogramma, waarin raakvlakken tussen Janssen en UGent staan opgesomd. Deze raakvlakken werden vertaald in 10 innovatiedomeinen en per domein wordt een werkgroep samengesteld waarin personen zetelen van zowel Janssen als de universiteit. Eén werkgroep buigt zich bijvoorbeeld over de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen in immuno-oncologie en bloedziekten. Een andere buigt zich over de vraag hoe big data in te zetten bij wetenschappelijk onderzoek. De farma-industrie krijgt geen toegang tot gegevens uit patiëntendossiers, maar is wel vragende partij om research te kunnen doen op de geanonimiseerde gegevens. Beide partijen wensen hiervoor een wettelijk kader, en steeds met toestemming van de patiënten uiteraard. ‘Geanonimiseerde patiëntengegevens mogen enkel een wetenschappelijke doel dienen’, benadrukt Eric Mortier. Janssen wil dus meer doen dan pillen ontwikkelen? ‘In de toekomst willen we ziekten opsporen nog voor ze tot klachten leiden, via biomerkers bijvoorbeeld’, zegt Erik Present, zelf ook arts.
Start-ups
Nu stroomt minder dan de helft van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten door naar toepassingen. Dat is erg weinig. Basisonderzoek is essentieel, maar nieuwe ontdekkingen leiden te weinig naar applicaties. Hier ligt veel onontgonnen terrein. ‘Ideeën ontstaan vaak tijdens onderzoek in het kader van een postdoc of een phd’, zegt Jan Van der Goten. ‘Na selectie van ideeën die kunnen leiden tot interessante applicaties, worden jonge wetenschappers geholpen door universiteit en overheid met het opzetten van een klein bedrijf: een start-up. Ook Janssen begeleidt vrijblijvend start-ups en biedt hulp aan om de innovatie bij de patiënt te brengen. Daaruit kunnen vervolgens partnerships ontstaan, met respect voor mekaars identiteit. Het is één van de manieren om samenwerking te optimaliseren en fundamenteel onderzoek om te zetten in applicaties.’
Een ander voorbeeld is personalized medicine, een modewoord dat al enkele jaren in zwang is, maar moeilijk van de grond geraakt. Mortier: ‘Een bepaald immunotherapeutisch middel werkt bijvoorbeeld bij 50 tot 60% van de kankerpatiënten. Om te weten wie die gevoelige personen zijn, heb je diagnostische tests nodig en moet je onderzoek kunnen doen op patiëntengegevens. Zolang dat niet kan, krijgen veel patiënten medicijnen die voor hen niet werken en gaan kostbare tijd en middelen verloren.’
Onbekend is onbemind
De farma-sector is naar eigen zeggen voortdurend op zoek naar toptalent in wetenschappen. Present: ‘De opleiding aan de universiteiten biedt amper stages aan in de industrie, of voor een veel te korte periode. Artsen in opleiding lopen bijvoorbeeld stages in ziekenhuizen, maar nooit in een farma-bedrijf.’ Daardoor kennen ze de industrie niet. Mortier: ‘Voor sommige universitaire opleidingen zou het interessant zijn om studenten langere stages te laten doen in de industrie, zodat ze zich een juist beeld kunnen vormen hoe het daar werkt en zin krijgen om er hun carrière te starten. De scheiding tussen de publieke sector en de farmaceutische bedrijven is gebaseerd op foute motieven. Een wettelijke kader met strenge ethische regels kan die muren slopen.’
Het innovatiecharter tussen UGent en Janssen past in een bredere aanpak, zegt Jan Van der Goten aan het eind van ons gesprek. ‘In de nabije toekomst gaan we een gelijkaardige samenwerking aan met de Universiteit in Leuven.’
In alle transparantie expertise uitwisselen, samenwerken binnen een wettelijk kader, zorgen dat het talent hier blijft en een aangenaam werkklimaat creëren. ‘We varen er allemaal wel bij’, besluit hij. ‘België is een topland voor medische innovatie, en dat willen we zo houden.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier