Thierry De Baets
‘Gevaren van alcohol zijn niet beperkt tot de risico’s in het verkeer’
Bij de start van Tournée Minerale staat orthopedisch chirurg Thierry De Baets stil bij de manier waarop het gebruik alcohol vandaag nog altijd maatschappelijk aanvaard is. ‘Nog te vaak wordt het idee in stand gehouden dat alcohol noodzakelijk is om plezier te kunnen maken.’
Na mijn pleidooi voor nultolerantie voor alcohol in het verkeer kreeg ik berichten van verschillende collega’s. Ik dacht nochtans dat ik de gevolgen van alcoholgebruik wel kende. Als traumatoloog zie ik ze wekelijks, de patiënten die veel drinken. Ongelukken in het verkeer, breuken na vallen thuis, vechtpartijen op café, intrafamiliaal geweld. Het zijn trauma’s die iedereen kunnen overkomen, maar ze zijn frequenter na overmatig alcoholgebruik. Sommige pechvogels hebben die tegenslag al bij hun eerste pint, anderen kunnen het noodlot langer tarten.
Vaak wordt alcoholmisbruik een probleem van lange duur en de meeste alcoholisten ontkennen hun probleem. Zoals een patiënt laatst; “24 pintjes per dag,” antwoordde hij op mijn vraag hoeveel hij dronk. Toen hij schrok van mijn reactie, wilde hij het probleem minimaliseren. “Ja maar,” zei hij, “24 pintjes over de hele dag, want ik begin er ‘s morgens vroeg al aan.”
Dat overmatig alcoholgebruik niet alleen verantwoordelijk is voor ongevallen en breuken wist ik al. De lever wordt aangetast, de hersenen raken beschadigd, er is een hoger risico op botontkalking. Waar ik echter minder van op de hoogte was, en met mij vermoedelijk heel veel mensen, is dat er een duidelijk verband is tussen alcoholconsumptie en verschillende kankers.
Er is een duidelijk verband tussen het gebruik van alcohol en het voorkomen van mondkanker, keel-, slokdarm-, darm-, lever- en borstkanker. Het kankerverwekkend effect van alcohol is reeds aanwezig bij beperkt gebruik en neemt toe naarmate de inname ervan verhoogt. (Voor nog andere kankers is er een vermoeden van een verband met alcoholgebruik, maar (nog) geen bewijs.)
(Lees verder onder de preview.)
Een aantal collega’s informeerde verder ook dat brouwers heel veel geld spenderen aan wetenschappelijk onderzoek, aan prijzen voor onderzoekers en aan stichtingen die kunst, wetenschap en geneeskunde sponsoren. Zo bestaan de Heineken Prizes, de Heineken Young scientist Awards, Stichting Alfred Heineken Fondsen, de Carlsberg Foundation Research prizes, de INBEV-Baillet Latour Health prize,…
Op het eerste zicht lijkt het nobel dat bedrijven die miljarden winst maken door de verkoop van alcohol, een fractie van hun winst gebruiken onder andere voor de vooruitgang van de wetenschap. Maar welke invloed hebben zij op wat er onderzocht wordt, of op de resultaten van het onderzoek? In welke mate bepaalt het lobbywerk van alcoholbedrijven de algemene kennis bij de bevolking over alcohol?
Wie wetenschappelijk onderzoek publiceert en wie studies leest, weet dat er bij gesponsorde onderzoeken een hoger risico bestaat op minder nauwkeurige resultaten of zelfs op fouten. Dit noemen we een bias. Dit fenomeen is buiten de wetenschappelijke wereld, in een gewone maatschappelijke context al langer gekend. Iedereen kent wel de spreuk: ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt, waarmee bedoeld wordt dat je je financierder niet tegenpraat. Dat zelfs wetenschappelijke studies niet altijd eenduidig zijn, dat het resultaat kan variëren volgens de interpretatie van de cijfers is eveneens geen geheim. Of zoals mijn buurman, landbouwer van beroep, verwoordde: “papier is gewillig”.
Zouden multinationals (ook andere dan brouwerijen) hun mecenaat niet anoniem kunnen uitvoeren door één grote overkoepelende foundation op te richten waaruit wetenschappelijke en artistieke projecten gesteund worden? Dit zou elke schijn van partijdigheid en van beïnvloeding kunnen voorkomen. En het zou minstens even filantropisch zijn.
Over menslievendheid gesproken, als traumatoloog vind ik de BOB-campagne een goede zaak. Ik zie liever 4 beschonken mensen veilig thuisgebracht door één niet-drinker dan 5 beschonken slachtoffers in het ziekenhuis of in het mortuarium. Dat de BOB-campagne ook financieel gesteund wordt door de brouwersfederatie lijkt op het eerste gezicht dan ook nobel.
Op korte termijn is de BOB-campagne zeker een levensreddend idee. Maar zijn de onderliggende motieven even edelmoedig? Het probleem bij de BOB-campagne is dat het nog steeds het idee in stand houdt dat alcohol noodzakelijk is om plezier te maken, dat feestvieren onmogelijk is zonder alcohol. Hoe vaak hoor ik niet van jongeren dat alcohol drinken hoort bij het jong zijn, bij het studentenleven en bij het uitgaan. Aan dat idee draagt ook de BOB-campagne bij. Je kan je dan de vraag stellen of de financiële steun niet ook te maken heeft met marketing op de langere termijn dan louter met menslievendheid.
Ik wil de BOB-campagne niet laten afvoeren. Wel wil ik pleiten om de bevolking, naar analogie van de campagnes tegen tabak, op een correcte manier te informeren over alle gevolgen van alcohol. De gevaren van alcohol zijn niet beperkt tot de risico’s in het verkeer.
Op lange termijn moeten we streven naar een ander imago van alcohol.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier