‘Onze minister van Volksgezondheid viseert de sociale geneeskunde. Patiënten, zorgverleners en middenveld zullen van zich moeten blijven laten horen’, schrijft Anne Delespaul, gezondheidsspecialist van de PVDA.
Begin deze week werden de resultaten van de audit over de wijkgezondheidscentra bekendgemaakt. Minister van volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) heeft ook meteen het moratorium op nieuwe centra heeft opgeheven. Centra zoals dat van Herentals en Heist, die al meer dan een jaar wachten op een erkenning, kunnen nu eindelijk echt van start gaan. Honderden nieuwe patiënten zullen zo van dit systeem van toegankelijke en sociale geneeskunde kunnen genieten. Zelfs een studie op bestelling zoals deze audit door KMPG, kan de minister niet voldoende munitie geven om nieuwe centra te blijven tegenhouden.
Gezondheid als recht of lucratieve markt? ‘De strijd is nog niet gewonnen’
Toch is het veel te vroeg om victorie te kraaien. In haar reactie op de resultaten van de audit laat De Block er geen twijfel over bestaan dat ze verder wil blijven zoeken naar mogelijkheden om te besparen in de sector. Met termen als ‘een kluwen aan financieringsbronnen’ en ‘overfinanciering’ (in dikke vette letters), wil ze de weg vrijmaken om verdere bezuinigingen te verantwoorden.
Exuberante artsenlonen blijven buiten schot
Dat de minister voor deze audit consultancybureau KPMG koos, is geen toeval. Het bedrijf staat gekend om haar lobbywerk voor de privatisering van de gezondheidszorg in heel Europa. Dat maakt het bureau tegelijk rechter en betrokken partij.
De studies van KPMG tonen steevast aan dat ‘hervormingen’ of ‘herstructureringen’ (codetaal voor privatisering) van overheidsdiensten noodzakelijk zijn om nadien die vrijgekomen meest rendabele delen zelf in te pikken. KPMG een audit naar de wijkgezondheidscentra laten uitvoeren, is als Monsanto onderzoek laten voeren naar de gezondheidseffecten van lokaal en biologisch geteelde groenten.
De audit heeft het dan ook enkel over droge cijfers, met als focus het financiële plaatje. Voor kwaliteit van de zorg is er geen plaats. Bovendien wordt er bewust geen vergelijking gemaakt met de prestatiegeneeskunde, wat ook door KPMG en de minister zelf wordt bevestigd: ‘Het betreft een doorlichting van één systeem met de bedoeling dit te kunnen optimaliseren.’
Laat nu net daar het probleem zitten: de minister maakt een duidelijke keuze door enkel wijkgezondheidscentra door te lichten, waar amper één procent van het totale budget aan artsenlonen naartoe stroomt. Dit zonder ook maar een blik te werpen op de vaak exuberante lonen van specialisten die jaarlijks een veelvoud kosten aan de sociale zekerheid. Dit bewijst dat de minister de sociale geneeskunde viseert.
De Block ‘vergeet’ bewust haar lessen statistiek
In december 2017 kwam het InterMutualistisch Agentschap (IMA) met de resultaten van haar eigen studie naar de kost en kwaliteit van de zorg in wijkgezondheidscentra. Zij maakten wél de vergelijking met de prestatiegeneeskunde.
De resultaten bevestigen wat het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) al in 2008 concludeerde: de forfaitaire geneeskunde is niet duurder voor het RIZIV, gratis voor de patiënt en levert bovendien kwalitatief betere zorg dan de prestatiegeneeskunde. In de eerste lijn zijn de kosten voor patiënten die ingeschreven zijn in een wijkgezondheidscentrum hoger dan in de prestatiegeneeskunde. Maar dit wordt ruimschoots goedgemaakt door minder kosten op de tweede lijn en in medicatieverbruik.
De minister legde deze resultaten echter naast zich neer. Alle argumenten zijn en waren goed om de wijkgezondheidscentra te blijven aanvallen.
Dat werd ook pijnlijk duidelijk tijdens een debat in de Kamer in december vorig jaar. Toen PVDA-volksvertegenwoordiger Marco Van Hees de resultaten van de IMA-studie voorlegde aan de minister, wrong ze zich in allerlei bochten om toch maar de positieve resultaten te kunnen ontkrachten. Het zou gaan om een ‘opgewarmde’ studie die net bewijst dat de forfaitgeneeskunde dubbel zo duur zou zijn als de prestatiegeneeskunde. ‘In de tweede lijn zijn de uitgaven (bij de forfaitaire wijkgezondheidscentra) aan bijvoorbeeld rusthuizen lager. Ze hebben echter een veel jonger publiek. Natuurlijk zullen die jonge mensen niet in rusthuizen terechtkomen. Men mag geen appelen met peren vergelijken’, voegde ze eraan toe.
Forfaitaire geneeskunde is niet duurder voor het RIZIV, gratis voor de patiënt en levert kwalitatief betere zorg dan de prestatiegeneeskunde.
Heeft de minister, zelf huisarts, nooit basislessen statistiek gehad? De studie van het IMA vergelijkt een steekproef van bijna 50.000 patiënten in het systeem van forfaitaire geneeskunde, met een gelijkaardige steekproef uit het systeem van de prestatie-geneeskunde. De vergelijking gebeurde met een identieke match op vlak van leeftijd en andere socio-demografische factoren. Dat wil zeggen dat er exact evenveel ouderen in beide groepen zitten en er dus wel degelijk appelen met appelen vergeleken worden.
De minister wil dus koste wat kost ‘bewijzen’ dat haar reeds doorgevoerde en geplande besparingen te verantwoorden zijn. Dat doet ze door de resultaten van studies als die van het IMA te ontkennen en te verdraaien en te vertrouwen op privatiseringskampioenen KPMG (en deze 200.000 euro te betalen) om voldoende munitie te verkrijgen om haar standpunt door te duwen.
Beperkte middelen optimaal gebruiken voor toegankelijke, multidisciplinaire zorg
De ‘overfinanciering’ waar de minister over spreekt, doelt op een berekening in de audit. Van de 455 euro per patiënt die wijkgezondheidscentra ontvangen, zou er slechts 396 euro worden uitgegeven. Het is echter absoluut onduidelijk hoe KPMG die uitgaven precies heeft berekend.
Bovendien wordt dat ‘overschot’ op vele plaatsen geïnvesteerd in bijkomende zorg, zoals een psycholoog, sociaal assistent of diëtiste. Op die manier gebruiken de centra hun middelen om vaak dure zorg toch toegankelijk te maken, zonder dat ze daar expliciet voor gefinancierd worden. In een landschap van dichtslibbende wachtlijsten en steeds duurdere zorg voor de patiënt, is het een bewuste keuze van de centra om met de beperkte beschikbare middelen een zo breed mogelijk gamma aan eerstelijnszorg te bieden.
Tegelijk geeft de audit ook zwart op wit toe dat de stijging in budget van de voorbije jaren voor de totale sector, géén stijging van het gemiddelde budget per medisch huis betekende. Het gaat dus niet om een gigantische stijging van de kosten, maar over meer patiënten die in het systeem verzorgd worden en meer centra die de deuren openden.
Toegankelijkheid als erezaak
De minister insinueert dat de wijkgezondheidscentra selectief patiënten zouden in- en uitschrijven en onrechtmatig geld zouden ontvangen voor patiënten die niet meer komen. Nochtans is toegankelijke eerstelijnsgeneeskunde voor iedereen één van de basisprincipes in de sector. Iedere patiënt is welkom, ongeacht geslacht, afkomst, geloofsovertuiging of ziektelast.
De IMA-studie bevestigt dat ook in haar conclusies: de populatie van de wijkgezondheidscentra komt uit een meer precair sociaaleconomisch milieu en heeft in de studie een zwaardere ziektelast, ‘wat ons kan doen concluderen dat er geen sprake is van selectie van patiënten met een laag gezondheidsrisico in de forfaitaire eerstelijnszorg’. Bovendien merken veel centra net een selectiviteit bij sommige huisartsen, die per prestatie werken en die patiënten in precaire situaties naar hen doorsturen.
Als er toch een aantal praktijken zijn die misbruik maken van het systeem, dan zijn de centra die zich wel elke dag met hart en ziel inzetten voor sociale en laagdrempelige zorg, de eerste om te vragen deze te sluiten. Maar het kan niet dat enkele zeldzame rotte appels als argument gebruikt worden om de hele sector op de schop te gooien.
Engagement versus artsenlonen van 400.000 euro per jaar
Ook de voorzitter van het artsensyndicaat BVAS, Marc Moens, mengde zich deze week in het debat. Volgens hem zien de medische huizen als ‘een hangmat’ en zijn de huisartsen die er werken ‘vooral bekommerd om hun eigen comfort’.
Dat is een slag in het gezicht van alle huisartsen die elke dag duizenden patiënten verzorgen in de wijkgezondheidscentra. Vaak gaat het om complexe ziektebeelden, leven veel van hun patiënten in precaire omstandigheden en vraagt deze kwetsbare populatie extra aandacht en zorg. De zorgverleners in wijkgezondheidscentra geven met veel passie en engagement alles wat ze kunnen om die kwaliteitsvolle, multidisciplinaire, preventieve en toegankelijke eerstelijnszorg te bieden waar de sector zo voor geroemd wordt door patiënten, hulpverleners en middenveld.
Het kan niet dat enkele zeldzame rotte appels als argument gebruikt worden om de hele sector op de schop te gooien.
Dat is geen hangmat, maar geëngageerde en sociale geneeskunde. En daar wringt het schoentje voor meneer Moens, maar ook voor minister De Block zelf. Zij verkiezen liberale of vrije prestatiegeneeskunde waarbij de geneesheer of zorgverlener wordt vergoed per prestatie en de patiënt meer betaalt naargelang hij of zij meer zorg nodig heeft. Die vrijheid geldt dan vooral voor de arts die kan vragen wat hij of zij wil voor een consultatie, tot jaarlonen van 400.000 euro en meer. De vraag is dan wie er echt in een hangmat vertoeft.
Bovendien betekent dat voor de patiënt de ‘vrijheid’ om meer te moeten betalen als je meer zorg nodig hebt, terwijl niemand er ‘vrij’ voor kiest om ziek te zijn.
Gezondheid is een recht, ook bij een minder dikke portefeuille
Wijkgezondheidscentra vormen een kostenefficiënt én kwaliteitsvol systeem dat dagelijks aan 360.000 patiënten eerstelijnszorg biedt van hoge kwaliteit , zonder dat de patiënt daar ook maar één euro voor moet neertellen. Zo verzekeren ze dag in dag uit het recht op gezondheid voor hun patiënten. Een studie van de Europese Commissie onderstreept dit doordat werd vastgesteld dat in ons land jaarlijks 900.000 patiënten hun bezoek aan de huisarts hebben uitgesteld omwille van financiële redenen.
Aangezien cijfers over zorgkwaliteit én kostenefficiëntie blijkbaar geen grote indruk maken op de minister, zal er meer nodig zijn om haar plannen te dwarsbomen. Patiënten, zorgverleners en middenveld zullen van zich moeten blijven laten horen. Dat breed gedragen protest zelfs quasi onvermurwbare ministers kunnen doen plooien bewijst het protest vorig jaar over de aangekondigde besparingen in de kinderpsychiatrie. Laat dat als inspiratie dienen om ook deze strijd voor toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen te voeren.
Anne Delespaul is huisarts bij Geneeskunde voor het Volk en gezondheidsspecialist van de PVDA.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier