Immunologe Isabelle Meyts: ‘De risicogroepen? Die kennen we helemaal nog niet’
Zolang we niet weten waarom de ene mens sterft aan corona terwijl de andere er nauwelijks last van heeft, is het moeilijk om een goed beleid uit te zetten, meent immunologe Isabelle Meyts. ‘Ik betwijfel of het klopt dat kinderen niet besmettelijk zijn.’
‘We mogen ons niet blindstaren op het virus’, zegt professor Isabelle Meyts, die de onderzoekseenheid Aangeboren Afwijkingen in Immunologie aan de KU Leuven leidt. ‘Het is allesbehalve eenvoudig om goede antivirale middelen te ontwikkelen, virussen muteren gemakkelijk en onze technieken om ze te detecteren zijn complex en duur. Als we een pandemie moeten bestrijden, is het dus geen goed idee om uitsluitend het virus zelf aan te pakken. We moeten ook naar de gastheer kijken.’
Dat is precies waar het internationale consortium Human Genetic Effort, waar Meyts deel van uitmaakt, zich mee bezighoudt. Het initiatief werd opgezet door de gerenommeerde Franse medicus Jean-Laurent Casanova, hoofd van het St. Giles Human Genetics of Infectious Disease Laboratory aan de Rockefeller University. ‘Sinds het begin van de pandemie kon hij onderzoekers uit tachtig landen ervan overtuigen om een gezamenlijk onderzoeksproject op te starten’, legt Meyts uit. ‘We proberen te achterhalen waarom de ene mens die een infectie oploopt daar nauwelijks last van heeft, terwijl de andere zwaar ziek wordt en overlijdt. Dat is niet alleen bij corona zo. Ook tijdens de grote griepepidemie van 1918 raakten heel veel mensen besmet, maar had niet iedereen symptomen. Amper 1 tot 10 procent werd heel ernstig ziek of overleed. Hetzelfde zien we bij Mycobacterium tuberculosis, de bacterie die tuberculose veroorzaakt: maar 10 procent van de besmette personen wordt daadwerkelijk ziek. De vraag is dus hoe het komt dat mensen zo verschillend op een infectie reageren.’
Naarmate de pandemie vordert, zien we bizarre dingen, zoals honderdjarigen die nauwelijks ziek worden van het virus.
Zegt u het maar.
Isabelle Meyts: In sommige gevallen zitten omgevingsfactoren of ernstige onderliggende aandoeningen daar voor iets tussen. Is dat niet zo, dan moeten we naar het immuunsysteem kijken: als dat op bepaalde vlakken niet adequaat werkt, ben je een gemakkelijke prooi voor een virale infectie. Toch heeft men daar nog altijd niet genoeg aandacht voor, en dat is eigenlijk al honderd jaar zo. Eerst wisten we niet dat er bacteriën en virussen bestonden en toen we daar eindelijk achter waren, dachten we dat ze de oorzaak van alles waren. Maar door de Spaanse griep, onze ervaringen met tuberculose en de komst van antibiotica in de jaren vijftig van de vorige eeuw hebben we geleerd dat de manier waarop patiënten op een infectie reageren enorm kan verschillen. Dat bewijst dat het immuunsysteem van de gastheer van het virus minstens even belangrijk is als het virus zelf. Voor immunologen ligt dat voor de hand, maar voor de buitenwereld nog niet altijd. Verloopt een ziekte heel ernstig, dan wordt dat nog al te vaak als pech afgedaan.
Is dat de reden waarom er geen enkele immunoloog werd gevraagd voor een van de expertengroepen die zijn opgericht om het coronavirus in te dijken?
Meyts: In het buitenland heeft men daar bewust ook klinische immunologen in opgenomen, bij ons niet. Dat is veelzeggend. Nu hebben virologen natuurlijk ook een degelijke kennis van het immuunsysteem, maar voor hen blijft het virus toch centraal staan. Hoe dan ook is het positief – al is het natuurlijk erg dat daar een pandemie voor nodig was – dat er door corona eindelijk meer aandacht is voor de vraag waarom patiënt X nauwelijks ziek wordt van een virus terwijl patiënt Y eraan overlijdt. Willen we ons in de toekomst beter tegen virussen wapenen, dan zullen we dat ook na corona moeten blijven onderzoeken.
Wat heeft het onderzoek van het consortium al opgeleverd?
Meyts: Er is een oorzaak gevonden voor 14 procent van alle ernstige infecties met het coronavirus. Het uitgangspunt is dat je type-I-interferonen, een soort immuniteitseiwitten, nodig hebt om je tegen zo’n virus te kunnen verdedigen. Heb je daar niet genoeg van op het moment dat het virus je aanvalt, dan schort er iets aan je eerstelijnsdefensie en loop je het risico om heel zwaar ziek te worden en zelfs te sterven. 4 procent van de coronapatiënten die levensbedreigend ziek zijn geworden, blijken een genetisch defect te hebben waardoor ze onvoldoende type-I-interferonen produceren. 10 procent had dan weer auto-antistoffen in het bloed, die interferonen verhinderen hun werk te doen. Als we dat naar ons land extrapoleren, zijn 1400 van de eerste 10.000 Belgische coronadoden zwaar ziek geworden doordat ze zo’n genetisch defect hadden of auto-antistoffen aanmaakten.
Wat kan de medische wereld met die wetenschap aanvangen?
Meyts: We weten dat 50 procent van de mensen bij wie auto-antistoffen worden gevonden, ouder is dan 65 jaar en dat 95 procent man is. Zo kunnen we dus al twee risicogroepen identificeren: mensen met een specifiek genetisch defect en oudere mannen. En dat is nog maar de toplaag. Er zijn honderden factoren die de aanmaak van interferonen kunnen beïnvloeden. Naarmate het onderzoek vordert en we dieper graven in de gegevens van de duizenden patiënten die we ondertussen hebben verzameld, zullen er ongetwijfeld nog andere groepen worden ontdekt die om de een of andere reden te weinig interferonen aanmaken en daardoor het risico lopen om na een besmetting heel zwaar ziek te worden.
Van bij het begin van de pandemie kregen we te horen dat ouderen en mensen met een chronische aandoening, zoals diabetes, tot de risicogroep behoren. Klopt dat dan niet?
Meyts: De waarheid is dat we op dit moment niet weten wie allemaal een verhoogd risico heeft. Met de studies van het consortium hebben we nu twee risicofactoren kunnen aanduiden, maar de andere risicogroepen zijn nog heel moeilijk af te bakenen. Alles wijst erop dat het eerder de genetische achtergrond is die ervoor zorgt dat iemand een groot risico loopt. Het is ook helemaal niet zeker dat leeftijd een rechtstreekse rol speelt. Naarmate de pandemie vordert, zien we bizarre dingen gebeuren. Honderdjarigen die nauwelijks ziek worden van het virus, bijvoorbeeld. We moeten ons dus afvragen of de ernst van een infectie wel samenhangt met de leeftijd van een patiënt. Dat zo veel oudere mensen zwaar ziek zijn geworden en zijn overleden, komt waarschijnlijk doordat ze meer kans hebben om auto-antistoffen aan te maken. Om de risicogroepen echt te kunnen identificeren, is er in elk geval nog veel meer onderzoek op basis van solide data nodig. Daarom is het ook geen oplossing om risicogroepen af te zonderen, zoals weleens wordt geopperd. We weten nog lang niet genoeg over die groepen, en dus is de kans is groot dat we de verkeerde mensen zouden isoleren. Tot we meer weten, is het aangewezen om met voorzichtigheid én met respect voor iedereen te werk te gaan.
Risicogroepen in quarantaine sturen? De kans is groot dat we de verkeerde mensen zouden isoleren.
Hoe kunnen die inzichten over de rol van het immuunsysteem concreet worden ingezet in de strijd tegen het virus?
Meyts: Helemaal bij het begin van de infectie zouden we patiënten uit zo’n risicogroep interferonen kunnen toedienen door middel van een injectie. Zo kan wellicht worden voorkomen dat het virus zich vrij door hun lichaam kan verspreiden, waarna er een cytokinestorm (een overreactie van het immuunsysteem, nvdr) optreedt en ze ernstig ziek worden. Zowel in Europa als in de Verenigde Staten wordt op dit moment onderzocht of het een goed idee is om een patiënt bij wie een coronatest is afgenomen preventief interferon te geven. In China hebben ze zorgwerkers zelfs neusdruppels met interferon laten gebruiken in een poging hen te beschermen, maar de resultaten van dat onderzoek zijn nog niet gepubliceerd en moeten dus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Ondertussen bereiden we in het consortium een wereldwijde klinische studie voor. Daarvoor hebben we in elk land dat erin vertegenwoordigd is een onderzoeksgroep nodig. De bereidheid is er in elk geval: zowel landen uit Europa als uit Azië en Zuid-Amerika staan klaar. Als men iedereen snel op het juiste spoor krijgt, zou de studie al over een maand van start kunnen gaan.
Hoe zou zo’n interferonbehandeling in de praktijk in zijn werk gaan?
Meyts: Zodra een patiënt die tot de risicogroep behoort zich voor een coronatest aanmeldt, zou hij – nog voor we weten of hij al dan niet is besmet – interferon toegediend kunnen krijgen. De ervaringen met andere aandoeningen wijzen erop dat zo’n inspuiting weinig negatieve gevolgen heeft in vergelijking met de impact met een corona-infectie. Blijkt de coronatest negatief, dan is dat dus niet zo erg. De patiënt in kwestie heeft dan hoogstwaarschijnlijk een andere infectie waarbij interferonen nuttig zijn. Is hij wel degelijk met corona besmet, dan heeft de inspuiting mogelijk zijn leven gered. Nu is het natuurlijk niet de bedoeling om in het wilde weg mensen interferonen te gaan toedienen. Daar zouden we ook niets uit leren. Wel zou het bijvoorbeeld een optie kunnen zijn om alle mannelijke 65-plussers die zich op een corona-infectie laten testen interferon te geven. Op dit moment zijn we binnen het consortium al intensief aan het nadenken en debatteren over een veilige en aanvaardbare aanpak.
Vindt u het niet frustrerend dat daar veel minder aandacht voor is dan voor de race naar een vaccin?
Meyts: Het is primordiaal dat er een goed vaccin komt. Hoe sneller dat er is, hoe beter. Maar in de tussentijd én met het oog op toekomstige epidemieën blijft ook ons spoor heel belangrijk. Vandaag hebben we dus een verklaring voor 14 procent van de ernstig zieke coronapatiënten. Dat is best veel in de context van een pandemie. Niet alleen onderzoeken we hoe we hen kunnen helpen als ze besmet raken, overheden zouden ook kunnen beslissen om hen straks prioritair te laten vaccineren. Al hangt daar natuurlijk een stevig prijskaartje aan vast, want dan moet de interferonproductie of auto-antistoftoestand van een heel grote groep worden gescreend. Aangezien mensen die geen infectie hebben maar heel weinig interferonen in hun bloed hebben, is daar een complexe bloedanalyse voor nodig.
Is een vaccin de enige manier om het coronavirus echt onder de knoet te houden?
Meyts: Zolang een virus mensen vindt om te infecteren, zal het dat blijven doen. Dat is nu eenmaal zijn doel. Iedereen binnen ons consortium is het erover eens hoe we de pandemie moeten aanpakken: mensen die symptomen vertonen, moeten op massale schaal verplicht worden om zich te laten testen. Vervolgens moeten ze geïsoleerd worden tot het resultaat bekend is. Degenen die daadwerkelijk besmet blijken, moeten verplicht en gecontroleerd in quarantaine tot ze met grote waarschijnlijkheid niet langer besmettelijk zijn. Dat is de enige manier om het virus in te dijken vóór we een efficiënt vaccin hebben.
Is dat niet precies hoe de Belgische overheid de zaak aanpakt?
Meyts: Voor een stuk wel. Alleen houden veel mensen zich niet aan de voorschriften en wordt de naleving ervan ook nauwelijks gecontroleerd. Het resultaat is dat we nu weer in dezelfde situatie zitten als in maart of april. Dat stemt me pessimistisch, want het einde is nog lang niet in zicht. Het is ook weinig hoopgevend dat Hongkong al zijn vierde coronagolf doormaakt.
Wat vindt u als kinderarts van het feit dat kinderen en jongeren ongeacht de besmettingscijfers naar school mogen blijven gaan?
Meyts: Ik betwijfel of het klopt dat kinderen niet besmettelijk zijn, zoals al een tijd wordt beweerd. In de herfst en de winter niezen, hoesten en proesten de meesten hele dag lang. De wetenschappelijke literatuur over dat onderwerp gaat in alle richtingen, maar grosso modo blijkt er toch uit dat kinderen het virus evengoed doorgeven als ze symptomen van een verkoudheid hebben. Het is niet omdat een kind een lagere virale lading heeft, dat het de infectie niet zou kunnen overdragen wanneer het hoest of niest. Je kunt het vergelijken met besmettingen met RSV, een bij jonge kinderen veel voorkomende virale infectie van de luchtwegen, tijdens de wintermaanden in de crèches. Eén kind is besmet en binnen de kortste keren hebben ze het allemaal. Hetzelfde zien we onder meer bij griep en het adenovirus. Het zou me ten zeerste verbazen als dat anders zou zijn voor corona.
Het is dus niet verstandig om de scholen te allen tijde open te houden?
Meyts: Dat is een moeilijke politieke keuze met veel maatschappelijke consequenties, waar ik geen uitspraken over wil doen. Hoe dan ook zou de overheid best wat strenger mogen zijn. Waar slaagt men er wel in om het virus in bedwang te houden? In een paar landen, zoals Japan, Taiwan, Nieuw-Zeeland en Singapore, waar héél strikte maatregelen zijn genomen die ook streng worden gecontroleerd. Die aanpak gaat natuurlijk in tegen wat wij als vrije, liberale burgers willen, maar het lijkt de enige manier om het virus op kortere termijn in te dammen zodat we sneller – en hopelijk blijvend – het openbare, sociale en economische leven kunnen hervatten. Ons doel mag niet zijn ervoor te zorgen dat we nog net genoeg ziekenhuisbedden hebben, wel om de verspreiding van het virus echt in te dijken. Dat is alleen mogelijk als we ons allemaal aan heel strenge regels houden. Ook als dat betekent dat we onze vrijheid even moeten opgeven, maskers dragen, afstand houden, ons laten testen en ons afzonderen als dat nodig is. Anders zullen we mensen blijven opofferen tot er een vaccin is. Aangezien we de risicogroepen nog lang niet allemaal hebben geïdentificeerd, zullen daar zowel ouderen als jonge, gezonde mensen bij zijn.
Isabelle Meyts
– 1974: geboren in Brussel
– Studie: geneeskunde (KU Leuven)
– Is kinderarts in het UZ Leuven en hoogleraar aan de KU Leuven
– Hoofd van de onderzoekseenheid Aangeboren Afwijken in Immunologie (KU Leuven)
– Leidt het zorgprogramma Primaire Immuundeficiënties in UZ Leuven
– Voorzitter van de European Society for Immunodeficiencies
– Kreeg dit jaar een Starting Grant van de European Research Council (ERC)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier