Hoe rouw je om iemand die vermist is?
Leven met een groot verlies is moeilijk. Maar hoe doe je dat als de persoon om wie je rouwt, vermist is en vervolgens overleden teruggevonden wordt? Een beklijvend, leerzaam en troostend gesprek met Uus Knops, ervaringsdeskundige én psychiater-psychotherapeut.
In december 2005 werden Uus Knops’ broer Casper en zijn studiegenoot Christophe, die samen naar Venezuela waren afgereisd, officieel erkend als vermist. ‘Het werd zwart voor mijn ogen’, getuigt Uus Knops. ‘Van dat zwart van donkere opeengepakte wolken die een dreigend onweer aankondigen, met flikkerende heillichten in de verte.’
Na alarmering van de nodige instanties volgden talloze zoekacties. ‘Golven van paniek wisselden af met moed en hoop. Voeten op de grond, nadenken en alle hens aan dek, hielden we onszelf voor. Geen overspoelende emoties die verlammend werken, want daarmee kregen we onze jongens niet terug.’
Eerst het hoofd, dan het hart
De eerste dagen en weken leven de naasten van een vermiste persoon gewoonlijk op adrenaline. Hun geliefde levend en wel terugvinden: die gedachte overheerst en doet hen een grote omweg maken rond een spaarbekken van besef en verdriet. ‘De ontkenning van te pijnlijke feiten is een tijdelijk beschermingsmechanisme om niet ten onder te gaan’, legt Uus Knops, psychiater en psychotherapeut, uit. ‘Het stelt ons in staat de informatie gedoseerd onder ogen te zien. Eerst komt het verstand, dat de feiten geleidelijk aan op een rijtje zet. Soms volgt dan een periode van verdoving, waarna het hart stapsgewijs accepteert wat het hoofd op dat moment al begrijpt.’
Zelfzorg is in zulke tijden cruciaal voor de naasten. Ze zijn geneigd om van slapen en eten een bijzaak te maken. Tot de vermoeidheid haar tol eist en hun lichaam begint te protesteren met pijnen, klachten, algemene overgevoeligheid, prikkelbaarheid… De omgeving moet dan vaak veel incasseren, maar kan anderzijds ook veel betekenen. ‘Vrienden kunnen je op een gemoedelijke manier aanmanen om toch goed voor jezelf te zorgen’, illustreert Knops. ‘Of ze kunnen je heel concreet een gezonde lunch brengen. Mee uit nemen voor een kop koffie of een film. Troost bieden in de vorm van een luisterend oor, steunende sms’jes, postkaartjes, nekmassages… En hun betrokkenheid uiten via praktische zaken en hulp, waar nodig of handig.’
Leren omgaan met de kleine triestigheden van het leven helpt bij het verwerken van de grote tristesse die later op ons pad kan komen. Helaas staan we daar al te vaak niet bij stil.
Uus Knops, psychiater
Kwellende onzekerheid, slopende zekerheid
Zoals bij elke vermissing wordt verhoopt, werden ook voor de families van de verdwenen jongens gaandeweg alsmaar meer stukjes van de puzzel gelegd. Tegelijkertijd gingen de families zich steeds meer afvragen of ze de jongens wel naar dat land hadden mogen laten reizen, of ze hen meer hadden moeten waarschuwen, enzovoort. ‘Zulke vragen, vergezeld van schuldgevoelens, zijn een normale reactie’, legt Knops uit. ‘Dat je ze hardop aan jezelf kunt stellen en er met anderen over kunt praten, voelt aan als een erkenning van je vertwijfeling en verdriet. Als omgeving bied je dan het best een luisterend oor. Ga de vragen niet zelf hardop stellen, want dat kan beschuldigend overkomen. En ga evenmin de schuldgevoelens van de persoon die ermee worstelt goedbedoeld wegwuiven. Dan erken je zijn moeilijke gevoelens niet en laat je hem er in alle eenzaamheid mee afrekenen.’
Het zou nog tot april 2007 duren vooraleer de familie Knops het gevreesde en verlossende bericht kreeg: er kon met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bevestigd worden dat de gevonden stoffelijke overschotten toebehoorden aan de jongens. Met volgens het Venezolaanse gerecht als meest aannemelijke hypothese voor hun overlijden dat ze door natuurverschijnselen of een tragisch ongeval om het leven waren gekomen. ‘Vanaf dat moment wordt je leven opgesplitst in ‘voor’ en ‘na’, of ‘met’ en ‘zonder”, vertelt Knops. ‘Want het is moeilijk om wendbaar te zijn met een loodzwaar verdriet. Er is ook geen lichaam meer waarvan je afscheid kunt nemen. Dat maakt het aanvaarden van het overlijden van een geliefde moeilijker. Je hebt geen koude hand meer kunnen voelen. Geen berustende glimlach op het gelaat meer kunnen zien. Onze ratio heeft bewijzen nodig, ons begripsvermogen heeft de informatie vanuit onze verschillende zintuigen nodig. In sommige gevallen worden er zelfs geen stoffelijke overschotten teruggevonden. Een rouwproces dat op die manier moet starten is nog complexer.’
Fantoompijn
Het is essentieel om van kleins af kleine verliezen goed te verwerken, om daar goed om te rouwen en er aandacht aan te besteden, meent Knops. ‘Leren omgaan met de kleine triestigheden van het leven helpt bij het verwerken van de grote tristesse die later op ons pad kan komen. Helaas staan we daar al te vaak niet bij stil.’
Leren leven met een groot verlies is moeilijk. Het is leven met een amputatie, met een arm minder om te omhelzen, of een been minder om op te steunen. Dat het geamputeerde deel nog steeds pijn kan doen, de zogenaamde fantoompijn, maakt de vergelijking volgens Uus Knops helemaal toepasselijk. Na een groot verlies moet je je leven opnieuw vormgeven met een gemis, je moet afscheid nemen en toch verbonden blijven. En dat probeert ieder op zijn manier te doen. ‘Er zijn zoveel manieren om te rouwen als er mensen zijn. Als omgeving is het dus belangrijk om je steun aan te passen aan de manier waarop een persoon rouwt. Ga hem in elk geval niet uit de weg, ook al weet je niet goed wat te zeggen. Zeggen ‘Hou moed, ik leef met je mee’ kan al deugd doen. Maar zwijg in geen geval het verdriet en de overledene dood. Wat onbesproken blijft, lijkt geen recht van bestaan meer te hebben.’
Laten gebeuren
Anderzijds breekt Knops toch ook graag een lans voor het belang van het eigen aandeel in het verwerkingsproces. ‘Het is oké om zelf het onderwerp aan te snijden als je er behoefte aan hebt over je verdriet te praten. Of om net aan te geven wanneer je er niet over wilt praten. Het is oké om zelf de hand te reiken naar lotgenoten, want verdriet kan verbinden. Of om zelf actief op zoek te gaan naar erkenning.’
Voor de omgeving benadrukt ze nog graag hoe belangrijk het is om verdriet te benoemen. Mee te lijden. Samen te zijn in de pijn. De logica even aan de kant te zetten. ‘Onze hersenen bestaan uit een rechter- en een linkerhelft die door een soort brug met elkaar worden verbonden. Vereenvoudigd kun je het zo stellen: als ik rouw, ben ik overspoeld in mijn rechterhersenhelft, de helft die grofweg staat voor de emoties en de intuïtie, de helft die voelt. Spreek me dan niet aan met jouw linkerhersenhelft, die van de logica, de ratio, de helft die weet. Liever heb ik dat jouw rechterhersenhelft zich richt tot mijn rechterhersenhelft. Dat jij meevoelt met wat ik voel. Probeer niet op te beuren, maar laat gebeuren. Van daaruit kunnen we dan samen over de verbindende brug naar onze linkerhersenhelft wandelen. Vanuit empathie en de erkenning voor mijn emoties komt er dan vanzelf wel een opgeluchte zucht en een hoopvol lichtpuntje. Verdriet vraagt liefde, geen logica.’
En nog deze laatste steunende gedachte voor mensen na een groot verlies. ‘Probeer erin te blijven geloven dat de dag komt waarop je rouw minder ruw is en minder schuurt. Waarop de schuring in zachte berusting overgaat. Waarop je ervaart dat je verdriet je geluk niet in de weg hoeft te staan. Want voor de meesten komt die dag.’
Ook voor haar? ‘Ja. En vandaar ook mijn boek. Het is een ode aan het leven en mijn bescheiden bijdrage aan een kleine rouwrevolutie.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier