Jan Blommaert: ‘Het gevoel dat je geen greep hebt op jouw lichaam. Dat is de definitie van kanker’

Jan Blommaert (59), hoogleraar taal, cultuur en globalisering aan de universiteiten van Tilburg en Gent, kreeg in maart de diagnose van terminale kanker. In de afgelopen maanden moest hij leren omgaan met een nieuwe identiteit: die van ongeneeslijk ziek persoon.

Jan Blommaert (59), hoogleraar aan Tilburg School of Humanities and Digital Sciences, heeft in dertig jaar als academicus wereldwijd studenten onderwezen, tal van boeken en wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, en de wereld rondgevlogen om te spreken op grote congressen. Maar door de terminale kanker die in maart bij hem is ontdekt, brengt hij nu zijn laatste tijd door bij zijn vrouw en twee zonen thuis in Antwerpen.

Blommaert ziet er anders uit dan ik hem ken – naar eigen zeggen is hij twintig kilo lichter sinds zijn diagnose – maar tegelijkertijd heeft hij dezelfde soort energie als vier jaar geleden, toen ik als eerstejaarsstudent bij hem in de collegebanken zat. In zijn woonkamer staat een grote houten boekenkast (‘dit is maar een klein deel’) en er hangen kunstwerken uit andere landen aan de muren. Hij schenkt een pot Chinese groene thee in (‘mijn vrouw weet alles van thee’) en geeft de nieuwe editie van zijn en Dong Jie’s boek Ethnographic Fieldwork: A Beginner’s Guide aan me cadeau. Hij gaat zitten in zijn stoel, zijn wandelstokken leunen naast hem tegen de muur.

Een gemeenschap van ellende

‘Ik zou dit gesprek twee weken geleden niet aangekund hebben’, vertelt hij. ‘Mijn vrouw moest mij helpen met aankleden, bij het eten. Ik was zodanig slecht dat ik nergens tot in staat was. Nu, tijdens een zware chemokuur, is de pijn die veroorzaakt wordt door uitzaaiingen op het skelet ”dragelijk”.’

Medio maart kreeg Blommaert te horen dat hij te maken heeft met een zeer agressieve en zeldzame vorm van kanker op zijn stembanden en uitzaaiingen in zijn hele lichaam. ‘Er was in de luchtpijp nog maar ruimte voor zoiets,’

Blommaert haalt een balpen uit de binnenzak van zijn blouse en houdt die voor zich in de lucht, ‘dus ik was echt aan het stikken.’

Zij moeten leven met een verlies dat ik niet kan hebben. Ik bén het verlies.

Het slechte bericht van de dokters maakte echter geen grote indruk op hem. ‘Ik was op dat ogenblik al mee in de trein. Het maakte voor mij niet uit hoe snel die gaat. Het normale leven eindigde op dat moment. Ik heb er toen twintig minuten over gedaan om, zoals we dat in Vlaanderen zeggen, mijn rekeningen te maken.’

‘Ik heb geen ambitie, nooit gehad. Ik heb dus ook geen bucket list,’ geeft hij als verklaring voor zijn snelle berusting. ‘Ik weet dat ik veel gedaan heb. Wat niet voltooid is, is nou eenmaal onvoltooid. Ik heb ook – als ik dat over mezelf mag zeggen – een heel klein ego. Ik heb niet het gevoel dat ik absoluut iets achter moet laten.’

Het grootste verdriet ligt dan ook bij zijn gezin, niet bij hemzelf, zegt Blommaert. ‘Zij moeten leven met een verlies dat ik niet kan hebben. Ik bén het verlies. Ik heb verdriet, hoor, ik heb verdriet over het verlies van mijn gezin. Maar het is een heel ander type verlies dan als ik aan de andere kant zou staan. Ik ben aan het omgaan met het einde.’

Dat is het zwaarste element van het stervensproces, vindt Blommaert: het leren aannemen van de nieuwe identiteit van ongeneeslijk ziek persoon. ‘Je hebt het gevoel dat je geen greep hebt op jouw lichaam. Dat is de definitie van kanker’, zegt hij. ‘Je vijand is je eigen lichaam. En dat lichaam wordt verdeeld in kleine stukjes: de radioloog behandelt één deel, de oncoloog het andere, enzovoorts. Je belandt in een gemeenschap van patiënten, een gemeenschap van ellende die je niet kent, maar die je leert kennen en waar je deel van uitmaakt, of je dat nou wilt of niet. Dat is moeilijk, dat is hard leren.’

Blijven vechten voor het gezin

De verschillende momenten van extreme pijn die de botkanker veroorzaakt maken het proces regelmatig ondraaglijk. ‘Heel vaak mag het stoppen van mij. Dan denk ik: de volgende pijncrisis is de laatste. Maar ik moet ook aan hen denken.’ Hij gebaart met zijn hand naar het huis, het gezin. De eindgrens van zijn leven wil hij voor hen graag verleggen. ‘De jongste zoon gaat afstuderen in januari en de oudste verjaart in april. God, dat wil ik écht meemaken. Als ik dat nog zou kunnen halen, dan zou dat een ongelooflijke overwinning zijn.’

Zijn zonen, 23 jaar en 27 jaar, zijn ‘heel sterk’ en geven ‘ongelooflijk veel steun’, vertelt Blommaert. ‘Ik kon vorige week met moeite stappen door metastasen op mijn bekken en heup. Ik probeerde iedere avond een wandeling te maken rond deze school.’ Blommaert wijst door het raam naar een groot, bruin gebouw dat tegenover zijn huis staat. ‘Iedere avond ging één van hen mee omdat ze bang waren dat ik zou vallen, of gewoon om gezelschap te houden. Vaak namen ze een extra jas, warme sjaal of handschoenen mee, omdat ze weten dat ik het halverwege koud krijg.’

‘Als ik nu toch het systeem van de bucket list zou hanteren: ik vind het spijtig dat ik niet de schoonpapa van hun vrouw en de opa van hun kinderen zal kunnen zijn. Dat knaagt soms, dan denk ik: verdomme toch, mijn leven is te kort.’

‘Maar ik kan alleen maar met de grootste bewondering over hen spreken’, zegt hij met trots. ‘Over mijn vrouw Pika ook. Zij is een huisvrouw, wat betekent dat na mijn overlijden haar financiële situatie niet eenvoudig wordt. Tegelijkertijd maak ik me geen zorgen om haar. Ze is namelijk ook, om het brutaal op zijn Vlaams te zeggen, iemand met kloten aan haar lijf. Zij weet echt wel van aanpakken.’

Zijn vrouw komt ondertussen de woonkamer binnen en gaat aan de haal met papierwerk. ‘Als je ziek bent, heb je een gigantische administratie die moet gebeuren’, vertelt Blommaert wanneer hij naar zijn vrouw kijkt. ‘Dat doet zij. Zij is de reden waarom ik heb kunnen werken zoals ik heb gewerkt. Zij was het management. Voor mij is zij de beste secretaresse in de hele wereld.’

Zijn vrouw legt enkele papieren op het kleine tafeltje naast Blommaert neer zodat hij die kan ondertekenen. ‘Voor de ziekteverzekering’, zegt Blommaert. ‘Zorgbehoevende’, leest hij hardop. ‘Gij zijt de zorgbehoevende’, antwoordt zijn vrouw. ‘Inderdaad’, zegt Blommaert rustig, terwijl hij zijn handtekening zet.

Volgens Blommaert zou hij in zijn professionele leven niets gerealiseerd kunnen hebben zonder zijn vrouw en kinderen. ‘Mijn vrouw gaf haar loopbaan op om de mijne ruimte te geven en heeft gedurende al die jaren niet enkel de opvoeding van mijn kinderen waargenomen, maar ook zowat al het administratieve en organisatorische werk gedaan dat nodig was voor mijn ontwikkeling. De kinderen hebben lange periodes van hun jeugd doorgebracht zonder mij, of met een doodvermoeide en gestresseerde paps die je beter met rust kon laten.’

‘Het persoonlijke leven is een reservoir van offers die worden gebracht ten voordele van het professionele. Ik ben degenen die deze offers hebben gebracht oneindig dankbaar.’

De grote dingen in het leven

‘In tegenstelling tot vele anderen – die ervan uitgaan dat het persoonlijke leven vooral draait om “kleine” zaken – gaat het bij mij om de grote dingen in het leven. In de persoonlijke sfeer zoek ik liefde, geluk, waardering, balans en compleetheid als mens’, vertelt Blommaert.

Zijn werk heeft het persoonlijke leven echter in de weg gestaan. In het begin van zijn carrière woonde Blommaert dan ook twee of drie congressen per jaar bij, op het hoogtepunt waren dat er zelfs tien of twaalf. ‘Het regende daarenboven uitnodigingen om te schrijven, reviewen, lid te worden van commissies, redactieraden of bestuursorganen van wetenschappelijke organisatie en zo meer. Dat alles kwam telkens bovenop een drukke baan in mijn eigen instelling.’

”Het concreet gelaat van academisch succes is overwerk, enorme stress en, ultiem, burn-out. En wie betaalt daar de grootste prijs voor? Je gezin, vrienden, familie. En wat loopt schade op? Liefde, geluk, waardering, balans en compleetheid.’

In 2016 kreeg Blommaert zelf een burn-out, waardoor hij een heel jaar buiten strijd was. ‘Ik heb toen al die zogenaamd prestigieuze dingen afgebouwd. Want, weet je, bij die prestigieuze lezingen hoort een inleiding door een vooraanstaande collega die jouw “verwezenlijkingen” opsomt, vergezeld van een lofzang die jouw energie, productiviteit en impact beklemtoont. Wel, na mijn burn-out kon ik niet meer naar dat soort lofzangen luisteren zonder tegen mezelf te zeggen: “idioot, maniak, dwaas, dat je al die dingen hebt gedaan en zoveel andere dingen daarvoor opzij hebt geschoven”. Alles wat in de ogen van anderen verwezenlijkingen waren, waren na mijn burn-out oorzaken van problemen.’

Voilà, c’est fini

Blommaert staat op uit zijn stoel en haalt zijn nieuwe boekje Wat was er echt belangrijk in mijn academisch leven? uit de boekenkast en geeft het aan me, ook als cadeau. Zonder dat Blommaert het wist was zijn essay, dat hij op zijn website had geplaatst, als boekje gepubliceerd, met een voorwoord van vriend en collega Ico Maly.

‘Ik open mijn essay met een verwijzing naar twee mensen wiens werk ik als heel belangrijk heb ervaren: Foucault en onze goeie vriend Goffman. Foucault was 57 jaar oud toen hij stierf, Goffman was 60. Dat is de troostende gedachte: het is niet omdat je niet alles hebt gedaan, dat je niets hebt gedaan’, vertelt hij.

‘Het laatste wat Foucault zegt in zijn boek is…’ Stilte. Blommaert kijkt van me weg, door het raam, en breekt. Even zegt hij niets. ‘Voilà, c’est fini‘, gaat hij verder, met tranen in zijn ogen. ‘Ik huil nu voor hem’, zegt hij zacht, ‘niet voor mij.’

‘Het zijn zijn woorden. Ik kan ze enkel imiteren, maar ze zijn het imiteren waard. Voilà. Dat is het. Dat is ook hoe ik hier stop. Dit is een goed moment om te stoppen. Ik zit in de trein, ik heb meegedeeld wat ik mee te delen heb, wat ik belangrijk vond.”

Dit interview verscheen oorspronkelijk op universonline.nl/

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content