‘In een ideale wereld is de mediaberichtgeving over zelfdoding een hefboom naar hulp’
De mediaberichtgeving over zelfdoding is nooit onschuldig. Hoopvolle, genuanceerde boodschappen kunnen nieuwe zelfdodingen vermijden. Sensationele, expliciete berichten werken copycats in de hand.
In 2009 stapte de Duitse voetballer Robert Enke uit het leven. Dat was groot nieuws in Duitsland. De media berichtten uitgebreid over hoe hij een einde aan zijn leven maakte. Een jaar later stelden onderzoekers aan de universiteit van München vast dat er 117procent meer zelfdodingen op de wijze van Enke waren geweest. In eigen land gebeurde na de zelfdoding van de oud-politicus Steve Stevaert iets gelijksoortigs. De media berichtten sensationeel, bijna-live over het drama. In de drie weken na de dood van Stevaert vond 26,4 procent meer zelfdodingspogingen plaats. Onder leeftijdsgenoten van het ex-boegbeeld van de socialisten was er nagenoeg een verdubbeling van het aantal pogingen.
Volgens professor Gwendolyn Portzky, coördinator van het Vlaams Centrum voor Suïcidepreventie (VLESP), illustreren beide voorbeelden dat de media een grote rol (kunnen) spelen in de preventie van zelfdoding. Om die reden bestaan er in Vlaanderen mediarichtlijnen die voorschrijven hoe je het best bericht over zelfdoding. Ze werden opgesteld door de Werkgroep Verder, een organisatie die zich inzet voor de nabestaanden van zelfdoding. Vlaanderen was een van de eerste regio’s in Europa die richtlijnen ontwikkelden, onder meer door ons hoge zelfdodingscijfer. Portzky, die nauw betrokken was bij de opstelling van de richtlijnen, kan dat alleen maar toejuichen. ‘Ik wil niet pathetisch klinken, maar de manier waarop je over zelfdoding bericht, kan levens redden. In een ideale wereld is de mediaberichtgeving over zelfdoding een hefboom naar hulp. In de realiteit zien we nog geregeld het omgekeerde: nieuwsitems die nieuwe drama’s uitlokken.’
‘Hoop geven en wijzen op andere en betere oplossingen dan zelfdoding, is zo belangrijk.’
Gwendolyn Portzky, expert suu0026#xEF;cidepreventie
Kant-en-klaar
Stel: je hebt als jongere zelfdodingsgedachten. ’s Ochtends lees je in de krant over een 17-jarige jongen die zich van het leven beroofde door voor een trein te springen. Het artikel zoomt uitgebreid in op het feit dat de jongen gepest werd en dat het net uit was met zijn vriendin. Blijkbaar zag hij geen uitweg meer, besluit het bericht. ‘Dat soort berichtgeving kan aanleiding geven tot kopieergedrag, of zogenaamde copycats. Dat blijkt duidelijk uit onderzoek. Het is uiteraard niet zo dat elke gepeste jongere met donkere gedachten ook effectief de stap zet. Maar het risico is wel veel groter. Bij elk extra detail in het artikel groeit de kans op herkenning en identificatie. Als het bericht ook vermeldt hoe iemand uit het leven stapte, reik je wanhopige jongeren bijna een kant-en-klare oplossing met handleiding aan.’
‘Mensen die zich identificeren met het slachtoffer denken sneller dat ook hun situatie hopeloos is en geloven dat ook bij hen zelfdoding een oplossing kan zijn.’
Soms lees je letterlijk het ‘verslag van zijn of haar laatste uren’, en eindigt een nieuwsbericht dramatisch ‘op een hoog gebouw’ of ‘de brug over het kanaal’. Portzky vindt zulke schrijnende boodschappen bijzonder gevaarlijk. ‘Mensen die zich identificeren met het slachtoffer denken sneller dat ook hun situatie hopeloos is en geloven dat ook bij hen zelfdoding een oplossing kan zijn.’
Ook nefast is de zelfdoding voor te stellen als het gevolg van 1 aanleiding of er een voudige verklaring voor aan te reiken. Portzky: ‘Na een zelfdoding bestaat er altijd een grote behoefte aan begrijpen: waarom stapte iemand uit het leven? Men gaat op zoek naar eenvoudige verklaringen. Iemand werd ontslagen of gepest. Iemand verloor een rechtszaak of kreeg te maken met een relatiebreuk. Zulke zaken spelen uiteraard een rol, maar zijn nooit de enige factor. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld het grote belang van neurobiologische en genetische factoren, alsook van psychiatrische factoren zoals depressie. In de berichtgeving is het belangrijk zelfdoding te kaderen als een meerduidig, complex gegeven.’
Slappe koord
Gelukkig kunnen de media ook een positieve, preventieve rol spelen. ‘We vermelden dat in onze richtlijnen: probeer bij elk bericht over zelfdoding ook mensen aan het woord te laten die worstelden met suïcidale gedachten, maar die hun problemen overwonnen’, zegt Portzky. ‘Bijvoorbeeld door erover te praten met familie of vrienden. Of door professionele hulp te zoeken. Zo zien lezers of kijkers dat zelfs schijnbaar uitzichtloze situaties niet per se onomkeerbaar zijn. Hoop geven dat er ook andere en betere oplossingen dan zelfdoding kunnen zijn, is zo belangrijk.’
Portzky heeft geregeld contact met de media en merkt dat redacties de richtlijnen meestal ernstig nemen. Al blijft het dansen op een slappe koord. Media werken onder grote (tijds)druk en hebben niet altijd de ruimte of tijd om de richtlijnen van A tot Z te volgen. Bovendien botsen journalistieke principes soms met de mediarichtlijnen. ‘Als een zelfdoding een op zich staand feit is zonder publieke gevolgen of achterliggende problematiek, volgt de VRT het VLESP’, stelt Katty Allaert, VRT-journaliste. ‘Dan brengen we dat nieuws niet. Maar soms is die problematiek er wel. Dan wordt het moeilijker.’
Allaert verwijst naar de jongen in Ninove die in juni na sexting (het verspreiden of delen van seksueel getinte foto`s of berichten via mobiele telefoons of andere mobiele media) uit het leven stapte. ‘Enerzijds heb je de richtlijnen die zeggen: berichtgeving vermijden’, zegt Allaert. ‘Anderzijds wezen meerdere bronnen op sexting als een van de mogelijke oorzaken van zijn zelfdoding. Sexting is een probleem waar jongeren en ouders mee te maken krijgen. Veel mensen vragen zich af wat het is en hoe je er het best op reageert. Er speelde een duidelijke maatschappelijke relevantie. Uiteindelijk hebben we beslist een nieuwsitem over sexting te brengen, met veel duiding. We gaven daarbij geen details over de zelfdoding. Bovendien vonden we het belangrijk om een hoopvol verhaal te brengen, conform de mediarichtlijnen. Daarom lieten we middelbare scholieren aan het woord die met sexting geconfronteerd werden. Zij vertelden hoe ze ermee omgegaan zijn.’
Hoewel de VRT het belang van hoop geven onderschrijft, vindt Allaert dat geen vanzelfsprekende opdracht. ‘Niet iedereen wil zijn kwetsbare verhaal voor de televisiecamera kwijt.’
Onder de radar
Ook de geschreven pers probeert de richtlijnen te volgen, met hetzelfde voorbehoud als de VRT-nieuwsdienst. Zodra iets een publiek karakter heeft of maatschappelijk relevant is, kunnen we niet om berichtgeving heen, klinkt het bij De Standaard en Het Laatste Nieuws. ‘Een krant kan niet verzwijgen wat maatschappelijke beroering veroorzaakt’, zegt Karel Verhoeven, hoofdredacteur van De Standaard. ‘Er wel over zwijgen zou ongewild de indruk kunnen wekken dat het allemaal niet zo erg of belangrijk is.’
Dimitri Antonissen, hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws, beaamt. ‘De overgrote meerderheid van alle zelfdodingen haalt het nieuws niet. Onlangs nog wees een nabestaande me daarop. Hij vroeg zich af waarom er zo weinig over het thema verschijnt, ondanks de hoge cijfers. Het Laatste Nieuws wil het thema uit de taboesfeer halen. Daarbij balanceren we dagelijks tussen voorzichtigheid en duidelijkheid. Berichtgeving over zelfdoding mag niet zo omfloerst worden dat mensen niet meer weten waarover het gaat.’
Portzky benadrukt dat de richtlijnen er niet zijn om zelfdoding onder de radar te houden. ‘Ook wij ijveren ervoor het fenomeen uit de taboesfeer te halen’, benadrukt ze. ‘Ik begrijp de moeilijke positie waarin de media soms zitten. Ik hoop dat redacties de richtlijnen vooral zien als zorgvuldigheidscriteria bij het nieuws, niet als een verbod op het nieuws. We willen een constructieve partner zijn, zeker geen mediapolitie.’
Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website www.zelfmoord1813.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier