Greta De Reymaeker, Specialist van het Jaar: ‘Als we willen dat geneeskunde vooruitgaat, kan dat niet zonder risico’s’

Greta Dereymaeker: 'Als vrouw moest ik me drie keer zo hard bewijzen om in die mannenwereld overeind te blijven.' © Franky Verdickt
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Greta Dereymaeker is verkozen tot Specialist van het Jaar. Ze zorgde ervoor dat voet- en enkelchirurgie in ons land en daarbuiten ernstig wordt genomen. Een gesprek over schoenen, implantaten, geld en geduld.

Het is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik – ken je dat liedje?’ vraagt Greta Dereymaeker. Ze zong de jarentachtighit van Peter Blanker weleens in haar hoofd, geeft ze toe, want ze was nu eenmaal uiterst goed in haar specialiteit: voet- en enkelchirurgie. Ze was de eerste vrouwelijke orthopedisch chirurg in ons land, bouwde de voet- en enkelchirurgie van bijna nul uit en werd de eerste vrouwelijke voorzitter van de Europese Vereniging voor Voet- en Enkelchirurgie. Haar collega’s en Artsenkrant verkozen haar zopas tot Specialist van het Jaar.

Je moet het schoeisel dragen dat bij de gelegenheid past. Je maakt geen wandeling op naaldhakken, maar je moet ook niet naar een feest gaan op Crocs.

Als je zo goed bent als Dereymaeker word je vaak de hemel ingeprezen, ‘en als je altijd op een piëdestal wordt geplaatst, is het niet makkelijk om met beide voeten op de grond te blijven’, zegt ze. ‘Daarom dat ik dat liedje zo vaak zong, want nederigheid en dankbaarheid vind ik de belangrijkste zaken in het leven.’ Ze gaat ons voor op de trap: ‘Dit huis was eigenlijk een beetje te groot voor mijn man en mij. En als je dan weet dat er mensen zijn die geen dak boven hun hoofd hebben… Daarom hebben we Syrische vluchtelingen in huis genomen. Zij wonen nu op de benedenverdieping.’

Dereymaeker is net terug van een missie in Burkina Faso, waar ze klompvoeten opereerde. Want ze mag dan al bijna tien jaar met pensioen zijn, ze zet zich nog altijd in waar ze kan. ‘Hier in België heeft iedereen toegang tot goede geneeskunde. Ik heb zestien voetchirurgen opgeleid die alle mensen kunnen helpen. Ik vond dat men in België verder kon, en dat ik beter regelmatig naar een ontwikkelingsland kon gaan om daar vooral de minder gegoede mensen te opereren en mijn kennis over te dragen aan lokale chirurgen en paramedici. In die landen worden mensen met een afwijking of handicap weggestopt en hebben ze geen kans op een menswaardig leven. Dat verbeteren geeft veel voldoening.’

‘Al van in de humaniora wist ik dat ik arts wilde worden’, vertelt ze. ‘Ik wilde mensen helpen. In het eerste jaar geneeskunde waren we met 400 studenten, van wie 40 meisjes. Ik heb er lang aan gedacht om huisarts te worden, omdat je dan het meest contact hebt met mensen. Maar mijn stage heelkunde viel heel goed mee. De begeleidende professor moet dat hebben gemerkt, en ik herinner me het nog goed: terwijl ik assisteerde als stagiaire bij een heupoperatie kreeg ik de vraag of ik me in orthopedische chirurgie wilde specialiseren – dat is alles wat te maken heeft met ons bewegingsapparaat. Ik was verbaasd, want er waren geen vrouwen die zich daarin specialiseerden. Maar omdat de prof het me zelf vroeg, ben ik erop ingegaan.

Is chirurgie een macho mannenwereld?

Greta Dereymaeker: Oh ja, nog altijd. Als vrouw moest ik me drie keer zo hard bewijzen om in die mannenwereld overeind te blijven. Zo moest ik als staflid de assistenten superviseren als zij een operatie uitvoerden. Op een bepaald moment moest er een plaat uit een scheenbeen worden verwijderd, en de mannelijke assistent wilde het doen. Hij draaide de eerste schroef los, de tweede, derde, vierde en vijfde, maar in de zesde en laatste schroef kreeg hij geen beweging. Ik zei dat ik wel zou overnemen, en hij grijnslachte eens naar me. Je zag hem denken: dat lukt haar nooit. Ik plaatste alle schroeven terug, haalde daarna eerst de zesde schroef eruit, en dat ging vanzelf. Je had die assistent zijn gezicht moeten zien. Ondertussen is er een duidelijke verbetering merkbaar, vrouwen komen veel vlotter door de selectieprocedures om te specialiseren. Maar wanneer het erop aankomt om een echte job te vinden, hebben ze het nog altijd moeilijker dan hun mannelijke collega’s.

Greta Dereymaeker: 'In ontwikkelingslanden hebben mensen met een afwijking geen menswaardig leven. Daaraan werken geeft me veel voldoening.'
Greta Dereymaeker: ‘In ontwikkelingslanden hebben mensen met een afwijking geen menswaardig leven. Daaraan werken geeft me veel voldoening.’© Franky Verdickt

Wat trok u zo aan in voeten en enkels dat u zich daarop toelegde?

Dereymaeker: Toen ze me vroegen om als staflid op het departement orthopedie in het Universitair Ziekenhuis KU Leuven te blijven, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Ik stelde wel twee voorwaarden. Eén: ik wilde toen niet voltijds werken, want ik was zwanger van onze tweede dochter. Twee: ik wilde een subspecialiteit voor mezelf. In de dienst had elke orthopedist al zijn subspecialiteit – knieën, heupen, handen enzoverder -, en ik vreesde als vrouw de overschot van de heren te krijgen. Daar had ik geen zin in. Ik heb dan voorgesteld om de voeten te doen, die tot dan door alle chirurgen tussendoor werden behandeld. Dat werd goedgekeurd. Voeten en enkels zíjn ook fascinerend. Ze zijn zo complex. Kijk, een heup bestaat uit twee elementen: het bekken en de heupkop. Een knie is al iets ingewikkelder: het scheenbeen is verbonden met het dijbeen en die verbinding wordt aan de voorkant beschermd door de knieschijf. Maar de voet is een soort piramide die uit 28 beentjes bestaat, die bijna voortdurend belast worden. Door de kleine botjes is het ook zeer fijne chirurgie. Je moet dus niet alleen driedimensionaal kunnen denken, maar ook nog heel handig zijn. Dat is toch ontzettend boeiend? En toen ik in 1977 afstudeerde, bestond er nog maar weinig wetenschappelijk onderzoek naar de voet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld heupen en knieën.

Hoe komt dat?

Dereymaeker: Omdat er geen geld was voor wetenschappelijk onderzoek naar de voeten, alle middelen gingen naar de heupen en knieën. Daarmee viel op relatief korte termijn ook het meeste geld te verdienen: heupen en knieën zijn goed voor 90 procent van de prothesen, de enkel slechts 10 procent, dus waar stopt de industrie dan haar geld in, denk je? Het heeft lang geduurd voordat er enkelprothesen op de markt kwamen. Als dat gewricht versleten was, werd het vastgezet. Dat was de standaardprocedure tot in 2005. Rond de eeuwwisseling heb ik met vijf internationale orthopedische chirurgen een enkelprothese ontwikkeld, de Hintegra, waar je nog mijn voornaam in kunt ontdekken. In mei 2000 heb ik de eerste Hintegra geplaatst.

Door de Implant Files, waar Knack aan meewerkte, is er ophef ontstaan over implantaten en prothesen: er zijn heel veel klachten, en die worden geheim gehouden.

Dereymaeker: Prothesen worden natuurlijk uitvoerig getest voor ze bij een mens worden ingeplant, maar dat gebeurt op dieren of kadavers, niet bij levende mensen. Je weet dus vooraf nooit 100 procent zeker hoe zo’n prothese in een menselijk lichaam zal reageren. En er zijn zeker prothesen op de markt gekomen die niet echt voldeden aan de criteria. Maar wat zijn de criteria? Luister, geneeskunde is meestal geen zwart-witverhaal, je weet niet alles op voorhand en er kan altijd iets foutlopen. Uiteindelijk is de prothese een product dat je maakt en implanteert, en zoals bij elk ander product kunnen er problemen opduiken. Als er pitting corrosion – kleine putjes – in een pan kunnen komen, waarom zouden die dan ook niet in een prothese kunnen ontstaan? En functioneert zo’n prothese dan nog goed? Als we willen dat de geneeskunde vooruitgaat, kan dat niet zonder dat er risico’s worden genomen, maar ze moeten zo klein mogelijk worden gehouden op basis van zeer goed fundamenteel onderzoek.

Greta Dereymaeker

– 1947: geboren in Leuven

– 1972: studeert af in genees-, heel- en verloskunde (KU Leuven)

– 1977: staflid UZ Leuven, en legt zich toe op voeten en enkels

– 1995: wordt prof

– 2003: start van leerstoel Berghmans-Dereymaeker

– 2011: gaat met pensioen en opereert in ontwikkelingslanden

– 2018: verkozen tot Specialist van het Jaar

Hebt u weleens getwijfeld of u enkelprothesen zou plaatsen?

Dereymaeker: Soms denk ik: ben ik er niet te vroeg mee begonnen? Had ik niet beter tien jaar langer gewacht? Het alternatief voor het behandelen van een versleten en een erg pijnlijke enkel was een operatie waarbij die werd vastgezet. Veel mensen wilden geen stijve enkel, en dan was een prothese het alternatief. Toen ik begon met het implanteren van de enkelprothesen kenden we de levensduur ervan nog niet precies, maar we hoopten dat ze minstens tien à twaalf jaar zouden meegaan. Een patiënt van 60 jaar wist dus dat er een reële kans was dat hij ooit een nieuwe ingreep zou moeten ondergaan. Ik heb mijn patiënten voor een ingreep altijd een volledige uitleg gegeven, ik heb altijd gewezen op de risico’s, en ze mochten altijd zelf beslissen wat er uiteindelijk gebeurde: vastzetten of een prothese.

U kreeg vast vaak te horen: u bent de dokter, wat zou u doen in mijn plaats?

Dereymaeker: Inderdaad, en daar schuilt het gevaar: als arts kun je zo’n gesprek in een bepaalde richting duwen. Als je graag opereert, zou je kunnen antwoorden: ‘Ik zou voor een operatie kiezen.’ Dat kan natuurlijk niet. Je moet je als arts altijd de vraag stellen of je dat voor je eigen vader, moeder of kind ook zou doen. Want hoe graag je ook opereert, de patiënt moet altijd centraal staan.

En, staat de patiënt steeds centraal?

Dereymaeker: Voor mij zeker wel. Alles wat een arts doet, moet altijd in het teken staan van het welzijn van zijn patiënt. In een universitair ziekenhuis is ook de opleiding van de toekomstige specialisten van belang, naast het uitvoeren van moeilijke, gecompliceerde ingrepen en het meewerken aan innovatieve technieken. Al die zaken moeten in een goed evenwicht en in overleg met collega’s van binnen en buiten de universiteit gebeuren zodat het een duidelijk voordeel oplevert voor iedereen. In een wereld waarin kwaliteit, efficiëntie en kosten-batenanalyse zo belangrijk zijn geworden, stelde dat me soms voor moeilijke keuzes. Maar een bevriende collega zei ooit: als je de patiënt centraal blijft stellen, wordt de beslissing nemen makkelijker.

Waarom bent u in 2002 weggegaan bij het UZ Leuven?

Dereymaeker: In 1991 vroeg de directie van Gasthuisberg me om het management te doen van het operatiekwartier orthopedie in Pellenberg. We hadden 6 operatiezalen, 15 chirurgen en gemiddeld 6500 ingrepen per jaar. Dat vraagt wel wat organisatie. Ik deed de coördinatie graag, al was het niet altijd makkelijk om iedereen tevreden te stellen. In 2002 werd het steeds moeilijker om mijn leuze ‘de patiënt staat centraal’ consequent te volgen. Daarom heb ik mijn ontslag aangeboden. Ik heb mijn professionele activiteit voortgezet in het Leuvense Heilig-Hartziekenhuis en werd consulent in het UZA.

Hebt u professioneel nooit spijt gekregen omdat u bent opgestapt bij de universiteit?

Dereymaeker: Toch wel. Na een jaar vroeg ik me weleens af of ik de juiste beslissing had genomen. Maar plots was daar, als een geschenk uit de hemel, een patiënt die mij uit dankbaarheid voor zijn behandeling aanbood om voor mij een leerstoel te financieren. Daar heb ik snel ‘ja’ op gezegd. Ik mocht met die leerstoel doen wat ik wilde, en hem plaatsen waar ik wilde. Ik ben dan naar André Oosterlinck gestapt.

De toenmalige rector van de KU Leuven, waar u ontslag had genomen?

Dereymaeker: Ja, waarom niet? Daar waren mogelijkheden! Ik vertelde hem dat ik financiering had gekregen voor een leerstoel en dat ik die graag aan de KU Leuven wilde oprichten bij biomechanica, bij de ingenieurs. Ik wilde fundamenteel onderzoek doen naar wat er precies in een voet gebeurt, en ik wist dat zij daarvoor goede labs hadden.

De voetchirurgie heeft een enorme stap vooruit gezet, en wordt nu als een volwaardige subdiscipline beschouwd.

In 2003 is de leerstoel baron Berghmans-Dereymaeker van start gegaan. Onder impuls van professor Jos Vander Sloten, professor Ilse Jonkers en mijzelf kwam een zeer fijne samenwerking tot stand tussen drie verschillende departementen: ingenieurs, bewegingswetenschappen en geneeskunde. Elk jaar stortte baron Berghmans (aandeelhouder van Lhoist, de grootste kalkproducent ter wereld, nvdr) daarvoor 63.000 euro, tot hij vorig jaar met pensioen ging. Nu proberen we met een fonds de financiering van dat fundamenteel onderzoek voort te zetten, samen met de Belgische Vereniging van Voet- en Enkelchirurgie en andere sponsors, want dat blijft nodig om de patiënten nog betere behandelingen te kunnen geven.

Maar er is al wel een hele weg afgelegd?

Dereymaeker: Gigantisch! De voetchirurgie heeft een enorme stap vooruit gezet, en wordt nu als een volwaardige subdiscipline beschouwd. Een voorbeeld. Zo’n knobbel aan de grote teen, een hallux valgus, de meest voorkomende voetafwijking, werd vroeger niet geopereerd. Je moest maar een gat in de zijkant van je schoen knippen. En vrouwen kregen te horen dat ze niet van die smalle schoentjes moesten dragen. Tijdens mijn opleiding was de regel: een hallux valgus opereer je niet, tenzij het echt niet anders kan. Daar was ik het niet mee eens, want hoe vroeger je ingrijpt als je ontstekingen krijgt, hoe beter het resultaat. Je moet die knobbels niet chirurgisch verwijderen, maar reconstructief werken. Elders, onder meer in de VS, heeft het nog lang geduurd voordat men dat op die manier opereerde.

Schudt u het hoofd als u vrouwen op naaldhakken ziet?

Dereymaeker: Nee hoor. Luidt het spreekwoord niet dat je wat moet afzien om mooi te zijn? Ik vind dat je het schoeisel moet dragen dat bij de gelegenheid past. Je moet dus geen wandeling maken op naaldhakken, maar je moet ook niet naar een feest gaan op Crocs. Trouwens, toen de Crocs in de mode waren, bijvoorbeeld bij verpleegsters, kreeg ik heel wat patiënten op de raadpleging met een ontsteking van de pees van de voetboog, omdat die Crocs erg plat waren. Maar eigenlijk veroorzaken schoenen de afwijking niet, zij geven wel de klachten. Een smal schoentje veroorzaakt geen hallux valgus, maar je hebt er wel last van als je zo’n muiltje draagt.

Je moet je als arts altijd de vraag stellen of je dat voor je eigen vader, moeder of kind ook zou doen.

Is duurder materiaal in de chirurgie altijd beter?

Dereymaeker: Niet noodzakelijk. Ik geef een voorbeeld. De triple athrodese is een van de moeilijkste voetingrepen: je zet dan vier botten in de achtervoet, die samen drie gewrichten vormen, aan elkaar vast. Daarmee probeer je te overmatige slijtage van het kraakbeen te verhelpen, bijvoorbeeld door artrose. Om die botten vast te zetten, gebruikten we vroeger pinnen, en die kosten misschien 10 euro. Nu gebruiken we daarvoor schroeven die makkelijk 100 euro per stuk kosten. Met een pin groeien die botten ook vast, maar het nadeel is dat de patiënt gedurende een langere periode niet mag steunen en in het gips moet, en dat vindt men in onze westerse samenleving niet zo leuk. Tussen de schroeven is er dan nog een groot verschil, er zijn er die nóg meer kosten. Zijn die echt beter? Nee, maar sommige artsen werken liever met die schroeven. Ik moet zeggen dat ik er nog gevoeliger voor ben geworden sinds ik in ontwikkelingslanden ben gaan opereren. Daar is geen geld voor schroeven en gebruiken we altijd pinnen.

Gaat u vaak opereren in ontwikkelingslanden?

Dereymaeker: Vier à vijf keer per jaar. Dat is zo’n verrijking van mijn leven. In 2003 heb ik voor het eerst in Vietnam klompvoeten geopereerd en daarna heb ik het ook in Afrika gedaan. Ik dacht bij mezelf: ik heb 30 jaar aan de KU Leuven gewerkt, ik heb zo veel voeten behandeld, maar zúlke klompvoeten heb ik nog nooit gezien. Ik wist niet goed hoe ik eraan moest beginnen. Tegelijkertijd stelde ik me de vraag: met welke kennis opereren collega’s, die in België nauwelijks voeten doen, zulke klompvoeten?

Maar het is zo’n fijn en bevredigend werk. Ik herinner me een veertienjarig Vietnamees meisje, met zo’n mooi gezichtje maar zulke lelijke klompvoeten. Dat kind was nooit naar school geweest, ze werd door haar ouders weggestopt. Ik heb dat meisje geopereerd. Het was een zeer moeilijke ingreep, ik heb twee uur aan elke voet gewerkt en heb ze rechtgezet. Daarna zei een andere dokter tegen mij: ‘Je hebt dat meisje een leven gegeven.’ Daarvoor doe je het toch?

Partner Content