Hoe kleiner de leefgroep in een woonzorgcentrum, hoe minder coronaslachtoffers
Hoe kleiner de leefgroep in een woonzorgcentrum, hoe minder besmettingen met en overlijdens door het coronavirus zijn vastgesteld. Dat blijkt maandag uit een studie van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, uitgevoerd door KU Leuven en de Radboud Universiteit uit Nederland. Woonzorgcentra waarbij vaste zorgteams steeds bij een beperkt aantal leefgroepen werkten, bleken ook minder covid-overlijdens te tellen.
In opdracht van Vlaams minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits (CD&V) voerden de onderzoekers een analyse uit van de structuur en organisatie van woonzorgcentra tijdens de covid-19-pandemie. In totaal vulden 318 directies van centra een enquête in, opgesteld samen met verschillende middenveldorganisaties. De antwoorden uit de bevraging werden naast gegevens gelegd van het Agentschap Zorg en Gezondheid uit de periode van maart tot december 2020.
De resultaten zijn duidelijk. In woonzorgcentra met leefgroepen kleiner dan 17 bewoners is er gemiddeld 17,5 procent besmetting vastgesteld. In woonzorgcentra met leefgroepen van meer dan 32 bewoners steeg dat percentage naar 27,5 procent. Het aantal bewoners dat omwille van covid-19 overleden is, lag in woonzorgcentra met grote leefgroepen ruim dubbel zo hoog als in woonzorgcentra met kleinere groepen (5,1 tegenover 2,5 procent).
Ook het takenpakket van zorgmedewerkers namen de onderzoekers onder de loep. Als medewerkers meer taken op zich namen binnen eenzelfde leefgroep, werden er minder overlijdens vastgesteld. Als het takenpakket meer verspreid zat over verschillende zorgteams, waren er meer overlijdens binnen het woonzorgcentrum.
Een gelijkaardig resultaat wordt vastgesteld als woonzorgcentra op hun totale grootte vergeleken worden met elkaar. In kleine vestigingen, met minder dan 60 bewoners, lag het aandeel overlijdens op 2,8 procent. Bij middelmatige grootte (60 tot 119 bewoners) stijgt het aandeel naar 3,9 procent, en in grote centra (meer dan 119 bewoners) wordt de kaap van 4 procent gehaald (4,1 procent).
Een verklaring voor de resultaten is niet ver te zoeken. ‘Met kleinere leefgroepen wordt de bubbel van de bewoners kleiner: zo zijn er minder mensen die wel intensief met elkaar in contact komen, in vergelijking met grotere leefgroepen’, vertelt docent Lander Vermeerbergen (KU Leuven-Radboud Universiteit). ‘De vaste zorgteams zorgen ervoor dat het virus moeilijker naar een andere groep wordt doorgegeven.’ Ten tijde van de eerste coronagolven in 2020 was er het besef dat kleinere groepen belangrijk waren om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Een groot aantal woonzorgcentra is tijdens de pandemie beginnen werken met kleinere leefgroepen en vaste zorgteams. Dat het verschil met grotere leefgroepen zo groot was, was voor de onderzoekers wel verrassend.
‘De interne organisatie van een centrum, op het niveau van leefgroepen, blijkt erg belangrijk te zijn, ook binnen grotere voorzieningen’, stelt Vermeerbergen. ‘Bij toekomstige pandemieën is het dus interessant om in te zetten op kleinschaligheid. Ook binnen grotere centra kan best gewerkt worden met kleinere leefgroepen en vaste zorgteams: die twee zaken blijken het meest cruciaal te zijn om verspreiding van het virus te vermijden.’