Hoe sterk weegt het hoofd door bij zware inspanningen?
Neen, een oppeppende babbel met de psycholoog had Mathieu van der Poel volgens eigen zeggen niet nodig na zijn derde plaats op het wereldkampioenschap veldrijden voorbije zondag. Maar het was wel degelijk het hoofd dat het liet afweten en hij zijn concurrent zag wegrijden, ook al was hij de topfavoriet.
‘Het tempo lag verschroeiend hoog, al had ik niet de indruk dat ik over mijn toeren ging. Tot dat sleutelmoment (een versnelling van underdog Wout Van Aert waarbij van der Poel niet kon volgen, nvdr.). In een paar seconden drong het tot me door: oei, neen, ik ga het niet redden vandaag. Mijn hoofd weigerde dienst, mijn benen haakten af.’ Zo klonk van der Poel terugkijkend op de wedstrijd.
Die laatste woorden mag je volgens de Amerikaanse journalist Alex Hutchinson echt wel letterlijk nemen. Hutchinson slaat niet zomaar wat uit zijn nek. Met een doctoraat in de fysica aan de universiteit van Cambridge, onderzoek in de quantum- en nanomechanica voor het Amerikaanse Nationale Veiligheidsagentschap, ex-lid van het Canadese nationale lopersteam voor de midden- en lange afstand en nog wat boeken over training en prestatie op zijn naam weet hij waarover hij spreekt. Wie hem kent, beschouwt hem als een autoriteit. Over zijn meest recente exemplaar,Endure: Mind, Body, and the Curiously Elastic Limits of Human Performance, zijn veel sportwetenschappers het eens: ‘een must read voor wie met topprestaties bezig is’.
Maximaal is nooit maximaal
Hoe sterk weegt het hoofd door bij zware inspanningen? Zwaar, zo rekent Hutchinson voor in The Globe and Mail. In theorie zou de gewone, ongetrainde burger er het meest van kunnen profiteren, want zelfs wanneer we alles geven wat in ons zit, dan nog gebruiken we meestal niet meer dan 65 procent van de maximale kracht die theoretisch in onze spieren schuilt. We lopen rond met heel wat ongebruikte reserve, maar dat is niet noodzakelijk slecht. Ons lichaam heeft ze nodig
Getrainde atleten weten meer uit hun spieren te puren. Topatleten gaan gemiddeld tot een 80 procent van hun maximale theoretische spierkracht. Nog meer doen, is echt niet gemakkelijk en lukt vaak alleen tijdens een verbeten strijd om die ene titel waar ze al zolang op uit zijn. In het beste geval pitsen ze er dan nog wel eens een 12,5 procent extra uit, maar dat is hoogstwaarschijnlijk zeldzaam.
Hoe accuraat deze cijfers zijn, is niet helemaal duidelijk. Hutchinson haalde ze bij een autoriteit in krachttraining, Vladimir Zatsiorsky, die destijds in Rusland nog met de coaches van de Russische nationale gewichtheffersploeg contact had. Maar ook hij is niet helemaal zeker, en beschouwt ze als richtcijfers.
Hoe dan ook, de volledige 100 procent uit je lijf te persen, lukt hoogstwaarschijnlijk nooit. Vermoedelijk omdat een aantal beschermingsmechanismen in gang schieten. Het lichaam heeft zich immers niet ontwikkeld om 1 maximale inspanning te leveren en dan het risico te lopen van dood te vallen. De ontwikkeling streeft net het omgekeerd na, voldoende kracht kunnen ontwikkelen om die beer dood te meppen en nog reserve over te houden om ook die tweede nog onderuit te schoffelen. Nu ja, zeker weten we dat allemaal natuurlijk niet. Dat we in uitzonderlijke omstandigheden tot inspanningen in staat zijn waar we later zelf van staan te kijken, heeft dus een grond van waarheid.
Uitgeputte hersenen
Hoeveel kracht we maximaal uit ons lichaam kunnen halen, zwemt trouwens in nog wel meer onduidelijkheden. Hutchinson beschrijft bijvoorbeeld hoe deelnemers aan de Ultratrail du Mont Blanc, een race van een 170 kilometer rond het bergmassief met meer dan 10.000 meter klimwerk naar het einde van de wedstrijd een 35 tot 40 procent verliezen van de maximale spierkracht die ze voor de race konden leveren.
Onderzoeker Guillaume Millet stond echter wel te kijken toen bleek dat de ultralopers tijdens de Tor des Géants in Italië slechts 25 procent aan kracht inboetten, terwijl die raid met zijn 330 kilometer en 24.000 positieve hoogtemeters toch een stuk zwaarder is dan de Tour de Mont Blanc. ‘Hoe verder en hoe zwaarder de raid, hoe minder vermoeid je blijkbaar raakt’, lachte Millet. Er zit veel rek op het verschijnsel vermoeidheid, stelt hij, terwijl hij er ook een bewijs in ziet dat vermoeidheid niet alleen een kwestie is van uitgeputte spieren.
Dat was trouwens ook een van de doelstelling van Millet, achterhalen of de hersenen een rol spelen in vermoeidheid en hoe groot die wel is. Spieren worden immers aangestuurd vanuit de hersenen. Zij zetten beweging in gang en de invloed van vermoeidheid op de signalen vanuit de hersenen blijkt behoorlijk groot te zijn. Bij de ultratraillopers van de Mont Blanc kon slechts 10 procent van het verlies toegeschreven worden aan lokale vermoeidheid in de spieren. De overige 25 tot 30 procent was het gevolg van een verzwakking van het hersensignaal. Wanneer je vermoeid raakt, geven je hersenen dus minder krachtige impulsen af naar de spieren en raak je steeds moeizamer vooruit, zelfs wanneer je dat nog zo hard wil.
Wanneer je vermoeid raakt, geven je hersenen minder krachtige impulsen af naar de spieren en raak je steeds moeizamer vooruit. Zelfs wanneer je dat nog zo hard wil.
De Grote Stuurman
Waarom de hersenen zo reageren, is een onderwerp van felle discussie onder wetenschappers. Je kan daarbij wat kort door de bocht twee groepen onderscheiden. De ene beweert dat de hersenen als Grote Stuurman altijd zullen trachten om het lichaam veilig door de storm te loodsen. Van zodra er berichten binnenstromen dat de vermoeidheid te hoog dreigt op te lopen, geeft die Grote Stuurman het bevel om het rustiger aan te doen zodat het lichaam geen zware en mogelijk fatale schade oploopt. Kortom, vermoeidheid zit vooral in je hoofd.
Andere stellen dat de spieren uiteindelijk zodanig veel gifstoffen gaan afscheiden, dat normaal functioneren niet langer mogelijk is. Waarom en hoe dit een invloed heeft op de verzwakking van de hersensignalen, daarvoor heeft deze groep geen duidelijk uitleg. Volgens hen zit vermoeidheid dus vooral in de spieren en niet alleen in je hoofd.
Hormonen, zoals adrenaline spelen eveneens een rol en kan de maximale inspanning opschroeven met een 6 à 7 procent. Sommige topsporters doen waarschijnlijk net dat, zich net voor de start zo opfokken dat hun adrenaline de hoogte inschiet. Ze gaan zichzelf op de borst kloppen, of als een haantje rondstappen, het maakt niet uit wat, zolang ze die reserve maar kunnen aanboren.
Je hoofd ervan overtuigen dat jij de sterkste bent, is met andere woorden een cruciale sleutel. Een doorzetter, bijter, iemand die nooit opgeeft, hoor je vaak over kampioenen zeggen. Tenzij ze bulken van het talent en spelenderwijze lijken te winnen, maar bij zulke ‘speelvogels’ wil het wel eens mislukken van zodra ze wat tegenslag kennen. Omdat ze niet of te weinig met de twijfel en de achtervolging te maken krijgen. Het is niet toevallig dat je de eerste omschrijvingen vaak hoort bij een Wout Van Aert en de tweede bij zijn gedoodverfde rivaal. Van der Poel blijft een heerlijke sporter, een prachtig lijf en een verbluffend technisch talent. Het is een onversneden genot om hem te zien draaien, jumpen en spelen, maar een babbel met een psycholoog zou hem ongetwijfeld nog sterker maken dan hij nu al is.
Benieuwd hoe hij het er dit weekend vanaf brengt in Hoogstraten en vooral in Lille, het hol van de leeuw, de thuisbasis van Van Aert.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier